12G Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1880. begrooting, eenige nadere aanduiding geyonden hebben van de plaatsen, waar men de voor 400 aangekochte boomen denkt te bestedenj In de 2e sectie meende een dar ledendat de zorg voor en de moeite besteed aan de plantsoenen te wenschen over liet. Hij wenschte proeven genomen te hebben met goed- koopen aanleg van bloemperken (door middel van zaailingen en stekken.) In de 3e sectie werd de post van ƒ400 voor aankoop van boomen te laag en daarom overbodig geacht voor eene radi cale verbetering der plantsoenen. In de le sectie achtte een ander lid het wenschelijk bij het hoofd van de politie krachtig aan te dringen op betere voorzorgen voor het behoud en de bescherming van het be staande plantsoen, voor zooverre althans de bestaande veror deningen toereikend zijn om de daaraan gepleegde baldadig heden te weeren* Voor zooverre dit niet het geval is, wenschte hij verscherping daarvan. Een ander lid vroeg of de politie in burgerkleeding ten deze niet aangewezen was. Uwe commissie deelt die zienswijze met eenparige stemmen. Want zij acht het een onmiskenbaar feit, dat aan den open baren weg gelegen tuinen en sommige plantsoenen gedurende sommige tijden des jaars (bijv. in de Öpanjaardslaan gedurende den tijd dat eikels en kastanjes rijp worden), zoodanig wor den geschondendat zelfs de persoonlijke veiligheid der voor bijgangers er door wordt in gevaar gebragt. Volgno. 103. In de 3e sectie werd de toestand van den Nieuwetoren ter sprake gebragt. Men wenschte gaarne van burgemeester en wethouders te vernemen, ot de vroegere on derzoekingen naar den scheeven stand herhaald of voortgezet zijn, en welke daarvan den uitslag is geweest. Volgno. 107. Een lid der 3e sectie vestigde de aandacht op de slechte verlichting van den openbaren weg Achter de Hoven. Hij vroeg of het dagelijksch bestuur met het oog op de belangrijke uitbreiding welke die buurt in den laatsten tijd ondergaan heeft, de plaatsing van meer lantaarns dan tot dusver zoude willen bevorderen. Volgno. 113* Een der leden van de le sectie vroeg of de thans gebruikte schalen wel aanbeveling verdienden, met het oog op de voortdurende soliditeit van het gebouw. Hem al thans had de ondervinding geleerddat telkenswanneer een vat boter op de schaal gezet wordtde vloer van het beurslocaal geweldig dreunt. Uwe commissie acht zich niet bevoegdde juistheid en het gewigt dezer opmerking te be- oordeelen; zij wil er echter gaarne toe medewerken om de belangen van dit kostbare gebouw in de bijzondere aandacht van liet collegie van dagelijksch bestuur aan te bevelen. Volgno. 114. In de 2e sectie heeft het de aandacht ge trokken, dat onder dezen post ƒ100 is uitgetrokken voor de bezoldiging van iemand, die noch door den raad, noch door burgemeeester en wethouders schijnt te zullen worden aange steld. Men vroeg of het met het oog op de 2e alinea van art. 3 der instructie voor den beursmeester niet regelmatiger was, dezen voor de bezoldiging zoowel als de benoeming te laten zorg dragen, al zou eenige verhooging van tractement daarvan het gevolg zijn. Uwe commissie acht deze opmer king niet ongegrond. Volgno. 115. In de 3e sectie werd de meening uitgespro ken, dat deze post te laag zou zijn, met het oog op den voer de verwarming benoodigden aankoop van kagchels. De ondergeteekenden deelen die meening vooralsnog niet. Volgno. 131. In de le en 2e sectie vond deze post, voor zoover daaronder eene som van 3000 is uitgetrokken voor het stellen van een ijzeren hek rondom het beursgebouw, vrij algemeene bestrijding; men achtte het beter geen hek om dit gebouw te plaatsen, daar het tot den welstand vol strekt niet zou bijdragenMen schatte het bedrag te gering voor een eenigszins monumentaal werkterwijl een nietig hek het gebouw slechts kan ontsieren. Het gevaar voor be schadiging werd niet bewezen geacht, omdat het gebouw vrij ver van den weg verwijderd ligt en de meeste bekladding van dergelijken aard als 't ware in het voorbijgaan plaats heeft. Ook meende men van een goed politietoezigt veel te mogen verwachten. In ieder geval wilde men de ondervinding gaarne afwachten. In beide sectiën bleek bij stemming de meerder heid genegen om deze 3000 te doen vervallen. In de com missie van rapporteurs is de meerderheid een tegenovergesteld gevoelen toegedaan, reden waarom wij geen voorstel in dien geest doen. Volgno. 