Bijlage no 5.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1878.
12
Bij inzage van de situatie-teekeningen zal u intusschen blij- j
kendat het hoofdbezwaar is gelegen in de plaatsing van het
gebouw en het maken van den hoofdingang daarvan naast den i
hoofdtoegang van den tuin.
Immers kan door de plaatsing van den noord westelijken gevel
van het gebouwovereenkomstig het aangeboden plan, tusschen
dat gebouw en den vijver slechts een terrein van 45 meter
lengte overblijven, de breedte van het gebouw naar het nieuwe
ontwerp zal tengevolge hebben dat het oostelijk gedeelte van
den tuin bijna geheel door het gebouw wordt ingenomen.
Bovendien konbij de uitvoering van het goedgekeurde plan,
aan weerszijden van den toegang tot den tuin houtgewas blij
ven bestaan en die toegang daardoor nog bij den tuin gerekend
wordenterwijl bij eene stichting naar het nieuwe ontwerp de
tuin wordt beperkt tot het terrein rondom den vijver, met het
in 1874 nieuw aangelegd gedeelte.
Ten einde eenigzins te gemoet te komen aan ons bezwaar
omtrent het maken van den hoofdingang van het gebouwon
middelijk naast den hoofdtoegang van den tuinheeft het voor-
loopig bestuur zich bereid verklaard langs de zuidzjjde van het j
gebouw, van het Schoenmakersperk af, een ijzeren hek te
plaatsen op een afstand van 10 meter van de bestaande tuin
schutting.
Ofschoon de veiligheid van den toegangsweg naar den tuin
daardoor wel zou worden bevorderdn.l. zoodra de bezoekers
binnen het tuinhek zijnwordt echter de passage langs het
Schoenmakersperkvóór deu ingang van den tuinvoor perso-
neu die naar den tuin gaan of vandaar vertrekken op hetzelfde
oogenblik dat de rijtuigen zich naar of van het Harmoniegebouw
beseven, zeer belemmerd.
Hierbij komt nogdat als gevolg van de plaatsing van bedoeld
hek de rijtuigen niet onmiddelijk vóór den ingang van het ge
bouw kunnen rijden, zoodat door het plaatsen van eene losse
luifel aan dat bezwaar zoude moeten worden te gemoet gekomen.
Het mag dan ook, volgens onze eenparige meening, als ze
ker worden aangenomen, dat, indien het nieuw ontworpen ge
bouw volgens de situatie teekening wordt gesticht, binnen wei
nige jaren na de voltooijing de dringende noodzakelijkheid zal
worden gevoeld aan een ruimer avenue, zoowel voor den tuin,
als voor het Harmoniegebouw. Aankoop en amotie van belen
dende panden zal daarvan alsdan het onvermijdelijk gevolg zijn.
Door de plaatsing van den vóórgevel van het gebouw meer
westwaartsdan bij 't goedgekeurd projectzalzooals boven
reeds is opgemerkt i+Z 300 centiare grond vóór liet gebouw
aan den tuin worden onttrokken en met de publieke straat
worden vereenigd.
Bestrating en onderhoud van dat publiek terrein zal uit den
aard der zaak vrij belangrijke kosten van de gemeente vor
deren.
Wij hebben nagegaan of aan deze bezwaren zpude zijn te
gemoet te komenindien het gebouw meer oostwaartszóó
dat de vóórgevel zooveel mogelijk paralel aan de rooijing van
het Schoenmakersperk komt, wordt geplaatst.
Bij een onderzoek in loco is evenwel geblekendat daartegen
ook onoverkomelijke bezwaren bestaan omdat in dat geval eene
belangrijke aanplemping van de gracht langs de noordzijde van
het gebouw zoude moeten geschieden.
Niet alleen dat daardoor de welstand zoude worden benadeeld,
maar de technische bezwaron met opzigt tot afvoer van water
en de kosten van walbeschoeijing enz.die daarvan het gevolg
zouden zijn, maken ook dat plan geheel onaannemelijk.
Wij zijn dan ook na rijpe overweging eenparig tot het besluit
gekomen te moeten adviserenuwe goedkeuring aan het thans
ingezonden ontwerp te onthouden.
Wij zijn vooral tot die conclusie gekomen, nadat wij een
onderzoek in loco hadden ingesteldeen onderzoek dat voor de
beoordeeling van het plan noodzakelijk is.
Het is ook daarom dat wij gemeend hebben den directeur
der gemeentewerken te moeten opdragen om het terreindat
voor de stichting van het thans ontworpen gebouw verlangd
wordt, alsmede van den daarbij benoodigden grond, door pi
ketten af te bakenen, ten einde uwe vergadering in de gele
genheid te stellen u persoonlijk op bet terrein van onze bezwa
ren te kunnen overtuigen.
Op grond van het vorenstaande hebben wij alzoo de eer u
voor te stellen te besluiten
a. het door het voorloopig bestuur der vcreeniging de Har
monie bij missive van den 6 February 1.1. ingezonden plan van
het in den Prinsentuin en op het aangrenzend terrein te stich
ten gebouwniet goed te keuren
b. van het sub a besiotene, onder mededeeling van de mo
tieven, kennis te geven aan het voormeld bestuur.
Aldus voorgesteld ter raadsvergadering van den 14 Maart
1878, door
Burgmeester en Wethouders van Leeuwarden.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1878.
MIJNE HE EREN
Rij uw besluit van den 31 Januari 1878 werd goedgekeurd
het plan van den directeur der gemeentewerken voor een beurs
en waaggebouw, te plaatsen op den afgegraven Wirdumerpoorts-
dwinger entot dekking der kosten van aanbouw in beginsel
besloten tot het aangaan eener geldleening tot een bedrag van
hoogstens 160.000.
Wij werden door uwe vergadering uitgenoodigd
„ter zijner tijd de vereischte voorstellen te doen, zoowel om-
rtrent do wijzewaarop die leening zal worden aangegaanals
„omtrent de vraag, of, en zoo ja, op welke wijze eene heffing
„van beursregten zal worden in het leven geroepen.
Deze dubbele opdragt maakte bij ons collegie een punt van
ernstige overweging uit, van welke wij de resultaten in den
vorm van bepaalde voorstellen uwe vergadering bij deze ter
vaststelling aanbieden.
Voor het aangaan van bedoelde leening, meenden wij, dat
vooral op twee omstandigheden behoort te worden gelet, en
weldat zij hoofdzakelijk wordt aangegaan ten behoeve van
den handelwaarbij het belang der andere ingezetenenhoewel
onmiskenbaar groot, toch van meer indirecten aard is, zoodat
de rente en aflossing dezer leening zoo weinig als mogelijk is
de middelen dor gemeentewelke door alle ingezetenen worden
bijeengebragtbehooren te bezwaren.
In de tweede plaats behoeft niet voorbij gezien te worden
dat het te stichten beurs- en waaggebouw eene inrigting van
blijvenden aard is, welke, behalve de kosten van onderhoud,
niet spoedig weder uitgaven van belang zal eischenzoo dat de
aflossing der ten behoeve dier stichting aan te gane leening niet
binnen weinige jaren behoeft plaats te hebben maar over een
ruim tijdvak kan worden verdeeld.
Ie verband met dezo beide opmerkingen hebben wij getracht,
een plan te ontwerpen, waarbij in do dienst der leening, zoo
niet geheel, in ieder geval voor een belangrijk deel door de op
brengsten van de gestichte inrigting zal worden voorzien, met
dien verstandedat de gemeente zich daarvoor eenige opoffe
ringen zal moeten getroosten, door den afstand van een voor
andere doeleinden ook bruikbaar terrein, maar waarvoor op den
duur uit de opbrengsten derzelfde stichting eene vergoediug zal
kunnen worden terug gevondenzoodatbedriegt ons de ge
koesterde verwachting nietde gemeentezonder al te groote
offers, in het bezit zal komen van een fraai beursgebouw en
tevens haar welvaart zal vermeerderd hebben door eene practi-
sche gelegenheid voor den handel in het leven te roepen.
Het is duidelijk dat wijzoo sprekende de vraag óf er een
«beursregt zal worden geneven reeds in bevestigenden zin heb
ben beantwoord.
Wij wijzen ter aanbeveling van dit denkbeeld op de billijk
heid, welke voor zoodanige heffing pleit ab ook op de omstandig
heid dat het wettelijk orgaan van den handel „de kamer van koop
handel en fabrieken'" alhier, zoodanige heffing heeft aanbevolen.
Ook in een adres van vele kooplieden en landbouwers han
deldrijvende aan de beurs te Leeuwarden, aan uwe vergadering
gerigt dan 18en January 1877, waarbij op de stichting van het
beurpgebouw wordt aangedrongen, beschouwden deze belangheb
benden de heffing van eene matige contributie \an de beursbe
zoekers als eeno billijke en regtmatige tegemoetkoming voor de
gemeente.
