I Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1881 Het berust naar ons inzien op eene onjuiste beweringdie wij ons niet anders kunnen verklaren, dan uit eene verkeerde beoordeeling door commissarissen van de wijzewaarop de gemeente naar de bestaande voorschriften zich de gelden ver schaft, die zij ten behoeve der bank verstrekt, voor zoover de uit de gemeentekas beschikbare fondsen daarvoor ontoe reikende zijn. Had de gemeente indertijd eene leening aangegaan om daaruit een zeker kapitaal voor de exploitatie der bank be- noodigdaan deze te verstrekken en nu bij wijze van conversie die schuld afgelost en door een nieuwe leening tegen lagere rente vervangener zou eenige grond voor het beweerde be staan, doch dit is geenszins het geval, Immers, zooals u bekend is, voorziet zij in die verstrekking, door bemiddeling der spaarbank alhier, ingevolge daartoe door gedeputeerde staten bij resolutie van 21 Febr. 1853 no. 19 verleende raag- tiging en naar do bepalingen regelende de comptabiliteit van den gemeente ontvanger met deze inrigting, vastgesteld bij raadsbesluit van 19 Mei 1853, later gewijzigd bij raadsbe sluiten van 10 November 1870 en 12 November 1874. Die bepalingen brengen meê, dat vanneer de in de ge meentekas voorhanden fondsen ontoereikende zijn, om de voor de bank benoodigde gelden te verstrekken of te blijven ver strekken, de ge aeente ontvanger op daartoe door burge meester en wethouders te geven magtiging de noodige gelden opneemt bij de spaarbank tegen eene overeen te komen rente, 5 procent niet te boven gaande, hetzij op meer vasten voet tegen afgifte van één of meer schuldbekentenissen onder ver- pligting tot voorafgaande opzegging, drie maanden voor de terugbetaling, hetzij voor korteren tijd op assignaties. Doorgaande nu is de som, die de bank in beleening uit staande heeft en als bedrijf kapitaal behoeft, veel te aanzienlijk, dan dat in de verstrekking daarvan, uit bij den gemeente ontvanger beschikbare gelden, kan worden voorzien. Slechts tot een beperkt bedrag kan daarvoor tijdelijk een gedeelte worden afgezonderdhetzij uit een overgebleven batig slot eener afgesloten rekening, zoolang daarover niet voor een volgende dienst behoeft beschikt te worden, hetzij uit eene aangegane geldleening ten behoeve van eenig openbaar werk, voor zóóver en zóólang de opbrengst dier leening niet terstond in haar geheel behoeft te worden uitbetaald. Wat de bank van leening meer behoeftwordt door den gemeente ontvanger, overeenkomstig bovengenoemde bepalingen, bij de spaarbank opgenomen. Hieromtrent valt echter op te merken, dat laatstgemelde instelling sedert 1 Julij 1871 zich ongeneigd heeft verklaard tot de tijdelijke verstrekking van gelden voor korten termijn op assignaties of iecepis, zooals tot dien tijd toe gebruikelijk waszoodat van toen af de opname van gelden alleen plaats vond op schuldbekentenis voor onbepaalden tijdmet weder- zijdsche verpligting tot opzegging 3 maanden voor de ver langde terugbetaling of opvordering. Op deze wijze had de gemeente, blijkens hierbij overgelegde nota in den loop van 1879 bij een totaal voorschot aan de bank van leening tot een gemiddeld bedrag van ƒ69,200 van de spaarbank ter leen eene som afwisselend tusschen 30 en 60 mille, waarvan 30 duizend over 12 maanden tegen 4Vu pet., het overige over enkele maanden tegen 5 pet., terwijl regtstreeks uit de gemeentekas werd verstrekt een gemiddeld bedrag over 12 maanden van ƒ21,800, waarvoor zij, na aftrek van aan de spaarbank vergoede renten, genoot 894.80-", dat is pl. m. 4.1 procent. Evenzoo over 1880. De gemeente genoot van de bank van leening 3297. Zij betaalde aan de spaarbank2350. Bleef voor door haar genoten rente 947. makende voor het uit de gemeentekas verstrektetot een ge middeld bedrag] van ruim ƒ23,300 over *12 ^maanden4.06 procent. Dat dit in „geenendeele" een niet onaanzienlijke maar niet te billijken voordeel mag worden genoemd, zal wel geen verder betoog behoevenvooral nietwanneer daarbij] in het oog wordt gehouden: 1. dat de gemeente