Bijlage no. 1. 2 Afzonderlijke bijlage tot het verslag gemeente aanbiedt en de bezwaren welke toch de raad van eene verplaatsing weerhielden en ook door het geneeskundig staats- toezigt werden beaamdzijn sedert niet minder geworden. Under de in dat rapport genoemde terreinen is echter een aan de Dokkumer Eevroeger toebehoorende aan den heer Ter Horstdat onlangs door aankoop eigendom van de gemeente is ge worden en zoowel door deze omstandigheid als door zijne betrekke lijk gunstige ligging derhalve boven de andere voor het beoogde doel in aanmerking zou kunnen komen. Van den directeur der gemeentewerken is alzoo eene opgave gevraagd van de kosten der inrigting van het aschland daar ter plaatseterwijl door den di recteur der reiniging eene becijfering werd gegeven van de ver moedelijke exploitatie-kostendie een gevolg van de verplaat sing zouden zijn. Uit de hierbij gaande globale begrootingen blijkt, dat voor de onmiddelijke kosten van aanbrenging en inrigting op ruim ƒ100,000 moet worden gerekend, terwjjl de jaarlijksche explotatie-kosten minstens 15000 meer dan thans zouden be dragen behalve eene directe uitgaaf in eens van p. m. ƒ15000 voor aanschaffing van meerdere paarden en materieel. Tegenover deze berekeningendie hoewel uit den aard der zaak globaal, toch naar onze meening geenszins overdreven kunnen geacht wordenachten burgemeester en wethouders het niet mo gelijk de verplaatsing van het aschland te kunnen aanbevelen. Te minder kunnen zij dat, dewijl het thans gebezigde terrein, gezwegen van andere voordeelendoor zijne ligging aan den spoorweg eene bijzonder gunstige gelegenheid aanbiedtom bij gesloten water of andere stremming van de scheepvaart de mest- specie per spoorweg te kunnen afvoeren, eene gelegenheid die hoewel tot dusverre niet benuttigdevenwel voor het vervolg zonder twijfel van groot belang mag worden geacht. Had de ondervinding sedert de nieuwe inrigting dezer verza melplaats opgedaan werkelijk bewezendat ernstig gevaar of hinder door de compost verzameling aan de omwonenden werd toegebragt. wij zouden evenmin als uwe vergadering de verant woordelijkheid op ons willen laden, om de gezondheid en het welzijn dier omwonenden op te offeren aan het linantiëel belang der gemeente. Doch waar niets dan onbewezen en naar onze overtuiging onbewijsbare asserties worden aangegrepen om de gemeente tot een jaarlijksche meerdere uitgaaf van 20,000 te dwingen, ware het onverantwoordelijk indien het gemeentebestuur zich niet met alle kracht tegen eene dergelijke pressie verzette. Het deels ongegronde, deels overdrevene der klagten in der tijd door enkele ingezetenen van de Schrans aangeroerdis in onze memorie aan den raad van state (in druk aan uwe verga dering medegedeeld) uitvoerig betoogdwij rekenen het alzoo onnoodig daarop terug te komen en bepalen ons tot de weder legging van hetgeen door Gedeputeerde Staten in hunne laatste resolutie van 30 Januarij 1879, opzigtens het onvoldoende van het bestaande aschland is aangevoerd. In de eerste plaats betreft dit de gelegenheid tot ierberging, waar voor volgens Ged. Stat. nog eene ruimte van 512 M:l wordtgeeischt. Wij willen in 't midden laten dat, ons tot de noodzakelijkheid van eene zoo groote bergruimte te besluiteneen zamcnloop van ongunstige omstandigheden wordt vereischt die zich al hoogst zelden zal voordoen, doch wijzen eenvoudig op de alles afdoende omstandigheiddie door Gedeputeerde Staten geheel is voorbij gezien, dat namelijk de afzonderlijke verzameling en verkoop van ier een geheel onverpligte maatregel is geweest, waartoe het bestuur niet in het belang van hygiène of reinheid, maar wegens het daaruit te wachten finantieel voordeel heeft besloten, eenige jaren nadat de exploitatie der stadsreiniging op den be- ■taanden voet was aangevangen. Hogt dus de aanvoer van ier zoodanigen omvang verkrijgendat daaruit nadeelige gevolgen te vreezen zijndan zal net gemeentebestuur altoos volkomen bevoegd zijn de afzonderlijke ophaling dier mestspecie zoo te beperkendat de bestaande ruimte in alle omstandigheden vol doende blijft om de ier, uit de compost verkregen, daarin te bergen. De beperktheid van het terrein waarop Gedeputeerde Staten vervolgens als een motief voor verplaatsing meenen te moeten wijzenkan op dit oogenblik geen aanleiding tot zorg geven wanneer men in aanmerking neemt dat in 1871 het eerste jaar der exploitatie 5019 last mestspecie werd opgezameld in 3 berg- van 's raads handelingenover 1879. plaatsenterwijl de opbrengst in 1878 tot 5595 last was geste gen, waarvoor 5 bergplaatsen beschikbaar waren. Uit de vergelijking dezer cijfers blijkt, dat de invoering en de uitbreiding van het tonnenstelsel in deze gemeente niet die in vloed op de compost-verzameling heeft gehadwelke Gedepu teerde Staten daaraan toeschrijven. Wanneer men nu in aan merking neemtdat na de laatstelijk zoozeer vermeerderde uit breiding van het tonnenstelsel gerekend kan wordendat de faecalia van 5/6 gedeelte der bevolking wordt opgezameld dan meenen wij vooreerst de productie op niet hooger dan 6000 last te mogen ramen een cijferwaarvoor de bestaande bergruimte meer dan voldoende isdaar bij eene jaarlijksche productie van 5600 last tot nog toe slechts 4 van de 5 compostloodsen in ge bruik zijn genomen. Aannemende, op grond van deze ervaring, dat iedere loods jaarlijks in staat is 1400 last te bergenzou de produotie tot 7000 last per jaar moeten Btjjgenvoor dat zioh behoefte aan eene nieuwe bergplaats deed gevoelen. Eindelijk wijzen Gedeputeerde Staten op de belangrijke kosten die de vervloering der compost-bergplaatsen zal vereiBchen en vooozeker zal die maatregel, waarvan wij het nut blijven be twijfelen, hoogst bezwarend voor de gemeente zijn. Het is ons echter na onderzoek geblekendat het doel door Gedeputeerde Staten beoogdhet verkrijgen namelijk van geheel waterdigte bodems in die bergplaatsen op even voldoendedoch veel min der kostbare wijze kan worden bereikt door het aanbrengen van een oementlaag over de bestaande bevloering. Het onderzoek door de directeuren van de gemeentewerken en van de stadsreiniging deswege ingesteldheeft beide ambte naren tot de overtuiging geleiddat na behoorlijke zuivering van den bestaanden vloer in de compostloodsen een cementlaag van 4 centim. dikte kan worden aangebragt, die geheel aan de eischen voldoet en evenzeer als een nieuwe in tras gemetselde bevloering het doordringen der specie in den bodem zal tegen houden. De kosten daarentegen zullen ongeveer twee derde minder bedragen. De gevolgen eener verplaatsing, gelijk door Gedeputeerde Sta ten wordt gewenschtzullen alzoo zijn eene uitgave die, in ka pitaals-waarde uitgedrukt, op niet minder dan 400,000 mag wor den geraamdzonder eenig daartegenover te stellen voordeel terwijl de gezamenlijke kosten der verbeteringen, gelijk die naar ons oordeel aan het bestaande aschland kunnen worden aange bragt niet meer dan 10 a 12.000 zullen bedragen. Zelfs al mogten gedeputeerde staten op de noodeloos kostbare uitgaven voor die verbetering blijven aandringengelijk die in hunne laatste resolutie worden aangeduiddan zou toch nog het linan tiëel voordeel voor het behoud der verzamelplaats ter plaatse waar die thans bestaat zoo verre overwegend zijndat aan eene verplaatsing nimmer de voorkeur ware te schenken. Op grond van al het aangevoerde hebben wij alzoo de eer uwe vergadering voor te stellen a. aan heeren Gedeputeerde Staten te berigten, dat naar aan leiding hunner resolutie van 30 Januarij 1879, no. 33, de zaak der verplaatsing van het aschland nogmaals in ernstige overwe ging is genomendoch dat het gemeentebestuur daartoe voor alsnog niet wenscht over te gaaneensdeels dewijl volstrekt niet de noodzakelijkheid eener verplaatsing wegens gevaar, schade of hinder voor de omwonenden is gebleken 2. dewijl de onvermijdelijke hinder, waarover door verschil lende omwonenden wordt geklaagd bij eene eventuële verplaat sing evenzeer door anderen zou