18 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1880. Uit deze opsomming blijkt voldoende dat de snel opeen volgende leeningen voor zoo aanzienlijke bedragenwelke de gemeente in het tijdvak van 1856 tot 1872 heeft moeten aan gaan voor een groot deel haren grond vinden in de buiten gewone uitbreidingwelke de gemeentezorg juist in dit tijdvak heeft ondergaan en de zeer groote veranderingwelke aan alle kanten in den uiterlijken vorm der stad zeer in haar voordeel is tot stand gebragt. Het is een tijdvak geweest van buitengewone activiteit op liet gebied van de zich ontwikkelende gemeentezorg, en hoewel de opmerking juist is, dat ook het opvolgend geslacht weer nieuwe behoeften zal ontmoeten, valt daarentegen toch op te merken, dat ook wij boven de nieuwe behoeften van onzen eigen tijd juist hebben overgenomen de schuld van ons voorgeslachtzij het dan al niet in den vorm van rente en aflossing van leeningen door hen aangegaan maar meer in den vorm der verpligtingom in een kort tijdsbestek enorme behoeften tot vervulling te brengenwaar voor onze vaderen minder actief zijn geweest en welker be kostiging niet kan worden gelegd op de schouderen van één geslacht. De snelle ontwikkeling van den vooruitgang der negen tiende eeuw verbiedt eene meer geleidelijke schepping van nieuwe toestandenmet hunnen noodzakelijken kostbaren na sleep. De wetenschap is niet tevreden me,t eene langzame toepassing harer nieuwe resultaten. Met stoom moeten be hoeften worden vervuld, moeten uitvindingen toepassing er langen, waarvan ons voorgeslacht geen denkbeeld had en waarvoor het dus ons ook niet voor een gedeelte in de bekosti ging kon betrekken. Maar juist deze snelle vooruitgang spoort tot omzigtigheid aan in het spannen van de finantiële draagkracht der burgers van dezen tijd. Waar al ons nage slacht ongetwijfeld voor nieuwe behoeften van zijnen tijd zal staanis het toch uit bovenstaande lijst reeds ook voor ieder duidelijk, dat het afgeloopen tijdvak een voor zijnen duur bijzonder groot deel heeft vervuld en dat ons nageslacht in ieder geval, waar het renten en aflossing te betalen vindt, ook vindt vervulde behoeften en niet een op het gebied van gemeentezorg onbebouwd veld zooals het thans nog levend geslacht. En juist op deze gronden behoort de finantiële draagkracht zooveel ontzien te worden bij de bepaling der aflossing, als met het oog op het crediet geoorloofd is. Het is een billijk beginsel, dat de aflossing eener leening zoo lang kan duren, als de door die leening vervulde be hoeften aan de burgers ten goede komen en zoolang het zeker is, dat niet weer dezelfde of soortgelijke behoefte ter vervulling zich zal voordoen. Om niet in al te veel bijzonderheden af te dalen, zou men op dien grond knnnen aannemendat het hoofdbedrag der af te lossen leeningen heeft gestrekt tot dekking van uitga ven, waarvoor een aflossingstermijn van 70 a 80 jaren niet onbillijk kan worden geacht, en wanneer men dan aanneemt, dat de leeningen aangegaan in het tijdvak van 18561873 gemiddeld in 1864 zijn gesloten, dan volgt daaruit dat men genist voor de nieuwe leeningwelke voor de genoemden in de plaats treedt, eene aflossingstermijn van 55 a 65 jaren mag bepalen; en nog te minder kan hiertegen bezwaar rijzen, wanneer men in aanmerking neemt, dat van de 900,000 der nieuwe leening ook een aanzienlijk bedrag bestemd is voor nog te volvoeren openbare werken, als: Stichting van een gymnasium 55,000 nieuwe scholen 66,000 Verbetering der Olde-Galileëu ƒ11,000 Schoolmeubelen 3,000 en bovendien nog ƒ18,000 ter dekking van den restant koopprijs van de herberg de Bleek en ƒ3000 tot betaling van de door de gemeente aangekochte panden in het liaadhuis- straatje.en op den Wissesdwiuger. Wat nu deze openbare werken betreftwanneer in pl. m. 55 jaren de aflossing der daarvoor benoodigde gelden wordt bewerkstelligd zal niemand kunnen zeggen dat er op het nageslacht een onbillijken last wordt gelegdzelfs wanneer de aflossing zoo wordt geregeld dat die in den allereersten tijdwanneer de rente het zwaarst druktvan weinig belang isgeleidelijk opklimtom dan haar grootsten omvang te verkrijgen wanneer de rentelast gemakkelijk te dragen wordt. Mogen in sommige andere opzigten de inwoners, die na 50 of 60 jaren leventot ons nageslacht kunnen worden gere kend tegenover deze scholen en andere werken zijn zij tijd- genooten die zelf nog meer dan wij de vruchten genieten dier werken en op wie men dan ook gerust den last der af lossing voor een groot deel mag leggen, even als van de sommen geleend ter betaling van aangekochte vastighedenwaardoor het onroerend vermogen der gemeente feitelijk wordt vermeerderd. Alles te zamen genomen is het door het aangevoerde dui delijk datvoor het geval de flnantiën der gemeente door eene zeer klein beginnende en geleidelijk klimmende aflossing der leening zouden zijn gebaatde aard der uitgaven waar voor de leeningen oorspronkelijk zijn aangegaan en de duur van liet genot der daarvan erlangde werken zich in geenen deele tegen zoodanige gemakkelijke aflossing verzetten. Om nu het belang der gemeente-fiuautiën met opzigt tot de aflossing der nieuwe leening te beoordeelenzal eene na dere beschouwing van de gemeentelijke begrooting van 1880 zeer doelmatig zijn. Iteeds dadelijk valt te vermelden, dat niet dan met zeer veel moeite de begrooting is kunnen worden zamengesteld en dat het evenwigt alleen kon wor den verkregen door niet alleen alle weelde in het onderhoud te vermijdenmaar door zelfs daarin met eenealleen door de omstandigheden gewettigdekarigheid te werk te gaan dat men ieder denkbeeld aan buitengewone aflossing van schuld heeft moeten laten varen en dat er geen sprake kon zijn van eene flink doorgevoerde verbetering van bestratingen of eenige daarmede gelijkstaande uitgave uit de gewone middelen. Op die wijze ingerigt wees de begrooting voor 1880 aan ontvangsten op de volgende cijfers belasting van allerlei aard 277,958.56 brug-, veer-, water-, kaai, wal- en marktgelden 26,284.50 opbrengst van eigendommen en verpach tingen 31,361.56 intressen van uitgezette kapitalen 26,330. baten van verschillenden aard 26,290. zuivere opbrengst van exploitatiën van ver scheiden aard als gasfabriek ƒ17,318 aschland 8,294 vischmarkt 220 stadswaag1,605 begraafplaats 1,485 28,922.— verkoop van bouwterrein 4,000. Zamen 421,146.02 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1880. 19 Gewone uitgaven. Voor jaarwedden en kosten van bestuur onderhoud van openbare werken en gemeente eigendommen verlichting en brandweer politie en gezondheidspolitie onderwijs armwezen militie en schutterij pensioenen gratificatiën uitkeeringen verschillende uitgaven van gewonen aard Voor rente en verpligte aflossing van schuld (hieronder ƒ3000 welke wel als buitengewone aflossing wordt opgenomenmaar die met verpligte is gelijk te stellen omdat het leeningen geldt waarvoor geen aflossing is voorgeschreven) 414,252.15 Wanneer men nu van de ontvangsten aftrekt de 4000 op brengst van bouwterrein welke niet tot de gewone ontvang sten mogen worden gerekenddan behoudt men aan gewone ontvangsten totaal 417,146. aan gewone uitgaven totaal 414,252.15 40,435.— 44,765.45 29,375.— 110,138.- 45,609.70 4,741.— 10,426.— n 18,017.- 110,745.- en blijft er een bedrag van 2,893.85 overvoor den dienst der onvoorziene uitgaven. Niemand zal kunnen ontkennen, dat het, wenschelijk is om óf door vermeerdering van gewone ontvangstenóf door vermindering van gewone uitgaven eenige meerdere ruimte in het beheer der geldmiddelen te verkrijgen en het eenigzins gestoord evenwigt te herstellen. Eerst danwanneer het onderhoud van openbare werken op meer onbekrompen wijs zal kunnen geschieden wanneer de post voor onvoorzien uit de gewone ontvangsten ruimer kan worden genomenwan neer de zuivere opbrengst der gasfabriek niet geheel zal moe ten worden gebruikt om een deficit op de rekening te ver mijdenwanneer bovendien eene som van b. v. ƒ10,000 uit de