133. In de 3e sectie werd de opmerking gemaakt dat deze post met het oog op de aannemingssom te hoog ge raamd schijnt te zijn. Blijkens gemeenteblad 1880, no. 11, blz. 4is hiervoor in den loop van dit jaar toegestaan 30,000, waarbij de thans aangevraagde ƒ21,000, totaal aangevraagd 51,000. De aannemingssom bedraagt: funde ring 5,225 stichting 32,685totaal der aannemings som tot dusverre ƒ37,910. Uwe commissie acht het een be denkelijk antecedent om voor eene dergelijke buitengewone uitgaaf ƒ13,090 meer toe te staan, dan werkelijk benoodigd zal zijn. Ook is het hare aandacht niet ontgaan, dat het verfwerk nog niet is uitbesteed, doch zij kon noch in de be grooting zelve, nóch in hare bijlagen de gegevens vinden, om eene raming naar de kosten daarvan te doen. Om die reden heeft zij zich met eene mondelinge mededeeling van den directeur der gemeentewerken tevreden gesteld en dit bedrag voor ƒ1090 uitgetrokken. Zij acht het echter in geen geval gewenscht om de som die hier minder benoodigd zal zijn dan de oorspronkelijke raming in de gewone uitgaven te doen versmelten, en stelt daarom voor: dezen post in twee deelen te splitsen: a. Restant aannemingssom 7,910. b. Kosten voor verfwerk -1,090., Volgno. 137. In de lste en 2de sectie werd het belang van de hier bedoelde bakken tot berging van zand betwijfeld. Men vroeg of het in de bedoeling lag ze op of bij de verschil lende pijpen en bruggen te metselen. In dat geval werd de vrees uitgesproken dat ze niet tot verfraaijing zouden bijdragen. Doch afgezien van dit argu ment rekende men den post niet door de noodzakelijkheid gewettigd. In de lste sectie werd het voorstel om dit arti kel te roijeren aangenomen, terwijl in de 2de daarover de stemmen staakten. Uwe commissie vereenigt zich eenparig met de zienswijze der lste sectie, en doet dienovereenkom stig het voorstel dezen post te doen vervallen. Volgno. 138. In de 3de sectie werd het voorstel aange nomen om dezen post te doen vervallen, terwijl ook in de lste eene stem in dien zin opging. Men vroeg of de solidi teit der overkruining er niet door zou lijden en achtte de uitgaaf niet noodzakelijk. Uwe commissie deelt die meening echter niet, en doet dus geen voorstel. Volgno. 139. In alle sectiën werd deze post, zooals zij thans is uitgetrokken bestreden. Men rekende het gebouw van gemeenteschool no. 6 op den duur voor het lager onderwijs onvoldoendedoch niet onge Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1880. 127 schikt om voor bewaarschool te worden ingerigt. Men vreesde dat door eene verandering van de bestaande school spoedig de noodzakelijkheid zou blijkenom weder eene nieuwe school te bouwen. Uwe commissie deelt deze zienswijze en stelt dus voor dezen post te lezen Verandering van gemeenteschool no. 6 tot bewaar school Memorie. terwijl in verband hiermede straks eene wijziging van volgno. 188 zal worden voorgesteld. Volgno. 145. In de lste en 3de sectie werd gevraagd in welke phase de verbetering der gebouwen in den stadstuin (vroeger door burgemeester en wethouders toegezegd) thans verkeert, terwijl de meerderheid der 3de sectie op bespoedi ging daarvan wilde aandringen. De commissie wil deze wen schen gaarne overbrengen, in de hoop dat met die verbete ring geen al te hooge kosten gemoeid zullen zijn. Zij heeft met groote ingenomenheid de betere verlichting aldaar ont moet. Nog deed een lid der 3e sectie de vraag of het niet wenschelijk zou zijn, de deur in de Doelestraat op gewone dagen en zoo mogelijk bij muziekuitvoeringen voor het pu bliek in gebruik te stellen. In de 2de sectie werd de vraag gedaan of het onderhoud van het oude waaggebouw niet hier ter plaatse behoorde op genomen te worden en welke de bestemming van dat ge bouw voortaan zal zijn. Uwe commissie brengt beide vragen gaarne over. Volgno. 153. In de 3de sectie werd de vraag gedaan in welken stand het onderzoek verkeert 24 April 1879 aan bur gemeester en wethouders opgedragenomtrent de mogelijk heid tot oprigting van een abattoir. Volgno. 159. Bij dit artikel meent uwe commissie te moe ten opmerkendat reeds op verschillende plaatsen in dit rap port op handhaving van een strenger politietoezigt, vooral op de pnblieke straat, wordt aangedrongen. Wilde zij van het daaraan ontbrekende voorbeelden aanhalen, zij zou er b. v. op kunnen wijzen, hoe of bij vriezend weder een be langrijk deel der Groote Hoogstraat met eene korst van be vroren bloed, afkomstig uit de naburige slagerijen is bedekt, hoe of de wal bij de gracht achter den stadstuin steeds door een minder passend stoeijen der jeugd wordt vernield. Zij meent dat dergelijke verschijnsels voortspruiten uit gebrek aan toezigt zoowel als uit het onvoldoende der verordeningen. Eene algemeene herziening dezer laatsten overeenkomstig art. 178 der gemeentewet zou waarschijnlijk belangrijke verbete ring kunnen aanbrengen. Zij meent