v n n n n ra'*e' Bijlage no. €S. 16 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1878. Besluit Voorbehoudens goedkeuring van gedeputeerde staten van Fries land, ten behoeve der gemeente Leeuwarden, tot bestrijding der uitgaven voor de stichting van een beurs- en waaggebouw op den afgegraven Wirdumerpoortsdwingeraan te gaan eene geldleening groot ƒ160,000.overeenkomstig het volgende PLAN: Art. 1. Deze geldleening wordt, tegen eene rente van vier een tweede ten honderd in het jaaraangegaan tot een bedrag van 160,000.verdeeld in drie seriënde eerste tot een bedrag van ƒ60,000.—. Van de tweede en derde wordt het bedrag en de tijd van opname door burgemeester en wethouders vastgesteld. Art. 2. De wegens deze leening onder een doorloopend volg nummer uit te geven schuldbekentenissen worden gesteld op naam of aan toonder, ter keuze van de deelnemers, ieder ten bedrage van duizend gulden. Zij kunnen ook in onderdeelen van vijf honderd en van twee honderd gulden worden gesplitst, uit te geven onder het zelfde nummer, geteekend met letter A Ben zoo noodig CD en E. Art. 3. Bij elke schuldbekentenis worden afgegeven de noodige coupons, ieder voor een jaar rente, telkens 1 Julij verschijnende. Daarbij wordt zoo noodig gevoegd een bewijs ter bekoming van nieuwe coupons voor het vervolg. De verschenen coupons zijn betaalbaar ten kantore van den gemeenteontvanger. De rente en aflossing der schuldbekentenissen zullen worden voldaan uit de opbrengsten van het beurs- en wanggebouw en, voor zooverre deze niet voldoende zijnuit de plaatselijke inkomsten. Art. 4. De deelneming in deze geldleening wordt, respecti- veljjk tot het bedrag voor elke serie bepaald, bij openbare in schrijving aan den meestbiedende opengesteld. De inschrijvingen geschieden voor een of meer aandeelen, groot duizend guldenterwijl daarbij wordt vermeldhoeveel obligatiën van ƒ1000.— of van ƒ500.— of van 200.— de inschrijver verlangt, ingeval zijne inschrijving wordtaangeno men onder opgave tevens van den persoonten wiens name de obligatiën moeten worden gesteld wanneer daaraan boven het Btellen van deze nan toonder de voorkeur wordt gegeven. Voor zoover de aanbiedingen aan burgemeester en wethou ders aannemelijk voorkomen erlangt de hoogste bieder de aan deelen waarvoor hij heeft ingeschrevendaarop volgt degene die na hem het hoogste bod heeft gedaan en zoo vervolgens. Indien door twee of meer der hoogstbiedenden voor gelijken prijs meer is ingeschreven dan benoodipd isbeslist het lot tus- Bchen hen. De billetten van inschrijving moeten op zegel geschreven en vóór of op den door burgemeester en wethouders te bepalen tijd bij dat collegio ingekomen zijn. Op den omslag der billetten moet, met aanduiding der serie waarop de inschrijving betrekking heeft, worden vermeld: „Billet van inschrijving voor de geldleening van ƒ160,000. De opening daarvan heeft in het openbaar, op een door bur gemeester en wethouders te bepalen tijdstipin eene vergade ring van hun collegie plaats. Binnen vier dagen na het openen der billetten wordt aan de belanghebbenden, wier inschrijvingen geheel of gedeeltelijk zijn aangenomendaarvan kennis gegeven. Art. 5. Wannee- niet voor het volle bedrag der opengestelde serie van deze leening is ingeschreven of wel de inschrijvingen ten deele door burgemeester en wethouders onaannemelijk zijn geacht, wordt door dat collegie voor het resterend bedrag op nieuw eene inschrijving opengesteld overeenkomstig de bepa lingen van dit plan, behoudens wijziging van den