6 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden-, 1880. MEMORIE van TOELICHTING bij bet besluit van den raad der gemeente Leeuwarden dd1880 tot heffing eener belasting onder den naam van havengeld. De heffing van vaart-, kade- en walgelden ter tegemoet koming in de kosten van aanleg en onderhoud der grachten, vaarten kanalenkaden en wallen in deze gemeenteheeft sedert hare invoering in 1801 herhaaldelijk moeijelijkheden veroorzaakt, die tuinder aan het bezwarende dier belasting, dan wel aan eene onjuiste opvatting van hare strekking zijn toe te schrijven. Nadat toch de gemeenteom te kunnen voldoen aan de regtmatige doch steeds klimmende eischen van handel en scheepvaart van 1853 tot I860 belangrijke kohten had aange wend tot verbetering van wallen en vaarwaters en het te voorzien was, dat meerdere en kostbare werken te wachten stonden, begreep het bestuur dat men ook hier, even als-in andere gemeenteneen billijke retributie mogt heffen van de schipperij wier belang in de eerste plaats door die wer ken werd gebaat. Eerst onder den naam van kaai- en .walgelden, later on der die van vaart-, kade en walgelden werd de tot heden bestaande heffing ingevoerdwaarvan destijds de opbrengst geraamd werd op 4000 a 5000een bedrag dat in verband met de toenmalige reeds gemaakte kosten voor-kanalen, wal len enz. allezins billijk geacht en noch bij gedeputeerde sta ten noch bij de regering als overmatig hoog afgekeurd werd. Sedert dien tijd maakt deze heffing een deel deï gewone inkomsten van de gemeente uit en is hare opbrengst, hoewel sedert 1800 zeer belangrijke uitgaven-ten behoede der.scheep- vaart hebben plaats gehadnagenoeg gelijk aan de oorspron kelijke raming gebleven, zoodat de verhouding die 20 jaren geleden reeds billijk werd geacht, thans voorzeker niet min der gunstig is geworden. Niettemin vindt deze heffing nog hare bestrijders,-teil eer- sten in de eigenaren van particuliere wallendie beweren dat eene heffing van schepen, aan die walleu lossende of ladende, onwettig is; vervolgens in het collegie van gedeputeerde, staten, dat, blijkens zijne resolutie van 18 .Jannarij 1877*» no. 40, van oordeel is dat deze heffing, na de overname, van een deel der gemeen te wateren in beheer en onderhoud bij de provincie, niet meer in overeenstemming is met "de wet, en eindelij}* .bij de -schippers en neringdoenden, die deze heffing bezwarend en. belemmerend achten voor hen, die slechts, tot het doen yan aankoopeu, voor enkele uren aiyi den wal .vertoeven zonder te-lossen of te laden. Het eerstgenoemde bezwaar schijnt in zóóverre juist, als- daarbij worden bedoeld wallen aan wateren, die^iiiet dóm\de gemeente worden onderhouden; De gegrondheid der andere kan moeijelijk worden ontkend. Wijziging van de grondslagen der heffing wordt hierdoor noodzakelijk-, In verband hiermede en om het ware karakter der'heffing ook in hare benaming te doen uitkomen is eene vervanging, van deze door de meer eenvoudige vanbwengrlê, wenschelijk eene benaming, die, ook elders -gebruikelijk bij de schipperij- de noodige bekendheid heeft. Mogen sommigen in beginsel de geheele vrijstelling- der- schipperij voorstaanuit het oogpunt van billijkheid kan geen bezwaar zijn tegen eene zoo matige bijdrage in de ge meentelasten, welke slechts 1,25 procent van de gewone in komsten uit belastingen en heffingen uitmaakt, vooral nu deze heffing zich enkel tot de vertoevende vaartuigen bepaalt en riet meer van de doorvarende wordt geheven. Wat de financiële gevolgen der voorgestelde tariefs-veran- dering betreft zij opgemerkt, dat de vaart-, kaai- en wal gelden, onder de vigerende verordening, bij verpachting ge durende de laatste twaalf jaren, naar eene pachtsom van ƒ3310 tot ƒ4720 per jaar, hebben opgebragt ƒ48031, alzoo gemid deld ƒ4000, eene opbrengst, die in verhouding van het kapi taal sedert 1853 voor verbetering van vaarten, kaden,wallen enz. besteed, bij het straks aangehaald rapport der raadscom missie van 22 February 1877, gespecificeerd tot een bedrag van ƒ215592 oh van de mede daarbij opgegeven onderhouds- ko>tenper jaar begroot op 2GuOniet overdreven hoog kan worden genoemd. De vrijstellingen in art 2 verleend, brengen in die op brengst een tekort teweeg, waarin dient te worden voorzien. Door de heffing, wegens stoombooten en veerschepen met vaste ligplaatsenmet de helft van het thans bestaande tarief te verhoogen en dat tarief voor pramen, jagten en booten te verdubbelen, onder toekenning