106
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1880.
Art. 25. Kosten van het aanschaften en onderhouden der
schoolboeken, leermiddelen en schoolbehoeften ƒ579.
Art. 26. Kosten van verlichting en verwarming en van
het schoonhouden der schoollokalen ƒ1786.34.
Art. 27. Kosten van het plaatselijk schooltoezigt 101.66.
Art. 28. Kosten van de vergelijkende examens ƒ50.
Art. 29. Kosten van de schoolbibliotheken ƒ95.
Art., 30. Kosten van belooningen en eereblijken. Nihil.
Art. 31. Subsidie ten behoeve der inrigting van een ge
bouw tot ambachtsschool ƒ6472.
Na deze wijziging het totaal van afdeeling II, nu bedra
gende ƒ138,453, vast te stellen op ƒ144,925, en dat van
hoofdstuk VII, nu bedragende ƒ202,121.70, op ƒ208,593.70.
Hoofdstuk IX.
Afdeeling III.
Art. lc begroot op ƒ500, te verhoogen met ƒ1500 en uit
te trekken op ƒ2000, in verband waarmede het geheele arti
kel wordt gebragt op ƒ3050, en het totaal van afdeeling III
wordt vastgesteld op ƒ6050.
In verband met vorenstaande wijzigingen het totaal der
uitgaven, nu bedragende ƒ1,217,430.70, te verhoogen met
ƒ8022 en nader vast te stellen op ƒ1,225,452.70, en de ba
lans der begrooting als volgt:
Inkomsten 1,225,469.851/2
Uitgaven 1,225,452.70
Waarschijnlijk batig saldo 17,15V2
MEMORIE VAN TOELICHTING bij liet be
sluit van den raad der gemeente Leeuwar
den d.d. tot nadere wijziging
der gemeente-begrooting, dienst 1880.
Bij besluit van de gedeputeerde staten van Friesland dd. 12
Augustus 1880, no. 7, 2e afdeeling Provinciaal Blad 110. 94),
werden naar aanleiding eener missive van den heer minister
van binnenlandsche zaken van den 7 Augustus bevorens, voor
schriften gegeven omtrent de inrigting der gemeente-begroo
ting, dienst 1881, terzake de onder de 2e afdeeling van
hoofdstuk VII der uitgaven op te nemen artikelen wegens
kosten voor het lager onderwijs en het aanbrengen van een
artikel onder hoofdstuk IV der inkomsten ter afzonderlijke
verantwoording van de van rijkswege uit te keeren vergoe
ding een en ander in verband met het bepaalde bij de artt.
44 en 45 der onderwijswet van 1878 (Staatsblad no. 127).
Ten vervolge daarop werd, naar aanleiding van het konink
lijk besluit, waarbij is bepaald dat de vorenaangehaalde wet,
in werking zal treden met den 1 November e. k., bij besluit
van de gedeputeerde staten bovengenoemd, dd. 23 September
1880, 2e afdeeling, F no. 29 (Provinciaal Blad no. 115),
wijziging der gemeente-begrooting voor het dienstjaar 1880
in den voren aangegeven zin noodig geacht en werden de
gemeentebesturen uitgenoodigd een besluit tot de beoogde
wijziging vóór den 20 October a. s. ter goedkeuring in te
zenden.
In voldoening daaraan, zoomede tot aanwijzing van fond
sen ter verevening van de bij raadsbesluit van 26 Augustus
1880 toegezegde tegemoetkoming voor de inrigting van een
gebouw voor ambachtsschool en ter bestrijding der uitgaven
bij gelegenheid van de feestelijke opening van het beurs- en
waaggebouw, is vastgesteld het nevensgevoegd besluit.
Ten aanzien van de verschillende daarin omschreven arti
kelen wordt het volgende opgemerkt:
INKOMSTEN.
Hoofdstuk II.
Afdeeling II.
Ajt. 1. Vooropcenten op de hoofdsom der rijkspersonele
belasting, werd bij de primitieve begrooting geraamd 26,67 J.28.
Blijkens de nu reeds executoir verklaarde kohieren over
het dienstjaar 1880/81 bedraagt het invorderbaar bedrag dier
opcenten ƒ27,792.20.
In verband hiermede is men van meening dat dit cijfer
eene verhoogde raming toelaat.
Hoofdstuk IV.
Art. 8. Met het oog op de bekende hoofdsom der tot nu
toe vastgestelde kohieren der rijks personele belasting, dienst
1880/81, bedragende ƒ92,640.71, kan de raming van dit ar
tikel met het uitgetrokken bedrag worden verhoogd.
Art. 16. Bij de primitieve begrooting werd de vergoeding
van het rijk in de kosten voor lager onderwijs, in afwachting
van de in werking treding der wet van 1878 uitgetrokken
voor memorie.
