14
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1878.
„vermeerdering van afnemers van die productenals gevolg van
„het vooropgestelde (u. 1. de stichting van beurs- en waaggebouw
„op de nu aangewezen plaats) verwachten, dan volgt daaruit
„vermeerderde opbrengst van de waaggelden, die thans zeer
„laag zijn en welke verhooging niet alleen door de vermeerderde
„kosten van de marktgelegenheidmaar vooral door de tegen*
„woordige prijzen van de boter en de kaas, wordt geregtvaardigd,
„als zijnde oDgeveer driemaal hooger dan ten tijdedat het
„tegenwoordig tariet van waagregten werd vastgesteld."
Waar dus het hoofdbestuur en het bestuur der le afdeeling
der maatschappij van landbouw zoo ondubbelzinnig eene verhoo
ging der waagregten aanbevelen, daar twijfelen wij nietof een
voorstel in dezen zin later door ons aan uwe vergadering te doen, zal
weinig bestrijders vinden, nu eene groote uitgaaf mede in het be
lang van den boterhandel door de gemeente te bestrijdeneene
vermeerdering van inkomsten van dezen diemt wenschelijk maakt.
Wjj stippen hier evenwel aan, dat eene verhooging dier regten
altijd eene proefneming iswaarvan het niet weislagen schade
zou veroorzaken en zullen er dus altijd de voorkeur aan geven,
die proefneming zoo voorzichtig mogelijk te bewerkstelligen
waarom wij ons dan ook zeer goed kunnen vereenigen met het
cijfer, dat de le afdeeling der maatschappij van landbouw en
veeteelt in Friesland daarvoor noemde, n 1 met eene zeer matige
verhooging van ongeveer 50° 0 of vijf cent per ll4 vat boter.
Wanneer wij nu overgaan tot eene berekening der vermoe
delijke batenwelke het te stichten beurs- en waaggebouw zal
opleveren dan baseeren wij onswat de beurs betreftgeheel
op de gegevens ons door de kamer van Koophandel en fabrieken
verstrekt en stellen die op ongeveer zesduizend gulden per jaar
en wel: voor een beursregt ad ƒ5 per persoon, voor duizend
personen ƒ5,000.verhuur van honderd standplaatsen of
tafeltjes ad 10 per plaats 1,000.zamen ƒ6,000.
Hier mag niet onopgemerkt gelaten worden, wat ook speciaal
door de kamer van koophandel wordt gememoreerdn.l.dat
alie te verhuren tafeltjes op lange na niet evenwel waard, althans
Dij de handelaren niet even gewild zullen zijn en dat een huur
prijs van tien gulden als een gemiddeld minimum is te beschou
wen terwijl de raming van honderd tafeltjes zich baseert op
den bestaanden toestand, zoodat bij eene eventueel te verwachten
vermeerdering van beursbezoek en eene doelmatige inschrijving
der handelaren op de huur van monstertafeltjes en van de tafels
voor d8 vlashandelaren de hiervan te verkrijgen som misschien
niet beneden genoemde raming zal behoeven te blijven.
Buiten het abonnement zouden wij van oordeel zijn dat voor
een enkel bezoek der beurs de entrée op vijf- en twintig cents
per persoon zal kunnen worden vastgesteld.
Wat de waag betreft, willen wij voor de verlangde berekening
do opbrengst der tien laatste jarenwelker uitkomsten bekend
zijn tot maatstaf nemen.
Fe onzuivere opbrengsten der waag waren in:
1867 5,20817'/, 1872 4,587.84 l/2
1S6S 4,765.49 1875 5,243 88
1869 5,419 31 1874 5,942.08
1870 5,685 43 1875 5,349 21 V2
1871 - 5,141.90 1876 5,034.10
Zamen 52,377.42
zoodat die onzuivere opbrengst per jaar gemiddeld 5 237.74
bedroeg.
De uitgaven der gemeente voor ae stadswaag waren in
1867 f3,680.38 1872 3,408.71i/2
1868 3,822.36 1873 4,099.94
1869 3,653 56 1874 4,554.16
1870 3,765.78 1875 4,156.99
1871 3,599.511/2 1876 5,518.51l/2
Zamen 40,259.911
zoodat die uitgaven per jaar gemiddeld ƒ4,025.99 bedroegen.