voor de in de gemeentekas voorhandene fondsenuit leeningen voortgesprotenook rente heeft te vergoeden, en 2. dat de verstrekkingen aan de bank van leening en de terugbetaling van deze voor een deel althans zeer afwisselend zijn, bij ronde sommen van ƒ1000, soms voor enkele dagen, om dan weder te worden terug ontvangen. Op grond van het vorenstaande hebben wij de eer u voor te stellen te besluiten: Aan burgemeester en wethouders op te dragen, om aan heeren commissarissen der stads bank van leening in antwoord op hun schrijven van 27 December 1880 no. 1032 namens den raad, onder toezending van afschrift der door hun collegie bij hun rapport overgelegde nota, te kennen te geven: dat de raad niet deelt huh bewerendat de gemeentedoor van de bank van leening 4ys pet. voor door haar opgenomen gelden te ontvangen, een niet onaanzienlijk maar niet te billijken voordeel zou genieten; dat hij integendeel de overtuiging heeft, dat de gemeente door tot dat rente-bedrag de benoodigde gelden te verstrekken eenig, zij het ook gering, nadeel lijdt; en dat hij zich dus ongeneigd moet verklaren, om, op grond van het door heeren commissarissen aangevoerd motief liun verzoek tot vermindering der jaarlijksehe rente, door de bank te betalenvoor door haar van de gemeente geleende of nog te leenen gelden, toe te staan. Aldus.vastgesteld ter raadsvergadering van den 24 Februarij 1881 dóST~^ Burgmeester en Wethouders van Leeuwarden, W. J. v. W. RENDERS. De Secretaris, V. A. BERGSMA. i tem**** NOTA, aanwijzende het bedrag der van de bank van leening genoten en aan de spaar bank uitbetaalde rente voor ten behoeve van eerstgenoemde instelling door de gemeente verstrekte gelden. Over 1879 ontving de gemeente van de bank van leening aan rente naar 4'/s pet. ƒ3114.25 waarvoor die instelling gemiddeld over het geheele jaar in gebruik had pl. m. ƒ69,200. Daarentegen werd door de gemeente aan de spaarbank voor van deze opgenomen gelden betaald 12 md. rente van 30 millea4ys pct.i^ 1350.— 9 - 20 ,5 750.- 2md.0d._ 10 .5 119.443 2219.44' Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden Bleef voor rente over het uit de gemeentekas verstrekte tot een gemiddeld beloop a 21,800. dat is pl. m. 4,1 procent Zij betaalde aan de spaarbank naar 5 pet. over een gemiddeld bedrag van ƒ17,400, over het geheele jaar aan rente 869.44' waarvan ze naar 41/2 pet. slechts genoot783. die verstrekking gaf dus een nadeel van 86.44' 894.80' Over 1880 werd aan de bank van leening naar 41/2 pet. genoten waarvoor zij gemiddeld over 12 maanden in ge bruik had ruim f73,300. Aan de spaarbank betaalde de gemeente 12 md. rente van 30 mille a 4y3 pet. a 1350. V - 20 5 1000.- 3297.— 2350.— Zij genoot dus voor zich over het uit de ge meentekas verstrekte tot een gemiddeld bedrag van pl. m. 23,300 aan rente dat is pl. m. 4,00 pet. Naar 5 pet. betaalde zij aan de spaarbank over een bedrag van ƒ20,000 waartegen zij naar 4 y3 pet. genoot gevende een verschil in minder van 947, 1000.— 900.— 100, BEDRAG van het aan de stadsbank van lee ning verstrekte en door deze weder terug betaalde over 't dienstjaar 1880. Verschuldigd In den loop In den loop Bleef' Maanden. kapitaal der maand der maand op ultimo 1° der maand bijgekomen terugbetaald der maand Januarij ƒ77,000 ƒ3000 ƒ80,000 Februarij 80,000 2000 Tl 82,000 Maart 82,000 T ƒ3000 79,000 April 79,000 1000 2000 78,000 Mei 78,000 3000 75,000 J un ij 75,000 2000 3000 74,000 Julij 74,000 5000 69,000 Augustus 69,000 n 69,000 September 69,000 1000 5000 65,000 October 65,000 3000 2000 66,000 November 66,000 2000 68,000 December 68,000 4000 1000 71,000 Gemiddeld over het geheele jaar had de bank van de gemeente ter leen naar 4 ys pct.pl. m. ƒ73,300.— de spaarbank droeg daartoe bij 50,000. uit de gemeentekas werd verstrekt 23,300. waarvoor zij naar 4y2 pet. zou hebben te genieten 1047.— Hieraf voor nadeel op het op het a 5 pcfr. van de spaarbank betrokkene ad 100. Bleef voor aan de gemeentekas bekeerd 947.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1881 | | pagina 2