termijn van storting en het tijdstip van ingang der rente, tenzij het collegie besluit voorshands eene nieuwe inschrijving achterwege te laten, in welk geval het restant der niet tot het volle bedrag aange nomen serie bij de volgende serie wordt gevoegd. Art. 6. De stortiDg der wegens de eerste serie ingeschreven sommenzoover betreft de tengevolge der eerste openstelling aangenomen inschrijvingen, moet geschieden op een door bur gemeester en wethouders nader te bepalen tijdstip. Bij vernieuwde openstelling der inschrijving wordt het tijd stip van storting en ingang der rente van de alsdan aan te nemen sommeningevolge art. 5 aangewezen. De rente van de voor de eerste serie te storten sommen gaat in met den dag van storting of zoodanig vroeger tijdstip als door burgemeester en wethouders bij de openstelling der in schrijving wordt bepaald. Art. 7. Bij de storting worden aan de deelnemers de schuld bekentenissen door den gemeente-ontvanger afgegeven. Art. 8. Deze leening wordt afgelost in 52 jarenbij jaar- lijkscho aflossing, op den ln Julii te beginnen in 1881 als volgt: 1879 1180 1881 1 aandeel ad ƒ1000 1882 1 1883 1 1881 1 1885 1 1886 1 1887 1 1888 1 1889 1 1890 1 1891 1 1892 1 1893 1 1894 1 1895 1896 2 1897 2 1898 2 1899 2 1900 2 1901 2 1902 2 1903 2 1904 2 1905 2 1906 2 Art. 9. nihil '1907 3 aandeel ad 3 1908 3 1000 1909 3 1000 1910 3 1000 1911 3 1000 1912 3 1000 1913 3 1000 1914 4 1000 1915 4 1000 1916 4 3 1000 1917 4 1000 1918 4 3 1000 1919 4 3 1000 1920 5 3 1000 1921 5 3 1000 1922 5 3 1000 1923 5 It 2000 1924 6 2000 1925 6 71 2000 1926 6 7t 2000 1927 6 3 2000 1928 7 3 2000 1929 7 3 2000 1930 7 2000 1931 8 2000 1932 5 3 2000 2000 52 160 3000 3000 3000 3000 3000 3000 4000 4000 4000 4000 4000 4000 5000 5000 5000 5000 6000 6000 6000 6000 7000 7000 7000 8000 50«0 ƒ160,000 De uitloting van alle aandeelen volgens bovenstaand aflossingsplan heeft plaats in eene openbare raadsvergadering in de maand volgende op die waarin de laatste serie dezer geld leening wordt uitgegeven. De uitslag daarvan wordt in een of meer der in de gemeente uitkomende dagbladen bekend gemaakt. Daarbij wordt tevens aangegeven wanneer de obligatiën der reeds vroeger uitgegeven Beriën kunnen worden aangeboden ten einde den aflossingstermijn daarop van wego de gemeente te doen aanteekenen terwijl bovendien ieder jaar in de maand Mei de houders der obligatiën in dat jaar ter aflossing aangewezen door middel dier dagbladen zullen worden opgeroepen hunne stukken op den lsten Juflj daaraanvolgendemet de alsdan niet verschonen couponsten kantore van den gemeente-ontvanger in te leveren. Art. 10. Aan de gepatenteerde kassiers of handelaars in effecten wordt '/4 pet. provisie toegekend voor de door hen ingeschreven en door burgemeester en wethouders aangenomen sommente voldoen op daartoe aan dezen in te dienen decla- Voorgesteld ter raadsvergadering van den 25 April 1878 door Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden. Bijlage tot het verslag der handelingen van don gemeenteraad te Leeuwarden1878. VERSLAG van do Commissie van rapportours uit do sectiën van den gemeenteraad omtrent do voorstellen van burgemeester en wethou ders botrotfondo do oprigting van eene theoretische en practische ambachtsschool. Hot onderzoek van do ter raadsvergadering van 12 April 1877 door burgemeester en wethouders ingediende voorstellen betreffende de oprigting van eene theoretische en practische ambachtsechool heeft in allo sectiën tot uitvoerige gedachten- wisselingen