4
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1880.
van belasting niemand van de naleving der voorschriften van
policie kan ontslaandat de betaling van regten als 't ware
eene koopsom is voor het genot dat do gemeente verschaft
in het gebruik van openbare werken, maar niet voor het regt
om voor kortoren of langeren tijd in de gemeente te vertoe
ven niet minder waar is het, dat zeer velen, en in zon
derheid eigenaren van woonschepen, de laatstvermelde opvat
ting aannemen, ja, waar ze wegens overtreding in regten
worden betrokken, zich daarop beroepen; aan dezulken wordt,
bij bekeuring nadat ze het liggeld hadden betaald, in hun
eigen oog onregt gedaan en ontegenzeggelijk moet dit tot
vermindering van den eerbied voor 's raads verordening lei
den. Hierom is het heffen van een regt voor woonschepen
in 't algemeen, af te keuren en wij zullen te dezen opzigte
geene afwijking van het ontwerp voorstellen.
De overige artikelen van dit ontwerp gaven in de sectiën
geene aanleiding tot opmerkingen.
Ook wij hebbenbehoudens enkele wijzigingen van redactie,
daaromtrent geen ander voorstel dan ten opzigte van art. 7
waarin de afschaffing van de door dit besluit te vervangen
heffing moet worden uitgedrukt.
Worden onze voorstellen door den raad aangenomendan
zal de memorie van toelichting ook moeten worden gewijzigd,
waartoe wij straks het vereischte voorstel zullen doen.
De ontwerpverordening op de invordering heeft in de sec
tiën slechts tot enkele opmerkingen van ondergeschikt belang
aanleiding gegeven waaraan we door het voorstellen van eene
hier en daar verbeterde redactie zullen te ge moet komen.
De memorie van toelichting bij dit ontwerp behoeft geene
verandering.
Wij hebben alzeo de eer u in overweging te geven,
1de navolgende verordeningen vast te stellen
A. De raad der gemeente Leeuwarden
overwegende dat er noodzakelijkheid bestaat tot het heffen
van een regt onder den naam van havengeld
gelet op de artikelen 208 240 en 254 der gemeentewet
besluit
Art. 1. Voor het gebruik of genot van de openbare ge
meentewerken ten behoeve van de scheepvaartwordt onder
den naam van havengeld een regt geheven van de gezagvoer
ders of schipperswegens de vaartuigenwaarmede zij in de
wateren grachten en kanalen dezer gemeentegelegen binnen
de grenzenvermeld in art. 5 liggen naar het volgende
tarief
a. voor zeil- en stoomschepen van 26 kubieke meter inhoud
en daarboven in eene vaste beurt varende en vaste ligplaat
sen hebbende, wegens iedere kub. meter inhoud 1 Va cent;
b. voor schepen alsboven, van 2025 kubieke
meter inhoudper schip 20
c. voor de schepen alsboven van 1520 meter
inhoudper schip 15
d. voor schepen alsboven, van 5--15 kubieke
meter inhoudper schip 10
e. voor trekschepen of bargesper schip 5
voor schependie niet in eene vaste beurt
varenvan 5 kubieke meter en daarbovenwe
gens iedere kubieke meter inhoud 1 Va
g. voor pramen jagten en bootendie in de
gemeente het geheele jaar door vertoeven we
gens iedere kubieke meter inhoud 1
h. voor houtvlotten wegens iedere 15 vierkante
meter oppervlakte 10 cent.
Behoudens de vrijstellingen is het regt verschuldigd door de
gezagvoerders of schippersterstond bij de aankomst van hun
vaartuig binnen de in art. 5 aangewezen grenzen in de gemeente.
Bij gebreke van gezagvoerder of schipper is de eigenaar
van het vaartuig het regt verschuldigd.
Art. 2. Geheel vrijgesteld van het regt zijn
1. de gezagvoerders of schippers die enkel de gemeente door
varen daarin zich niet bepaald ophouden noch lossen of laden;
als bepaald ophouden wordt niet beschouwd een verblijf
van minder dan 24 uurde Zondag wordt niet medegerekend;
als laden wordt niet beschouwd het innemen van winkel
waren voor eigen huishoudelijk verbruik
2. de gezagvoerders of schippers van vaartuigendie uit
sluitend aan wallen en in waterenniet in onderhoud bij de
gemeenteladen of lossen of ligplaats hebben
3. de gezagvoerders ot schippers van houtvlotten diede
gemeente binnengekomen zonder te lossen of te laden vóór
den nacht in particulier water worden opgeborgen
4. de gezagvoerders of schippers van zoogenoemde markt-
of groenteschepen bootjes en dergelijke van beneden 5 ku
bieke meter inhoud en van schepen die aan of op een der
scheepstimmerwerven worden hersteld of in aanbouw zijn;
gedeeltelijk vrijgesteld van het regt zijn de gezagvoerders
of schippers van trekschepenbarges of stoombooten die ge
bezigd worden in vaste trekveren of stoombootdiensten, wan
neer in de dienst door de gezamenlijke schippers viermalen
of meer in de week wordt gevaren voor iedere komst in de
gemeente voor 2/. van het regt.