In verband met de voorschriften gegeven bij Provinciaal
Blad no. 115 van 1880, is thans op dit artikel uitgetrokken
het bedrag der vermoedelijke uitkeering, berekend naar het
bedrag der door de gemeente over de maanden November en
December te doene uitgaveDuitgetrokken op de artikelen
1730 der 2e afdeeling van hoofdstuk VII bedragende 13,918.
UITGAVEN.
Hoofdstuk III.
Afdeeling III.
Art. 3. I11 verband met de vastgestelde verordeningen be
treffende het gebruik van de handelsbeurs, is op dit artikel
uitgetrokken het bedrag der aan den beursmeester toegekende
jaarwedde over de maanden October, November en December,
vastgesteld bij raadsbesluit van 26 Augustus 1880, op f200.
Bij dat besluit werd tevens de jaarwedde van den waag-
meester tot het verhoogd bedrag van ƒ700 vastgesteld. In
verband daarmede zou tevens het op artikel 1 van deze af
deeling geraamd bedragtot een hooger cijfer dienen te wor
den uitgetrokkendoch aangezien gedurende de tijdelijke
waarneming van de bedoelde betrekkingde uitgetrokken
jaarwedde niet tot het volle bedrag is uitgekeerd, zal uit het
daardoor beschikbaar gebleven bedrag, de verhoogde jaar
wedde over de laatste drie maanden van het dienstjaar kun
nen worden gevonden.
Hoofdstuk VII.
Afdeeling II.
De in werking treding der onderwijswet, zoomede de ter
uitvoering daarvan gegeven voorschriften, brengen mede, dat
de uitgaven ten behoeve van het lager onderwijs worden ge
splitst in dier voege dat uit de gemeente-rekening zal kun
nen blijken, welk bedrag ter zake door de gemeente over de
maanden November en December is betaald, zoowel ter be
rekening van het bedrag der door het rijk ingevolge art. 45
der wet uit te keeren vergoeding als ten behoeve van de
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1880.
107
overeenkomstig deswege vastgestelde modellen in te zeuden
opgaven ingevolge koninklijk besluit van 12 Augustus 1880
(Staatsblad no. 161).
Met het oog op de verantwoording der uitgaven die reeds
zijn gedaan of tot de in werking treding der wet als nog
zullen moeten worden verevend op de artikelen zooals die
thans op de begrooting zijn aangebragt, is het wenschelijk
geacht om met behoud van de bestaande, de voorgeschreven
nieuwe artikelen aan deze afdeeling toe te voegen en daarop
de vermoedelijke uitgaven over de maanden November en
December uit te trekken.
Ofschoon eene zuivere splitsing van de geraamde sommen
uit den aard der zaak zeer moeijelijk is, heeft men gemeend
die splitsing met eenige juistheid te kunnen doen door van
het bedrag der op de verschillende artikelen van deze afdee
ling uitgetrokken sommen, na aftrek van de daarin begrepen 1
kosten van de bewaarscholen, 2/12 gedeelten op de nieuwe
artikelen over te brengen.
Van dat beginsel is echter afgeweken ten opzigte van de
raming der kosten voor brandstof en licht. Bij de berekening
van deze uitgaven is aangenomen dat gedurende 8 maanden"
van het jaar verwarming en verlichting der lokalen noodig
is, en dat de uitgaven zoodanig te verdeelen zijn, dat daarvan
is in Januarij en Februarij, 1 3 in November en December
en 1/3 in de overige maanden worden besteed.
In deze wijze van berekening is men versterkt door de
omstandigheid dat de werkelijke uitgaven voor verlichting over
de maanden November en December 1879 heeft bedragen
eene som van ƒ334.37, terwijl de raming volgens den aan
genomen grondslag bedraagt ƒ353.34.
Voorts wordt ten aanzien van art. 30 opgemerkt, dat ver
mits de jaarlijksche examens allen hebben plaats gehad, en
alzoo geene uitgaven voor belooningen en eereblijken over
het loopende dienstjaar meer te wachten zijnop dit artikel
geen bedrag is uitgetrokken.
Art. 31. Bij raadsbesluit van den 26 Augustus 1880, no.
75 werd ten behoeve van de inrigting van een gebouw tot
ambachtsschooluit de gemeentekas toegekend eene subsidie
ten bedrage van ƒ6472, welk bedrag op dit artikel is uitge
trokken.
Hoofdstuk IX.
Afdeeling III.
Art. Ir. Ten behoeve der bij de opening van het beurs
en waaggebouw gegeven feestelijkheden en ter bestrijding der
uitgaven van een daaraan te verbinden wedstrijd van zuivel-
en landbouwproducten, werd bij raadsbesluit van 22 Julij
1880 toegestaan eene som van ƒ1500.
In verband daarmede is gemeld bedrag aan het begrooting-
cijfer van dit artikel toegevoegd.
Vastgesteld den