aanleiding gegeven. Alvorens daarvan verslag te doenzij 't der commissie van rapporteurs verooroofdkortelijk den loop der zaak in herinne ring te brengen. Zij werd reeds den 11 November 1875 bij don raad aanhangig gemaakt, 't Geschiedde ten gevolge van een adres van commis sarissen uit een vijftal corpoiatiën en vereenigingenstrekkende, dat door den laad tot bedoelde oprigting werd overgegaan, zoo noodig door hervorming van do bestaande burgerdagschool in de door hen gewenschto inrigting. Werd daartoe beslotendan stelden zij eene som van f 35,000, benevens eene jaarlijksche subsidie van f 650 ten minste gedurende tien achtereenvolgende jarenbeschikbaar tot bestrijding der te maken kosten. Adres santen deelden verder mede, dat bovendien het Old Burger weeshuis zich de beslissing had voorbehouden omtrent het al of niet verleenen eener jaarlijksche bijdrage. Het adres werd in genoemde raadszitting aan burgemeester en wethouders om advies gezonden. Waar het een zoo belang rijk onderwerp gold als hier het geval wasmeenden deze niet alleen te moeten afgaan op do voorlichting van de commissie van toezigt op het middelbaar onderwijshoe hoog die ook door hen werd geschatmaarinzonderheid ten aanzien van de inrigting en de resultaten van het practisch ambachtsonderwijs, mede elders do vercischte opgaven te moeten inwinnen. Insge lijks werd de inspecieur van het middelbaar onderwijs, de lieer dr. Sttijn Parvédoor hen geraadpleegd. Met een en ander ging zooveel tijd verlorendat burgemees ter en wethouders pas ter raadsvergadering van 12 April 1877 in staat waren, rapport over de zaak uit te brengen. Zij stel den ten slotte voor, te besluiten: 1. Burgemeester en wethouders te magtigen om zich bij gemotiveerd adres te wenden tot de hooge regering, met ver zoek dat aan de gemeente ontheffing moge worden verleend van hare verpligting tot het houden eencr burgerdagschool, ge lijk die thans is ingerigt, onder voorwaarde, dat van gemeente wege eene ambachtsschoolingerigt als in hun rapport word aangeduidzal worden in het leven geroepen. 2. Aan adressanten te kennen te gevendat de raad gene gen is tot de oprigting van eene theoretische en practische ambachtsschool over te gaan, mits de hooge regering de gemeente ontheffe van de verpligting tot het instandhouden der burger dagschooltot welko ontheffing hunnerzijds de vereischte aan vrage zal worden 3. Mede aan adressanten te berigten, dat, zoo de aangevraagde vergunning door de regering mogt worden verleend, do raad zich bereid verklaart, voorbchoudens goedkeuring van gedepu teerde staten, de aangeboden som van/'35,000.benevens de jaarlijksche subsidie ad /'650.minstens voor den tijd van 10 jaren, voor de gemeente cn ten behoeve van de oprigting eener ambachtsschool aan te nemen. 4. Burgemeester en wethouders uit te noodigen omzoodra de sub 2°. bedoelde ontheffing door de regering zal zijn verleend, van de staten dezer provincie eene jaarlijksche subsidie ten be hoeve van do op te rigten ambachtsschool aan te vragen. Bijvoegsel, behoorende bij de Leeuwarder Courant Met het oog op do belangrijkheid van deze voorstellen werd in de zitting van 26 Mei 1877op voorstel van vijf leden be sloten, de zaak in de sectiën te onderzoeken. Omstandigheden van verschillenden aard waren oorzaak dat tot het voorgenomen onderzoek niet werd overgegaan. Tot de vertraging gaf inzonderheid ook aanleiding zekere bewe ging die de voorstellen van burgemeester en wethouders had den in 't leven geroepenmeer bijzonder de uitvoerige