van eenige korting bij vooruit betaling, zal de opbrengst wegens deze rubrieken, thans gfe- schat op ƒ1000 a. 1700, kunnen stijgen tot 2300 u 2400, eene vermeerdering alzoo nagenoeg opwegende, tegen liet verlies dat gedekt moet worden. Na deze algemeene beschouwingen wordt ter toelichting der in bijgaand heffingsbesluit opgenomen bepalingen het vol gende medegedeeld. Artt. 1 en 2. Uit eene vergelijking van het bestaande tarief met het thans ontworpene blijktdat eenige verhooging voor stoom- en veerschepen in vaste beurten varende, wordt voor gesteld, evenals voor pramen, jagten en booten, terwijl de heffing voor-de andere schepen gelijk blijft, behoudens de be langrijke wijziging, dat zij, die korter dan twee dagen ver toeven, zonder te lossen of te laden, geen havengeld ver schuldigd zijn. Een groote grief toch der schipperij, waarop voor een paar jaren ook in een. adres van neringdoenden werd gewezenis de fiscale toepassing der heffing ook op schepen die slechts -doorvarende, voor enkele oegen blikken 'toevens aan den walverpligt zijn volgens tarief te betalen. Niet slechts de schipperij, maar ook de wiukelnering zal door de meer vrijgevige bepaling., thans voorgesteld, worden gebaat, doch de eventuele opbrengst der heffing daarentegen eene vermindering ondergaan, die op andere Wijze moetwor—' den aangevuld. Eene matige verhooging der heffing van de stoom- en v-eer- schepen, beveelt zich daartoe hoofdzakelijk aan, dewijl juist die schepen in don rqgel de beste eu meest gezochte ligplaat sen in beslag nemen en hoewel hetzelfde of minder betalende dan. andere schependeze :k unpen noodzaken om te verhalen. Ook kan het thans voorgestelde havengeld voor bedoelde vaartuigen in vergelijking met hetgeen elders geheven wordt, geenszins overdreven werden genoemd. Eene verhooging van het tarief Van pramen enz. die liet geheele jaar van de haven gebmik makeil, kan, naar het oo:*leel van deskundigen-, evenmin bezwarend worden geuOhL Door heffing van- de helft van 'het tarief van vaartuigen r liggende aan wallendie niet door de gemeente worden -on derhouden, zal zijn voldaan aan den wenscli dergenen -die, Bijlage tot het verslag iler handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1880. in eene heffing naar het volle tarief onbillijkheid zagen. Hoe wel de raad van oordeel is, dat deze opvatting uit een ver keerd begrip van den aard dezer belasting voortspruit, acht hij toch, na alles wat daaromtrent is voorgevallen, eene be paling als de voorgestelde wenschelijk. De artikelen 3 tot G zijnbehoudens eenige wijziging van redactie, nagenoeg gelijk aan de thans bestaande bepalingen. Ten opzigte van art. 4, dat eene uitbreiding behelst van de ook thans bestaande gelegenheid, om de belasting bij voor uitbetaling te voldoen, wordt nog medegedeeld, dat reeds nu door den pachter der vaart-, kade- en walgelden het begin sel van abonnement in uitgebreider mate wordt toegepast dan de verordening aangeelt. In aanmerking nemende, hoezeer het abonnement kan strekkenom de perceptie dezer regten te vergemakkelijken en de controle te bevorderen, schijnt eene uitbreiding dier bevoegdheid aanbevelenswaard, waarom de betrekkelijke be paling in dien zin is gewijzigd. MEMORIE VAN TOELICHTING bij de veror dening op de invordering der belasting, on der den naam van havengeld geheven wor dende in de gemeente Leeuwarden. Bij de vaststelling der nevensgaande verordening zijn groo- tendeels gevolgd de bepalingen der thans geldende verorde ning op de invordering van de belasting voor het gebruik van de waterenkaden en wallen in de gemeente. In verband hiermede kan eene toelichting omtrent de strek king der verordening en aangaande de afzonderlijke artikelen overbodig worden geacht. Uit dien hoofde wordt dan ook slechts vermeld, dat in som mige artikelen eenige verbetering van redactie is aangebragt en dat alleen de 2e alinea van artikel 4 eenige wijziging heeft ondergaan met het oog op de bij het heffingsbesluit openge- stelde gelegenheid om de verschuldigde belasting bij vooruit- taling te voldoen. Eene wijziging overigens van de bestaande bepalingen is niet noodig geachtomdat deze tot dusverre ten besteraden einde voldoende zijn bevonden. Aldus gerapporteerd ter raadsvergadering van 13 Mei 1880. D. P. KIJMMELL, rapp. Ie sectie. .1. L. v. SLOTERDLJCK rapp. 2e sectie en alg. rapp. J. 8. van HARINXMA thoe SLOOTENrapp. 3e sectie.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1880 | | pagina 4