Hieruit volgt van zelf, dat als zuivere opbrengst der stadswaag
in de tien jaren gemiddeld ƒ1,211.75 per jaar door de gemeente
werd genoten.
Hierbij mag evenwel niet uit het oog worden verloren, dat de
steeds vermeerderende uitgaven hare aanleiding gedeeltelijk von
den in de telken jare klimmende kosten van onderhoud, her
stelling en uitbreiding der luifels van de bestaande waag, welke
door de stichting van het nieuw beurs- en waaggebouw vervallen.
Deze kostenwaarvan slechts een gedeelte noodig blijft voor
de gebruikte gereedschappen der waagwerkersbedroegen in
1867 161.83 1872 105 96 ft
1868 538.681/* 1873 471.31 D»
1869 28 56 1874 572.26
1870 20.451/2 1875 480.371J2
1871 123.01 1 2 1876 1,991.35
4,493.81
hetgeen 449.38 is gemiddeld per jaar.
Deze besparing bij de netto opbrengst ad 1211.75 berekend,
brengt ons tot eene ontvangst van 1661.13 gemiddeld per jaar.
Voegt men hierbij de besproken verhooging van waagregten
van tien cents per vat boter tot zestien cents per vat of wel
van zes tiende gedeelte der genoten waagregten, dan maakt dit
eene vermeerdering der opbrengsten als volgt
De weegloonen bedroegen in
1867 ƒ2,600.— 1872 2,250.—
1868 2,400.— 1873 2,600.—
1869 2,700.— 1874 2,900.—
1870 2,800— 1875 2,650.—
1871 2,550.— 1876 2,500
Zamen 25,950.
dat is gemiddeld per jaar 2,595.waarvan ü10 verhooging
n.l. 6 cent per !/4 vat boter is 1,557.zoodat, wanneer wij
deze verhooging der weegloonen voegen bij de berekende op
brengst ad f 1,661.13, verhoogiDg 1,557.als vermoedelijke
zuivere opbrengst der stads waag gemiddeld per jaar mag ge
rekend worden op een bedrag van ƒ3,218.13.
Wij stippen hier aan, dat wij buiten rekening hebben gela
ten de vermeerdering van aanvoer van boter en vooral van
kaaswelke vermoedelijk zal plaats grijpen bij de stichting
van het nieuw beurs- en waaggebouw. Ook wenschen wij hier
slechts in beginsel die verhooging van waagregten tot genoemd
bedrag te bespreken vooralsnog in het midden latende, onder
welke benaming en in welken vorm die waagregten later zul
len worden geind. Wanneer wij deze opbrengsten per jaar ad
ƒ3,218.13 voegen bij die van de beurs ad ƒ6,000.dan is
dit zamen ƒ9,21813, welk bedrag vermoedelijk beschikbaar
zal zijn voor rente en aflossing der door de gemeente voor het
gebouw aan te gane leening, en de verdere onkosten aan die
stichtiüg verbonden.
Wij gaan nu over tot de berekening van hetgeen jaarlijks
zoo voor den dienst der leening als voor bediening en onder
houd van het te stichten beurs- en waaggebouw zal noodig zijn.
Eene leening ad 160,000.welke vermoedelijk a pari zal
kunnen worden gesloten naar een rente van 41/2 °/0 vereischt
bij eene aflossiDg in
37 jaar eene annuiteit van ƒ9,000.bij eene aflossing in
51 jaar eene annuiteit van ztz f 8,000.terwijl met eene bij
drage van 8,000.per jaar gedurende de tien eerste jaren
en van ongeveer 7,000.de volgende jaren de leening in 86
jaren zal zijn afgelost, blijvende er voor het 87e jaar nog een
restant van zt 3,000.aan te zuiveren.
Hoewel ten voordeele van deze laatste wijze van aflossing in
87 jaar eene stem in ons collegie opgiDg met opzigt tot de
vroeger gemaakte opmerkingenzoo rneenen wijdat bij eene
aflossing in ruim vijftig jaar de jaarlijksche dieust der leening
voor de gemeente niet te drukkend zal zijn.
Tl it; "i-
WÊÊÊmimm
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1878.
15
Bovendien wordt de aflossing zeer weinig bezwarend en is de
annuiteit door de gemeente te voldoen zeer laag. Volgens de
gemaakte berekening isbij eene aflossing in 52 jaaraanvan
gende in het jaar 1881, wanneer wellicht do beurs voltooid en
in gebruik zal zijn gesteld, de jaarlijksche prarstatie gedurende
den oflossingstijd gemiddeld f 7,985 46 of 4 987 van het kapi
taal per jaardus nog geen 5 °u voor rente en aflossing zamen.