Art. 3. De gezagvoerders of schippers zijn het regt voor
hunne vaartuigen slechts eenmaal verschuldigd ongeacht den
duur van het verblijf in de gemeentebehoudens de volgende
uitzonderingen
1. voor woonschepen indien zij met vergunning van den
burgemeester tijdelijk ligplaats hebben in de gemeente en voor
schepen in art. 1 sub letter f genoemd indien zijter uit
oefening van handel of neringlanger dan drie weken ach
tereen in de gemeente ligplaats hebben is het havengeld na
afloop van ieder tijdvak van drie weken op nieuw verschuldigd;
2. voor schepen genoemd in art. 1 sub letter galsmede
voor houtvlotten is het havengeld verschuldigd voor iedere
week van het verblijf in de gemeentehet gedeelte van eene
week voor eene geheele gerekend.
Art. 4. Het regt kan bij wijze van abonnementwegens
schepen in art. 1 sub letters a tot <7 genoemdtelkens drie
maanden vooruit worden betaald onder korting van 20 pro
cent van het bedrag van het vermoedelijk gedurende dat tijds
perk te betalen regt
voor schepen genoemd in art. 1 sub letter gkan het
regt bij abonnement voor één jaar vooruit worden voldaan
tegen betaling van 20 cent per kubieke meter.
Art. 5. Als grenzen der gemeentewateren buiten welke
j het havengeld niet is verschuldigd worden aangemerkt
wat de Dockumer Ee betrefthet brugje op Camstraburen
bij de woning no. 133;
wat het Vliet betreftde Poppebrug
i wat de Potmarge aangaatde lijn getrokken van de zuide-
lijke grens der sloot, ten zuidwesten van het aschland tot
j den zuidwestelijken hoek van het perceelwaarop de stroocar-
tonfabriek is gesticht
Bijlage tot het verslag der handelingen van
wat de Harlingervaart betreftde lijn getrokken van de
westzijde van het huis, *de Sneekorstal" genaamdplaatselijk
bekend Sueekertrekweg no. 11, tot het daar tegenover gelegen j
gedeelte van den Harlinger trekweg.
Art. 6. Dit besluit treedt in werking met 1 Julij 1880.
Met dit tijdstip wordt dat van 28 Maart 1867, tot het heffen
een er belasting voor het gebruik van de wateren, kaden en
wallen in de gemeente Leeuwarden, ingetrokken.
B. De Raad der gemeente Leeuwarden
Gezien zijn besluit van heden tot het heffen van een regt
onder den naam van havengeld. j
Besluit: vast te stellen navolgende
Verordening op de invordering van het regt, onder den
naam van havengeld in de gemeente Leeuwarden geheven.
Art. 1. De invordering van het regt, dat ouder den naam
van havengeld wordt geheven geschiedt door middel van open
bare verpachting, telkens voor een door burgemeester en wet
houders te bepalen tijdvak, te houden op zoodanige voor
waarden als de raad, op voorstel van burgemeester en wet
houders zal vaststellen.
De raad kan besluiten, de invordering bij gaardering te
doen plaats hebben.
Indien bij eene verpachting, wegens ongenoegzaamheid van
bod, de pacht niet wordt gegund, kunnen burgemeester en
wethouders zich gemagtigd beschouwen, de invordering bij
gaardering te doen plaats hebben.
Ingeval van invordering door gaarderingwordt de instruc
tie voor de gaarders, zoomede de wijze van verantwoording
door burgemeester en wethouders geregeld, behoudens mede-
deeling aan den raad, die de belooning der gaarders bepaalt.
Door burgemeester en wethouders worden de namen van
hen, die als pachters of gaarders met de invordering zijn be
last, ter algemeene kennis gebragt.
Art. 2. De gezagvoerders of schippers zijn verpligt, dit
regt te betalen of bij hunne afwezigheid te doen betalen door
diegenen welke alsdan in hunne plaats als zoodanig optreden.
Indien meer dan één schipper op het vaartuig is geplaatst,
zijn allen hoofdzakelijk voor het verschuldigde aanspra
kelijk.
Art. 3. De gezagvoerders of schippers, die niet in eene
vaste beurt varen, bedoeld bij art. 1 litt. f van het heffings-
besluit, zijn verpligt bij hunne aankomst in deze gemeente,
op de eerste aanvrage van de pachters of gaardersden meet
brief van hun vaartuig te vertoonen en vervolgens dadelijk
het regt te voldoen.