gewone middelen kan worden afgezonderd voor werken welke wel geen gewoon onderhoud betreffenmaar toch niet met buitengewone werken zijn gelijk te stelleneerst dan zal dat evenwigt geheel zijn hersteld. Hiertoe te geraken alleen door verhooging van bestaande belastingen zoude de productieve kracht der ingezetenen ze ker veel te sterk spannen en slechts voor een klein gedeelte zal zoodanige verhooging daarin kunnen voorzien. Eene toevallige vermindering van gewone uitgaven of be zuinigingen daarin zijn zeer waarschijnlijk niet bereikbaar eeue vermeerdering daarentegen niet onmogelijk. Alle deze gegevens toonen dus duidelijk aandatvoor het geval de gewone uitgaven te verminderen zijn door eene verminderde aflossing van schuld dit voor het evenwigt der gemeente- finantiën eene wenschelijke zaak mag worden geacht. Op grond van dit betoog wordt in tegenstelling met de delging der nieuwe schuld in 50 jaren door middel eener jaarlijksche aflossing van 2 pet., welke door een lid van ons collegie wordt voorgestaan, door een ander lid de voorkeur gegeven aan eene der volgende wijzen van aflossing der nieuwe leening. a. aflossing in 50 jaren, en wel: gedurende tien jaren 5,000 per jaar Va pet. 9,000 1 u 18,000 2 gedurende tien jaren ƒ27,000 per jaar 3 31,000 3 Va - b. aflossing in 53 jaren, en wel: gedurende negen jaren 5,000 per jaar Va pet. tien 9,000 1 zeventien 18,000 2 27,000 3 c. aflossing in 56 jaren, en wel: gedurende elf jaren 5,000 per jaar Va pet. tien 9,000 1 13,000 lVa i» 22,000 2 Va vijftien 27,000 3 d. aflossing in 60 jarenen wel gedurende tien jaren 5,000 per jaar Va PCL 9,000 1 - 13,000 lVa - 18,000 2 22,000 i;2Va 23,000 ±2Va v Het hoofdzakelijk resultaat door deze wijze van aflossing verkregen is, dat, behalve de bespaarde rente door de con versie te genieten, in het eerste tiental jaren ƒ23,000 meer en het tweede tiental jaren ƒ9000 meer voor de gewone uit gaven zal beschikbaar blijven, dan volgens het andere aflos- uingsplan; daarna zal de aflossing een aantal jaren gelijk zijn in beide wijzen van aflossing, terwijl, wanneer deze geleide lijk klimmende aflossing haar hoogsten stand zal bereiken, de rentebetaling zoodanig zal zijn verligt, dat de finantiën dan gemakkelijk die verhoogde aflossing zullen kunnen dragen. Wanneer dan de ruimte der geldmiddelen daardoor in de eerste jaren te verkrijgen, en welke bij eene geleidelijke con versie van alle leeningen op dezen voet niet onaanzienlijk zal zijn, wordt aangewend om het aangaan van nieuwe leenin gen te beperkentot de onvermijdelijke buitengewone werken, dan zal, welligt zonder belangrijke verhooging van lasten, herstel van het evenwigt tusschen gewone middelen en ge wone uitgaven niet onbereikbaar zijn. Want het mag niet worden voorbij gezien, dat eene snelle aflossing van schuld slechts schijnbaar is, wanneer zij in haar gevolg de nood zakelijkheid medebrengt, om voor alles, wat niet direct tot gewoon onderhoud behoort, op nieuw geld te leenen. De andere leden van ons collegie de denkbeelden van beide leden gehoord en overwogen hebbendekonden zich in hoofd zaak beter met de laatste uiteengezette vereenigenzonder echter de andere alle waarde te ontkennen. De meerderheid meent echter dat het misschien minder ge raden zoude zijnhet beginsel van klimmende aflossing toe te passen in dien zindat met eene jaarlijksche aflossing van 5000 zoude worden aangevangen. Zij is van oordeeldat door eene aflossing van 9,000 in het eerste tiental jaren 1 pet. 13,000 tweede lVt 18,000 derde 2 23,000 vierde 2 Va 27,000 vijfde 3 het beginsel eene goede toepassing zal erlangenen dat dan tevens het bezwaar vervalt van het lid dat de gelijkmatige aflossing van 2 pet. voorstaatals zoude er op de ingezetenen van latere jaren een zwaarderen last worden gelegdomdat de jaarlijks te verstrekken sommen voor rente en aflossing zamenlangs dezen weg over den geheelen aflossingstermijn

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1880 | | pagina 10