De berekening der gezamenlijke jaarlijksche uitgaven voor
het beurs- en waaggebouw zal dus ongeveer zijn als volgt
annuiteit der leening 7.985 46 onderhoud enz. 500.do
bediening van beurs- en waag onder aftrek der f 450.thans
door den waagmeester genoten en reeds onder de uitgaven der
waag opgenomen stelle ƒ500.dan is dit zamen uitgaaf per
jaar ƒ8,985.46.
De vermoedelijke inkomsten zijn geraamd op ƒ9,218.13, de
uitgaven op 8,985.46zoodat er jaarlijks welligt een klein
saldo der gemeente zal ten goede komen.
Het mag niet onvermeld worden gelatendat wij niets heb
ben berekend voor do huur, welke de bewaarplaats voor weeke
boter zeer zeker zal afwerpen. Ook zal er bij de later te ont
werpen verordening omtrent het gebruik van beurs en waag
gelegenheid zijn de bijdrage te bepalen welke zal kunnen worden
geheven van hen die publieke veilingen van boter houden en voor
die industrie van de locaiiteiten der stads waag gebruikmaken.
Het behoeft hier niet te worden herhaalddat de toekomst
alleen een voldoend antwoord zal geven op de vraag of onze
ramingen en die van de kamer van koophandel te rooskleurig
zijn vastgesteld dan welof de werkelijkheid die ramingen nog
zal overtreffen. Het is echter alleen ons doel geweest aan te
toonendatmoge na het gevallen besluit van uwe vergade
ring het stichten van beurs en waaggebouw niet aan twijfel
onderhevig zijnzelfswaar het kapitaal daaraan besteed eene
direct improductieve uitgave zoude moeten zijnalleen gemoti
veerd door het onmiskenbaar indirect belang der gemeente bij
den toenemenden bloei der handeler evenwel groote waar
schijnlijkheid bestaatdat dit kapitaal volstrekt niet productief
zal zijnmaar ook direct tastbare vruchten voor de gemeente
zal afwerpen.
Wat de voorwaarden der geldleening betreft, zoo wordt bij
het voorgestelde eenigzins afgeweken van den tot nog toe ge
volgden regel, om alleen een minimum van vorpligto aflossing
vast te stellen, welke afwijking eensdeels haren grond vindt in
den bijzonderen aard der leening anderdeels in de overtuiging,
door de helft van ons collegie voorgestaan, dat, moge het een
zeker gemak aanbieden voor de gemeentelijke administratie, om
binnen de grenzen van een minimum geheel vrij te blijven in
die aflossing, er nog meer is dat pleit voor een vooraf vastge
steld aflossingsplan. Bij de vermeerderende uitgaven der ge
meente toch is het te verwachtendat er van buitengewone af
lossing niet veel zal komen, zoodat feitelijk de minimumstel-
ling een bepaalde aflossing is. En dan schijnt het verkieslijk
ook aan de geldgevers niet alleen den waarborg te geven, dat
het verstrekt kapitaal binnen zekeren termijn zal worden afge
lost, maar hun tevens do wetenschap te verschaffen, waaneer
zij voor hun vrijkomend kapitaal weder ander gebruik zullen
moeten zoeken. Op dezen grond kwam het ons collegie niet
onraadzaam voor in dezen het voorbeeld van de provinciale
geldleeningen te volgen en bij de eerste loting reeds al de aan-
deelen volgens het plan uit te loten, zoodat bij de uitgifte der
definitieve stukken daarop den datum der aflossing zal kunnen
worden vermeld. De overweging dat velen eene obligatie welke
werkelijk bestemd is om eerst bij een der laatste aflossingen te wor
den terug betaald minder begeerlijk is voor velenwerdmeende
men, krachteloos gemaakt door de wetenschap dat er ook geldgevers
zijnb.v. stichtingen enz. die wegens vernieuwde autorisatiën voor
belegging als anderzins juist prijs stellen op obligatiën, waarvan
de aflossing niet spoedig volgt. 'Éindelijk mag men niet uit het
oog verliezendatwordt een minimum van aflossing hoog vast
gesteld, dit minimum zelf in jaren, wanneer groote buitenge
wone uitgaven voor de deur staande begrooting der gemeente
drukt juist in de eerste jaren, als de rente nog over het volle
geleende kapitaal moet worden betaald, terwijl wanneer het
laag wordt vastgesteldde verleiding groot wordtom bij lage-
ren rentestand de aflossing dor leening te bespoedigen en 3bii
hoogoren rentevoet de aflossing te vertrageneene onzekerheid
welke waarschijnlijk de kapitalisten tot deelneming niet kan
aansporen. Wanneer nu door toepassing van de beide begin
sels 11I. het vast aflossingsplan en de aanwijzing van den aflos-
singstijd van alle aandeelen bij de eerste uitloting ieder obliga
tie als het ware een kapitaal wordt, voor een bepaalden tijd
verstrektdan kunnen de geldgevers door onderlinge ruiling
der stukken hun kapitaal terug bekomen, op den tijd welke
hun gelegen komt.
