112 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1880. BEGROOTING 1881. Sommen 1.8 Voorgedragen over 1880 toegestaan. IN rK OMSTEN. 35 IV 46,900— 43,400— 36 2 250— 250— j 37 71 3 650— 650— 38 n 4 483— 483— 1 39 5 480— 470— 40 n 6 4,148.— 3,718— 41 71 7 279— 186— 42 8 90,896.26 85,348.12 43 n 9 150— 150— 44 D 10 70— 69.— 45 r 11 275— 275—1 46 7) 12 4,700— 4,100— 47 71 13 400— 400— 48 71 14 5,000— 5,000— 49 15 12,207.50 9,955— 50 16 40,856.40 Memorie 51 17 Memorie Memorie 52 V I 1 1 20,000— kelijke opbrengst in 1879. Wel was die opbrengst door bijzondere omstan digheden buitengewoon hoog, waarom men dan ook voor het nu loopendejaar eene lagere raming aanbragt en had ook werkelijk eenige vermindering in het gasverbruik plaats, doch niet in die mate als men gevreesd had. Van daar dat men gemeend heeft het uitgetrokken cijfer te mogen ramen. Met het oog op de stijgende prijzen van de straatvuilnisdie met eenige zekerheid op gemiddeld 7.25 per last mag worden geraamd, is op dit artikel een hooger cijfer dan ten vorigen jare uitgetrokken. i.Gelijk geraamd als voor 1880. In verband met den grooteren omvang van de kohieren der plaatselijke di recte belasting en het toenemend getal aanslagbilletten is voor dit artikel een hooger cijfer geraamd dan in 1880. Deze som is berekend naar het bedrag der jaarwedden van het onderwijzend personeel aan de lagere scholen en van leeraren aan het gymnasium. Een gelijk bedrag is op artikel 4 afdeeling V hoofdstuk VII der uitgaven aangebragt. Het op dit artikel geraamd bedrag is berekend naar het getal lijders dat thans voor rekening der gemeente in het geneeskundig gesticht te Amsterdam wordt verpleegd. De hoofdsom en rijksopcenten van de thans vastgestelde kohieren der per sonele belasting over het dienstjaar 1880/81 verhoogd met het bedrag der suppletoire kohieren dienst 1879/80, is voor de berekening van de op dit ar tikel uitgetrokken som tot grondslag genomen. Gelijk geraamd als voor 1880. Met het oog op de gunstige beschikkingeu in vorige jaren door het bestuur van het St. Anthonij Gasthuis genomenheeft men gemeend te mogen ver trouwen, dat ook in 1881 uit de fondsen van genoemd gesticht eene bijdrage in de kosten der verpleging van behoeftige krankzinnigen mag worden ver wacht. In verband daarmede is eene som berekend naar het tegenwoordig getal verpleegden op dit artikel uitgetrokken. Geraamd in overeenstemming met de ontvangen toezegging dat, te rekenen van 1 Januarij 1879 tot wederopzegging van rijkswege ten behoeve van het gymnasium eene subsidie is toegekend, ten bedrage van de helft der door de gemeente ter zake gedane uitgaven, na aftrek der schoolgelden. Bij artikel 45 der wet van 17 Augustus 1878 (Staatsblad no. 127) tot regeling van het lager onderwijs is bepaald, dat door het rijk aan de gemeente 30 ten honderd van het bedrag der in artikel 44 dier wet omschreven uitgaven ten behoeve van het lager onderwijs wordt vergoed. In verband hiermede is de bedoelde vergoeding op dit artikel uitgetrokken, berekend naar de som op de artikelen 518 van afdeeling II hoofdstuk VII der uitgaven aangebragt. Onder de hier uitgetrokken som is voor dit jaar ook begrepen eene bijdrage van het rijk tot de kosten der stichting eener nieuwe school voor lager onderwijs. Ter bestrijding der uitgaven van het 3e gedeelte der werken tot vergrooting van het armhuis, is op dit artikel aangebragt de opbrengst van de 3e serie Bijlage tot het verslag der haudelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1880. 113 BEGROOTING 1881. Sommen 53 V 54 55 56 V oorgedragen sommen. J over 1880 I toegestaan. INKOMSTEN. I 1 II ƒ348,000— Memorie id. id. Memorie id. 4,000.- der mede voor uitvoering van bedoelde werken aangegane geldleeniug groot ƒ180,000, vastgesteld bij raadsbesluiten van 2, 14 en 26 Augustus 1879. Bij raadsbesluit van 5 Augustus 1880, no. 5/32 goedgekeurd door gedepu teerde staten van Friesland, bij resolutie van den 16 September d. a. v., no. 40 is vastgesteld een plan van geldleening groot ƒ900,000, ter bestrijding der uitgaven voor buitengewone werken en aflossing van schuld, met bepaling dat de eerste serie dier geldleening zal bedragen ƒ534,000.terwijl de ver dere seriën worden vastgesteld door burgemeester en wethouders tot een door dat collegie te bepalen bedrag, met inachtneming van de bij de begrooting beschikbaar gestelde som. Bij de voorstellen die het bovenaangehaald besluit zijn voorafgegaanis het denkbeeld uitgesproken om de aflossing van de te converteren leeningen, zoover begrepen in de 2e serie dier leening, te doen plaats hebben op 1 Julij 1881. In verband daarmede en ter bestrijding der uitgaven voor de op verschil lende artikelen dezer begrooting uitgetrokken buitengewone werken en aflos sing van de onbetaald gebleven gedeelten koopsom van de herberg de Bleek, is bij dit artikel gerekend op de opname van het resterend gedeelte der leening ter somma van ƒ366,000.waarvan ten einde zooveel mogelijk misrekening te voorkomen, de opbrengst bij raming op het hier uitgetrokken bedrag is gestelddaarbij aannemende dat de leening minstens tegen 95 pet. zal worden volgeteekend. j In het onzekere of op deze artikelen eenige ontvangsten te wachten zijn, heeft men gemeend ze voor memorie op de begrooting te moeten aau- brengen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1880 | | pagina 57