op verbetering van bei den ten krachtigste te moeten aandringen, omdat dergelijk kwaad steeds neiging betoont om zich meer en meer uit te breiden. In de lste sectie wenschte men den post, subb litt. g over- gebragt te hebben naar hoofdstuk II afdeeling III art. IA, ten einde een juister overzigt te erlangsn over het onder houd van hetzelfde gebouw. Een der leden meende, dat dergelijke verspreiding er toe leiden kan om in den vorm van tal van kleine posten een hooger bedrag in de begrooting tot het een of ander doel opgenomen te krijgen, dan de raad eigenlijk wenschelijk oordeelt. Hetzelfde lid meende, vooral met het oog op den aandrang tot bezuiniging in de alge meene beschouwingen uitgesproken, te moeten vragen of, en en zoo neen, waarom niet alle onderhoud aan gemeentege bouwen wordt uitbesteed. Uwe commissie kan deze opvatting met eenparige stemmen deelen, en wenscht dus gaarne bur gemeester en wethouders uit te noodigen voorstellen in dien geest aan den raad te doen. Volgno. 167. Bij de behandeling van dezen post en bij die van volgno. 9, werd in de lste en 3de sectie de wensch uitgesproken, om voortaan de opbrengst van alle bruggel- te verpachten. Men rekende zoowel uit het oogpunt van moraliteit als met het oog op 't gemeentebelang de gaar- dering dezer gelden ongewenscht, omdat eene eenig- zins afdoende controle niet wel mogelijk is. De meer derheid van beide sectiën was van oordeeldat bij eene goede regeling dezer aangelegenheid, het bezwaar dat het bestuur der gemeente te veel aan invloed op de wijze van behandeling der bruggen zou verliezenin geenendeele mogt wegen. Men rekende dat een goed pacht- contract, waarbij de pachter zich tot het stellen van borgtogt verpligt voor elke nalatigheiden waarbij hij zich aan het op- zigt niet alleenmaar ook aan de beslissing van een aan te wijzen deskundige onderwerpt, aan het bestuur evenveel in vloed zou laten als het thans heeft. In verband met derge lijk contract zou dan een deskundig opzigter (tevens werkzaam op het bureau van den directeur der gemeentewerken) eiken dag den toestand der meest zorgeischende bruggen moeten in- specteeren en van zijne bevinding wekelijks verslag doen aan het dagelijksch bestuur. De commissie van rapporteurs deelt dit gevoelen met unanieme stemmen en stelt den raad voor: burgemeester en wethouders uit te noodigen met gepasten spoed hunne zienswijze in dezen aan den raad kenbaar te ma ken onder overlegging van een concept-pachtcontract en van een concept-instructie voor een opzigter. Zij deelt almede de raeeningdat de kosten aan het toezigt verbonden volstrekt geen gewigt in de schaal kunnen leggen. Volgno. 171. In de 2de sectie had het groot verschil tus- schen de werkelijke uitgaaf in 1879 (ƒ20,477.30') en de ra ming voor 1881 (ƒ25,626.60) de aandacht van een der leden getrokken. Zonder eenige aanmerking op deze raming (zij is door den raad reeds toegestaan) te makenmeende hij toch dat eenige toelichting niet overbodig was. Volgno. 182, Door een der leden van de lste sectie werd de vraag gedaan of met het oog op de oprigting der ambachts school bezuiniging op dezen post verwacht kan worden. In de 2de en 3de sectie gaf het lager onderwijs aanleiding tot verschillende beschouwingen. In beide (en uwe commissie deelt die zienswijze) zag men met groot verlangen uit naar eene zooveel mogelijke volledige overeenstemming van dit onderwijs met de nieuwe wet. Terwijl een uitvoerig rapport van het bestuur der afdeeling van volksonderwijs over den toestand van het schoolwezen in de gemeente reeds voor zeer geruimen tijd aan den raad is aangeboden, had men gehoopt dat vóór den 1 November dezes jaars de zaak zoodanig zou zijn voorbereid, dat met of althans zeer korten tijd na dien datumalle voorstellen welke uit de nieuws wet voortvloeijen, bij den raad ingekomen en door hem afgedaan zouden zijn. Sommige leden spraken hunne teleurstelling uit over de om standigheid dat men het hier nog niet verder gebragt had dan tot het besluit, om eene commissie van toezigt, overeen komstig art. 70 der nienwe wet, in het leven te roepen, terwijl in vele andere gemeenten reeds alles bij de invoering der wet in staat van wijzen was. Uwe commissie kan niet nalaten op eene spoedige voorbereiding en afdoening dezer hoogst belangrijke aangelegenheid krachtig aan te dringen. Een lid der 3de sectie gaf in overweging om voortaan de be naming rarmenscholen" in alle officiële stukken en op de gebouwen te vervangen door het betrekkelijk nummer der school. Dit voorstel, door die sectie bij stemming aangeno-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1880 | | pagina 64