Ook ging in ons collegie eene stem opwelke het uitgeven
dezer leening in kleine obligatiën van b. v. 100 aanbeval.
Daarvoor werd aangevoerd, dat zoodanige uitgifte het vormen
van een aflossiugsplanwaarbij de jaarlijksche praestatie der
gemeente voor den dienst der leening gelijkmatig is, mogelijk
maakt; verder dat de soliede provinciale-en gemeenteleeningen,
als niet onderhevig aaD de koers fluctuatie» der dagelijks geno
teerde publieke fondsenlangzamerhand ook voor kleinere geld
beleggers een geschikte gelegenheid van plaatsing hunner spaar
penningen zouden kunnen opleverenhetgeen om twee beweeg
redenen wel aanbeveling verdienteensdeelsomdat ook de
medewerking van het kleine kapitaal niet ongewenscht mag
worden geacht, om de vele provinciale- en gemeenteleeningen,
welke aan de markt komenzonder verhooging van den rente
voet gemakkelijker te doen observeerenanderdeelsom
het publiekdat door vele in buitenlandsche leeningen geleden
verliezen daarvoor ietwat schuchter is geworden, eene gemakke
lijke en geschikte gelegenheid tot plaatsing van geld aan te bieden.
Deze argumenten vonden evenwel bij de meerderheid van ons
collegie geen weerklank, die van oordeel was, dat zulk eene
leening met zulke kleine aandeelen uit den aard der zaak zoo
veel talrijker minder gemakkelijk zoude worden geplaatst; dat
de tu8schen personen zich minder gaarne met do plaatsing dier
kleine stukjes zouden inlatendat ook weger.s den meerderen
omslag bij de uitgifte en de verhoogde kosten voor druk- en
zegelkosten de verdeeling in obligatiën van duizend gulden met
des verkiezende splitsing in onderdeden van vijf honderd en twee
honderd gulden verre de voorkeur verdient.
Op grond van en in verband met al het vorenstaande hebben
wij bij deze de eer u voor te stellen te besluiten:
1. Voorbehoudens goedkeuring van gedeputeerde staten van
Friesland, ten behoeve der gemeente Leeuwarden, tot bestrij
ding der uitgaven voor de stichting van een nieuw beurs- en
waaggebouw op den afgegraven Wirduraerpoortsdwinger, aan te
gaan eene geldleening tot een bedrag van 160,000 en te dien
einde goed te keuren het aan dit voorstel bijgevoegd daartoe
strekkend ontwerpbesluit.
2. Burgemeester en wethouders uit te noodigen, ter zijner
tijd, vóór dat dit gebouw zal zijn voltooid, aan den raad ter
goedkeuring aan te bieden eene verordening of een reglement
omtrent het gebruik der beurswaarin de heffing van een entree
der beursbezoekers en het verhuren der vaste plaatsen of mon
stertafeltjes volgens den in dit voorstel ontwikkelden maatstaf,
nader wordt geregeld en vastgesteld.
3. In beginsel te besluiten tot eene verhooging der waag
regten met '*,10 gedeelte van hetgeen nu wordt geheven, met
uitnoodiging aan burgemeester en wethouders ter zijner tijd
daaromtrent de noodige voorstellen aan den raad te doen.
kM
ONTWERP.
De raad der gemeente Leeuwarden,
Gezien zijn besluit van den
Gelet op het bepaalde bij artikel 194 letter a der gemeentewet.
Ns