worden ondervonden; 3. dewijl eene verplaatsing zonder aan eenig gemeentebelang bevorderlijk te zijn uitgaven zoude eischen, ongeevenredigd aan de finantiële draagkracht der gemeente; b. mede aan heeren Gedeputeerde Staten in overweging te ge ven de voorwaarden vervat in hunne resolutie van 10 Januarij 1878no. 51in zooverre te wijzigen, dat het aanbrengen eener waterdigte bodembedekking der vijf beBtaande compostloodsen geschiede door de thans aanwezige halfsteenbestrating, nadat de zelve behoorlijk zal zijn sohoongemaaktworde bedekt meteen laag portland cementminstens ter dikte van 4 centimeter dat deze verbetering geleidelijk binnen 3 jaar worde uitgevoerd. Aldus voorgesteld ter raadsvergadering van den 26 Junjj 1879 door burgemeester en wethouders van Leeuwarden. Bijlage lot hel verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1879. 1 NADER VOORSTEL van burgemeester en wethouders, tot wijziging der verorde ning regelende het getal en de bezoldi ging van do ambtenaren ter gemeente secretarie, zoomede van do beambten voor de verdere dienst in het gemeente huis. MIJNE HEEREN! Tengevolge van de discussienwaartoe in Uwe vergadering van 24 December 1878 aanleiding gaf ons voorstel van den 12 dier maand, tot vaststelling eener nieuwe verordening re gelende het getal enz. van de ambtenaren ter gemeente-secre tarie werd dat voorstel door ons ter nadere overweging terug genomen in verband met een door den lieer Troelstra ingediend amendement. Die nadere overweging heeft er toe geleid, dat wij ons kun nen vereonigen mot de strekking van het amendementin zoover betreft het bepalen van een minimum en maximum voor de jaarwedden van al de secretarie beambten. Het by 't amendement omschreven bedrag der minima en maxima van de jaarwedden dient echter naar ons oordeel eenige wijziging te ondergaan en te worden gesleld Voor den Commies van ƒ1200 tot ƒ1500, omdat bij de bestaande verordening de jaarwedde van dezen titularis op ƒ1200 is bepaald en dit bedrag als minimum geene verhoo ging eischtterwijl een maximum van ƒ1500 voldoende is te achten Voor de adjunct-commiezen tot dusverre door le en 2e klasse onderscheiden, van ƒ800 tot ƒ1200, dewijl anders het verschil tusschcn beide cijfers te gering schijnt en ook het maximum voor de klerken aangegeven in eene minder ge- wenschte verhouding zou staan tot het minimum voor hen die tot adjunct-connuies zijn bevorderd. In overeenstemming daarmede zal art. i der hij ons voor stel van 12 December 1878 overgelegde verordening moeten worden gewijzigd gelyk het hierna is omschreven. Op grond van het vorenstaande hebben wij de eer U bij deze in overweging te gevenvast te stellen de volgende VERORDENING regelende het getal en de bezoldigingen van do ambtenaren tor gemeente-secretarie, zoomede van de beambten voor de verdere dienst in het gemeentehuis. Art. 1. Ton behoeve der secretarie van do gemeente Leeu warden kunnen worden aangesteld a. op het hoofdbureau: een commies op eene jaarwedde van 1200 tot 1500. twee adjunct-commiezen ieder op eene jaarwedde van 800 tot ƒ1200. vier klerken, ieder op eene jaarwedde van ƒ400 tot 700. b. op het bureau van den Burgerlijken stand twee adjunct-commiezen ieder op eene jaarwedde van 800 tot ƒ1200. Bijvoegsel beiioorende bij de Leeuwarder Courant. een klerk, op eene jaarwedde van ƒ400 tot ƒ700. De nadere bepaling van het bedrag der jaarwedden geschiedt door burgemeester en wethouders. Art. 2. Ten dienste van het gemeentebestuurzoomede van de bureaux der secretarie en voor de verdere dienst in het gemeentehuiskunnen worden aangesteld twee bodenieder op eene jaarwedde van 600. een conciergeop eene jaarwedde van 500. Art. 3. Deze verordening wordt gerekend in werking te zijn getreden den 1 Januarij 1879 en strekt ter vervanging van die vastgesteld den 8 February 1872 (gemeenteblad no. 4). Voorgesteld ter raadsvergadering van den 23 Januarij 1879, door Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1879 | | pagina 2