behan deling der zaak in twee vergaderingen van de afdeeling Leeu warden der vereeniging „Volksonderwijs". Daarbij kwam later het officieus bekend geworden gevoelen van den inspecteur dieiu een schrjjven aan den wethoudersedert aan het hoofd der gemeente geplaatst, onderscheidene bedenkingen tegen het plan inbragt en ten slotte uitstel der behandeling aanried met het oog op eene, zijns inziens, waarschijnlijk eerlang te wach ten herziening der wet op het middelbaar onderwijs. Toch zou aan de vertraging eens een einde worden gemaakt. Ingevolge eene in de raadsvergadering van den 11 October 1877 door een der leden ingediende motiebesloot de raad op nieuw, tot het sectie onderzoek over te gaan. Aan dit besluit werd nu weldra uitvoering gegeven. Het bleek daarbij al dadelijk, dat het bovenbedoeld schrijven van den inspecteur van grooten invloed op het gevoelen van tal van ledeu was geweest, 't Was nader gebleken, dat zijne bedenkingen voornamelijk golden de opheffing van de bestaande burgerdagschool. Ook het oogenblik voor eeno zoo ingrijpende verandering, als burgemeester en wethouders hadden voorge dragen, noemde hij ongelukkig, nu de hoop mogt worden ge koesterd dat weldradoor eene herziening dor wet op het middelbaar onderwijsde burgerdagscholen door betere iarigtin- gen voor den ambachtsstand zouden worden vervangen. Dat schrijven, en in zeker opzigt ook het ongunstig advies van do commissie van toezigt op het middelbaar onderwijs legde zelfs zooveel gowigt in de schaal, dat het in de le en de 3e sectie aanleiding gaf tot het stellen van de prealabele vraag, of de behandeling der voordragt niet voor een onbepaaldon tijd diende te worden uitgesteld In de le sectie kwam men tot eene toestemmende beantwoor ding dier vraag, Dadat men zich eerst algemeen had vereenigd in het gevoelen, dat het iu den gegeven stand van zaken on geraden zou zijnte besluiten tot opheffing van clo burgerdag- s c hooi. In de 3o sectie lokte de vraag breedvoerige discussiën uit. Zijdie eene afwachtende houding wenschten te hebben aan genomen, grondden zich voornamelijk ook op het door den in specteur geopende vooruitzigt eener herziening dor wet op het middelbaar onderwijs. Volgens hen zou, nu een nieuw mi nisterie was opgetreden, die herziening te eerder zijn te wach ten en ook nog dSArom, dewijl de beweging over de ambachts scholen al meer en meer veld won. Er werd verder op gewe zen dat de zaak ook niet zoo grooten spoed eischto. Zelfs bij memorie post kwam ze niet op do gemeente-begrooting voor 1878 voor. Welke dringende reden, zoo werd gevraagd, kon er voor Leeuwarden meer dan voor eenigo andere gemeente be staan om in eene met zoo aanzienlijke kosten verbonden aan gelegenheid vóór te gaan Was 't, nu zeer spoedig belangrijke uitgaven voor do oprigting van een gymnasium volgens de nieuwe wet op het hooger onderwijs moesten worden gedaanniet ver kieslijk eerst het noodzakelijkehet h\j de wet opgelegde uit te voeren en daarna de andereminder dringendezaak af te doen Er werden echter ook tegenovergestelde beschouwingen ont wikkeld. Afgescheiden van de vraagof het wel kon opgaan tot een zoo onbepaald uitstel te besluiten, hoofdzakelijk op grond van een geheel particulieren brief, gelijk die van don inspecteur wasoordeelden andere ledendat in ieder geval tot do behandeling der voorstellen van burgemeester en wethouders diende te worden overgegaan, geheel ook overeenkomstig de strek- 6

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1878 | | pagina 9