De billijkheid behoeft naar onze mecning ook niet nader te
worden toegelicht dan door te wijzen op het onmiskenbaar voor
deel dat ieder handelaar heeft bij eene practibch ingerigte
goed gereglementeerde gelegenheid, om zijne waar te kunnen
aanbieden en in eene plaatswaar alle takken van handel zich
voreenigen.
Ieder handelaar die zijn eigen belang begrijptzal gaarne
Bijvoegsel behoorejïde bij de Leeuwarder Courant.
13
een kleine som afzonderen voor het voordeel en het gemak, dat
de gemeente hem op die wijze bezorgt.
Ook mag hier gewezen worden op de omstandigheid dat de
heffing van een beursregt ook uit de beurs zal verwijderd hou
den al die personen bij welke alleen overvloed van ledigen tijd
het motief van hunne tegenwoordigheid ter plaatse isen die
geen zaken doende noch willende doende beschikbare ruimte
wegnemen en de werkelijke handelaars in den weg loopen en
bemoeilijken.
Maar ook de adviezen van de kamer van koophandel en fa
brieken laten omtrent dit punt geen twijfel toe.
In de missive aan ons collegie dd. 16 October 1873 verklaarde
de kamer „dat zij het zelfs niet meer dau billijk achttedat de
„handelaren die in de allereerste plaats door de stichting eener
„beurs worden gebaat, eenige tegemoetkoming verleenen p.an de
„gemeente in de kosten van rente en aflossing van het te nego-
„tieeren kapitaal."
De Kamer overwoog verder, dat die tegemoetkoming was te
vinden in
lo. het verhuren van vaste plaatsen en monstertafeltjes,
waarvan zij het eventueel te verhuren getal raamde op honderd
en als huurprijs van zoodanige plaats of tafeltje tien gulden een
geschikte prijs oordeelde.
2o. het heffen van een beurs-entrée-recht der bezoekers,
waarvoor zij meende, dat gevoegelijk vijf gulden per jaar kon
worden vastgesteld, waaromtrent de kamer nog verder van
oordeel was, dat waarschijnlijk op het heffen dezer som van een
duizendtal bezoekers eventueel zoude kunnen worden gerekend.
Bij de behandeling dezer leening is het hier noodig na de
beursregten ook even stil te staan bij de waagals bestemd om
ook haar aandeel te dragen in de kosten der stichting van beurs
en waaggebouw.
In dezelfde missive verklaarde de kamer van koophandeldat
de waagregten tot nog toe tien cents per vat, zeer gevoegelijk
met 2 2 cent, dus tot twaalf en een halve cent per vat kunnen
worden verhoogd.
Deze voor de verhooging der waagregten gunstige meening
wordt geheel geregtvaardigd door hetgeen daaromtrent wordt
gezegd van wege de le afdeeling van de maatschappij van land
bouw en veeteelt in Friesland, de corperatie bij uitnemendheid
welke in deze materie als het orgaan van de Leeuwarder waag-
gebruiker8 mag gelden.
In het adres van genoemde vereeniging van den 3n November
1874 vindt men reeds het volgende
„Indien men het oog vestigt op de omstandigheiddat de
„werk en waagloonen in 1856 zijn vastgesteld en dat sedert dat
„tijdstip de waar, die het hier geldt, minstens 1/3 in waaide is
„gestegenzoo die waarde al niet is verdubbeldzoo zal niemand
„het onbillijk vindendat de bestaande werk- en wcegloonen
„met de helft worden verhoogd."
„Onze vergadering, althans met eene enkele uitzonderinguit
„landbouwers bestaandemeendedat zulk eene geringe ver
meerdering van onkosten niemand zoude terughoudende boter
enz. op de Leeuwarder waag te brengen."
In een later adres van dezelfde vereeniging gedateerd October
1876 wordt deze meening nader aangedrongendoor er met
verwijzing naar bovengemeld adres „nogmaals op te wijzen dat
„de landbouw zeker gaarne in de kosten door die verbetering
„veroorzaakt zal willen bijdragendoor betaling van hoogere
„waagregten dan thans worden geheven, welke regten nog zijn
„gegrond op eenen marktprijs van de boter, die zeker niet de
„helft van den tegenwoordigen middelprijs bedroeg."
Ook het hoofdbestuur van de Friesche maatschappij vaii land
bouw en veeteelt liet zich in zijn adres van 11 Maart 1877,
waarbij het nu vastgesteld voorstel tot vereeniging van beurs
en waaggebouw ter aanneming werd aanbevolenomtrent dit
punt geheel in denzelfden geest uit en wel als volgt:
„Laat zich dus vermeerderde aanvoer van boter en kaas en