Indien de meetbrief niet in het vaartuig aanwezig is of op
de eerste aanvraag van de pachters of gaarders niet wordt ver
toond, bepalen dezen den inhoud van het vaartuig bij bena
dering. De gezagvoerders of schippers zijn gehouden zich aan
deze bepaling te onderwerpen.
Art 4. De gezagvoerders of schippers, die in eene vaste
beurt varen en eene vaste ligplaats hebben, en hetzij dage
lijks, wekelijks of op andere tijden meermalen in het jaar,
in deze gemeente aankomen, bedoeld bij art. 1 litt. a, 5, e,
d en evan het hefflngsbesluitzijn verpligt om bij den aan
vang van ieder jaar, aan de pachters of gaarders den meet
brief van hun schip te vertoonen en opgave te doen, hoevele
malen zij vermoedelijk in deze gemeente zullen aankomen.
De vooruitbetaling van het regt overeenkomstig art. 4 alinea
1 van het ^effingsbesluitgeschiedt binnen de eerste veertien
den gemeenteraad te Leeuwarden, 1880. 5
dagen van ieder kwartaal tegen kwitantie van de pachters of
gaarders.
Voor trekschepenbarges en stoombooten bedoeld bij art.
2 sub 1 van het hefflngsbesluitgeschiedt de berekening van
het verschuldigde naar de beurtvaarten, die de gezamenlijke
schippers, volgens de voor hunne diensten bestaande voor
schriften, in het eerstvolgend kwartaal hebben te volbrengen.
Art. 5. De eigenaren der schepen, bedoeld bij art. 1 litt.
g van het hefflngsbesluitzijn verpligt om bij den aanvang
van ieder jaar, of dadelijk na hunne aankomst, aan de pach
ters of gaarders den meetbrief van hun vaartuig te vertoonen
Zij zijn tevens verpligt iedere week het regt te betalen,
bij aldien zij geen gebruik maken van de bepaling, vervat
in de 2e alinea van artikel 4 van het hefflngsbesluit.
Art. 6. Indien de eigenaren of begeleiders van houtvlot
ten deze in de wateren onder deze gemeente verlangen te
doen vertoeven, vragen zij daartoe vooraf de vergunning van
burgemeester en wethouders.
Na het bekomen der vergunning zijn zij gehouden, dade
lijk aan de pachters of gaarders opgave te doen van de hoe
grootheid der houtvlotten in oppervlakte bij Q) meters en de
belasting te voldoen, over den tijd van verblijf, voor welken
die vergunning aan hen is verleend.
Indien zij geene vergunning hebben aangevraagd, zijn zij
niettemin het regt verschuldigd en gehouden, dit op de eerste
aanvraag van de pachters of gaarders aan dezen te voldoen.
Art. 7. Op aanvrage van de pachters of gaarders of andere
daartoe door burgemeester en wethouders aan te wijzen per
sonen, zijn de gezagvoerders of schippers, in deze gemeente
vertoevende, verpligt de kwitantie van het door hen betaalde
regt te vertoonen.
Art. 8. Indien gezagvoerders of schippers op aanvrage van
de pachters weigerachtig of nalatig zijnhet door hen ver
schuldigde regt te betalen, geven de pachters van deze wei
gering of nalatigheid terstond kennis aan den ambtenaar
bedoeld bij art. 261 der gemeentewet, ten einde door dezen
van die weigering of nalatigheid, zoo zij hem blijkt, overeen
komstig art. 275 dier wet, procesverbaal worde opgemaakt.
Dit procesverbaal wordt door hem overgebragt ten kantore
van den gemeente-ontvangerdie alsdan onmiddellijk over
gaat tot de maatregelenvoorgeschreven bij artt. 258259
en 260 der gemeentewet. De artt. 261262269 tot en
met 273 dierzelfde wet zijn hiermede van toepassing.
Geschiedt de invordering door gaardering, dan zijn de gaar
ders bevoegdbij weigering of nalatigheid in het voldoen
van het gevorderde regt, zeiven hiervan procesverbaal op te
maken op hunnen ambtseed. Zij brengen dit over ten kantore
van den gemeente-ontvanger, die daarmede handelt alsboven
is aangegeven.
Art. 9. Bij verschil van gevoelen, nopens de rigtige toe
passing dezer verordering tusschen de pachters of gaarders en
hen die het regt verschuldigd zijnbeslissen burgemeester en
wethouders.
Art. 10. Deze verordening treedt in werking te gelijk met
het besluit tot het heffen dezer belasting. Met dit tijdstip
wordt die van 28 Maart 1867 op de invordering eener belas
ting voor het gebruik van de wateren, kaden en wallen in
de gemeente Leeuwarden, ingetrokken;
2. aan die verordeningen toe te voegen de navolgende
memoriën van toelichting: