84 Bijlage tot liet verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1881. burgemeester en wethouders uit te neodigen een voorstel tot algemeene verbetering van dien toestand den Raad aan te bieden. Dit besluit van de le sectie ter kennis van het dage- lijksch bestuur brengendeaarzelen rapporteurs evenwel een voorstel van die bepaalde strekking te doenvooral ook nu hun uit eenige opgaven is gebleken dat met het oog op de sedert 1870 verbeterde reiniging der straten en vermeerderde opzameling van fecaliawaardoor minder vuilnis in de grach ten vloeithet leiken op de plaatsendie daaraan behoefte hebbenniet wordt vergetenafgezien van de in 1872 1873 en 1875 uitgevoerde slattingen van den Eewal en de Tweebaksmarktwordt jaarlijks ruim 500 M3. vaste stoffen door leiking in de kom der gemeente verzameld en ongeveer 1500 M3. aan vuilnis dat vroeger in de grachten teregt kwam, opgezameld, terwijl de privé-stof, die vroeger meer dan thans in de grachten vloeideop ongeveer 500 M®. kan worden berekend. Omtrent dit onderwerp werd in de 3e sectie de vraag ge steld of rae« niet langzamerhand de tijd gekomen zou kunnen achtenom het uitloozen van fecalia in de grachten geheel te verbieden de schadelijke verontreiniging van de grachten, het te loor gaan van zooveel wat der verzamelplaats tot voor deel zou zijnde verbetering eindelijk die de opzameling steeds meer ondergaatzoumeende mendien maatregel wettigen niet alleenmaar ook veel onaangenaams er van wegnemen. Rapporteurs bevelen dit punt aan burgemeester en wethouders ter overweging aan. Volgn. 95. Hoofdst. Illafd. 1 art. 4. Naar aanleiding van de toelichting op dit art.waaruit in verband met de plaats welke de post in de begrooting inneemtwerd opge maakt dat men het toezigt op het plantsoen aan bedienden zou willen opdragen die geene bevoegdheid tot het consta teren van overtredingen hebbenwerd in de 2e sectie de doelmatigheid hiervan in twijfel getrokken en in overwe- ging gegevenbedoeld toezigt op te dragen aanzoo noodig daartoe buitengewoon aan te stellen dienaren van politie wier bezoldiging dan evenwel naar hoofdstuk VIafd. 3, zou moeten worden overgebragt. In de 3e sectie werd de aandacht gevestigd op de onregel matige boombeplanting nevens en achter het nieuwe gebouw voor het gymnasium op den Arendstuin en gevraagd of èn in het belang van dat gebouw èn tot bevordering van den welstand door het rooijen van eenige boomen en het maken van een eenvoudigen aanlegdaarin geene verbetering zou zijn aan te brengen. Eene gelijke opmerking werd gemaakt, ten aanzien van de brink op het Blokhuispleinwaar het doen vervangen van eenige boomendoor eenzij het ook stevig omrasterd heesterperkden welstand niet weinig zou bevorderen. Eindelijk werd wederom de aandacht gevestigd op de wen- sclielijkheidom ook in andere beplantingen dan die van de Oude Veemarktaan bloemen plaats te geven. Rapporteurs brengen dit alles onder de aandacht van bur- gemeeester en wethouders. Volgn. 100. Hoofdst. Ill, afd. 1, art. 9. De 2e sectie wenschte deze post met 3,000.versterkt te zien, om er in te begrijpen de kosten van reparatie van den Oldehoof, nu in afd. 7 van dit hoofdstuk, art. 1, gebragt, omdat die her stellingen kwalijk als buitengewoon werk kunnen worden aange merkt en veeleer moeten worden beschouwd als eene verza meling van achterwege gelatene jaarlijksche voorzieningen. Rapporteurs deelen dit gevoelen van de 2e sectie en stellen voor, dit artikel te brengen op ƒ4,040. In de 3e sectie werd de aandacht gevestigd op den soms zeer ongeregelden gang van het uurwerk in den Nieuwetoren en gevraagd of er niet eene afdoende verbetering aan dat hoofd-uurwerk der gemeente zou kunnen worden aangebragt. Rapporteurs brengen die vraag onder de aandacht van bur gemeester en wethouders. Volgn. 103. Hoofdst. Ill, afd. 1, art. 12. De 2e sectie, ongenegen om den prijs van het gaz tot op 8 cent per stère te verminderen, besloot tot verhooging van dezen post met ƒ1,820.-. Rapporteurs moeten in deze die sectie volgen uit overwe ging dat eene berekening naar 8 cent niet kan opgaan omdat de nog geldende verordening van 28 December 1876 den prijs van het gaz op 9 cent bepaalt. Zij stellen alzoo voor, dit art., sub a, te brengen op ƒ16,380.en het ge- heele art. op ƒ16,680. Hoofdst. Ill, afd. 3. In de 3e sectie werd vóór de behan deling van deze afdeeling gevraagd naar de bestemming van het oude Waaggebouw, hetwelk men niet ongeschikt zou achten om te dienen als verkoopplaats van groente of vleesch inzonderheid de verplaatsing van de Vrijdagsche vleeschmarkt naar de ruimte onder den Waagsluifel werd aangeprezen, om dat hierdoor de bewoners van de meeste huizen aan de Vleesch markt van een last zouden kunnen worden ontheven en de uitstallingen zelve tegen den regen steeds beschut zouden zijn. Rapporteurs bevelen deze overwegingen in de aandacht van burgemeester en wethouders aan. Volgn. 108. Hoofdst. III, afd. 3, art. 2. In de 2e sectie werd naar aanleiding van deze met 200 verhoogde post de vraag gedaan, of de belooning der waagwerkers niet te hoog moet worden geacht naar de door hen te verrigten diensten en met het oog op de belooningen aan andere ge meentelijke bedieningen verbonden. Inderdaad schijnt eene be looning van ƒ350.over het jaar voor werk, dat zich bijna uit sluitend tot twee dagen per week bepaald, en door de in gebruik gestelde wagentjes niet weinig verligt isbuiten ver houding tot de belooning aan andere dergelijke bedieningen te staan. Bovendien, de grens is hiermede nog niet bereikt, immers, in 1880 werd reeds ƒ2,880.526 aan de waagwerkers uitbetaald, en de toelichting op deze post spreekt van toe- nemenden aanvoer als motief voor de verhooging. Dit laat ste maakt tevens duidelijk, dat de belooning van de waag werkers nog steeds geschiedt op de wijze, bij de verordening van 1856 bepaald; de vraag ligt alzoo voor de hand, of ver andering in dezen geene overweging verdient. Rapporteurs aarzelen niet hierop bevestigend te antwoorden en nemen de vrijheid burgemeester en wethouders uit te noodigenden Raad de vereischte voorstellen tot definitieve regeling van de bezoldiging der waagwerkers te doen. Wel is waar draagt de verordening van 26 Augustus 1880 in art. 13 deze regeling aan burgemeester en wethouders opdoch zoowel de toelichting op het ontwerp dier bepaling als vooral art. 136 der gemeentewet, geven aan die opdragt een transitoir karakter, hetwelk eene definitieve regeling door den Raad niet alleen toelaatmaar noodzakelijk maakt. Hoofdst. IIIafd. 4. In de le sectie werd door een lid de vraag gesteld, of, met het oog op hare geringe opbrengst de vischmarkt niet zou kunnen worden opgeheven. Dat de geldelijke voordeelen van die inrigting beperkt ziju moge Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1881. 85 blijken uit de rekening over 1S80toen de ontvangsten de uitgaven met slechts ƒ120.666 overtroffen. Toch schijnt met het oog vooral op de keuring het behoud wenschelijk zoo lang de meeste visch nog daar wordt aangebragt. Rappor teurs vinden hierom geene reden om aan die opmerking eenig voorstel te ontleen en. Volgn. 116. Hoofdst. III, afd. 5, art. 2. Op het voet spoor van de 2e sectie stelden rapporteurs voordeze post met ƒ700.te verhoogenomdat het bedrag van het trac- tement van den directeurwaarvan in de concept-begrooting ƒ1,800.is berekend, bij raadsbesluit van 6 Septemberj.l. is vastgesteld op 2,500.tot ƒ3,000. Volgn. 121. Hoofdst. III, afd. 5, art. 7. Deze post be vat de rente van kapitalen door de gemeente aan de gasfa briek verstrektberekend naar 4 pet. De tweede sectie was eenstemmig van gevoelendat die renten naar 5 pet. moes ten worden berekend, om de winst van de fabriek minder groot te doen schijnen. Rapporteurs komen tot een gelijk besluit, doch op een anderen grond; bijlage 14 van de con cept-begrooting geeft als motief voor de verlaging van de rente hier bedoeld aandat de gemeente voor het geld ten behoeve der gasfabriek voortaan ook niet meer dan 4 pet. zal betalen dit is onjuist: de leeningen ten behoeve van de fabriekaan gegaan in 1865 en 1867, doen 5 pet., die van 1876 4y2 pet. renteterwijl de verdere in rekening-courant gedane ver strekkingen niet geacht kunnen worden geput te zijn uit de opbrengst van de leeningenwaarop in 1880 de conversie is toegepast. Zij stellen alzoo voor deze post met 4,911. te verhoogen en alzoo te brengen op ƒ24,611.—. Volgn. 127. Hoofdst. III, afd. 7, art. 1. Naar aanleiding van het voorstel bij volgn. 100 gedaan en indien dit aange nomen isstellen rapporteurs voordeze post te roijeren. Volgn. 130. Hoofdst. III, afd. 7, art. 4. In de 2e sectie achtte men eene aanschaffing van keijen in den omvang als hier wordt voorgesteld en eene vernieuwing van de zeer goede bestrating op de Nieuwestad niet noodzakelijkdoch men kwam niet tot een besluit tot vermindering van dezen post, het voorstel hiertoe aan rapporteurs overlatende. Rapporteurs zijn eenstemmig van meeningdathoewel er zeker plaatsen zijn aan te wijzenwaar meer behoefte aan verbetering van de bestrating is dan op de Nieuwestadver mindering van het uitgetrokken bedrag niet zou strooken met 's Raads bedoeling bij de behandeling van de begrooting voor 1873 geblekenom nl. tot geleidelijke verbetering van de bestratingen in deze gemeentejaarlijks eene som voor aan koop van keijen te besteden. Aan deze bedoeling is sedert, met uitzondering van 1880, jaarlijksch voldaan door het uit trekken eener som van ƒ7,000.tot ƒ13,000.ten be doelden einde. De beslissing eindelijkwelke bestratingen voor verbetering of vernieuwing in aanmerking behooren te komen behoort zeker aan burgemeester en wethouders. Rap porteurs doen alzoo in dezen geen voorstel. Volgn. 132. Hoofdst. IIIafd. 7 art. 6. In de 2e sectie verklaarden zich twee leden voor het doen vervallen van dezen postdiezoo achtte meneen werk beoogtwaarvan de noodzakelijkheid niet vast staat. Algemeen was men in die sectie van oordeeldat een weg van de Schaverneksbrug langs de buitengracht naar de Willemskade niet zoodzakelijk is, om dat die verbinding langs het Ruiterskwartier en de Prins Hendrikstraat reeds bestaat, doch het maken van een wal- muur vond bij de meerderheid goedkeuring. Terwijl de minderheid van rapporteurs niet enkel in het belang van den welstandmaar ook om een steeds bruikba- ren reed naar en van den opslag aldaar te bekomen, de voor- dragt van burgemeester en wethouders in bescherming neemt, is de meerderheid van het gevoelen van die der 2e sectie. Bij gebreke van voldoende gegevens is zij echter niet in staat die vermindering van het voorgedragen cijfer voor te stellen welke hare bedoeling zou uitdrukken. Hierom stelt ze voor, als 's Raads wensch te kennen te gevendat geen rijdweg van de Willemskade tot de Schaverneksbrug worde gemaakt. Volgn. 138. Hoofdst. 4. In de 3e sectie werd gevraagd naar de redenwaarom de begrooting van kosten van de brandweer de werkelijke uitgaaf te dier zake steeds zóóveel te boven gaat. Rapporteurs merken hieromtrent opdat inderdaad de uit gaven voor de brandweer doorgaans ver beneden de primi tieve begrootingen blijven, dat evenwel de rekeningen van enkele jaren een tegenovergestelde verhouding aanwijzen en dat het gemiddelde verschil over de jaren 1871 1880 de uitgaven ruim ƒ1,000.beneden de primitieve begrootingen laat. Bij het wisselvallige van de hier bedoelde uitgaven is het zeker raadzaam de begrooting van het collegie brand meesters te volgen. Intusschen vestigen rapporteurs gaarne de aandacht van burgemeester en wethouders op dit punt. Volgn. 140. Hoofdst. V, art. la. In deze post is een bedrag van 500.begrepen voor heistellingen aan het voor malige soephuistot 1 November 1881 in gebruik bij het rijkvoor het ijkwezen. In de le sectie werd de aandacht op den zeer bouwvailigen toestand van een gedeelte van dat gebouw gevestigd. Het wordt betwijfeld of voor het uitgetrokkene cijfer eene eenigzins afdoende verbetering zou zijn aan te brengen, doch hoewel rapporteurs geene vrijheid vinden vermindering van dezen post met het voormelde bedrag in overweging te geren, noodigen zij echter burgemeester en wethouders uit hierom trent den Raad in te lichtenzoo mogelijk met bijvoeging van de ter vergadering van 23 Junij 1881 toegezegde voor stellen. Volgno. 140. Hoofdst. V, art. ló. De 2e sectie sprak de wenschelijkheid uit van vermindering van dezen post met de daarin begrepene kosten van herstellingen aan het wijnhuis voor 600.omdat ze dit wanstaltige gebouw na het ein digen van de thans loc pende pacht zou wenschen afgebroken te zien. Dezelfde secti gaf in overweginghet houten hek om den tuin tusschen den ingang en het wijnhuis door een ijzeren te doen vervangen. Rapporteurs deelen eenstemmig het gevoelen van de 2e sectie ten aanzien van het wijnhuisvooral nu de nieuwe kelder onder de muziektent in de behoeftewaarvoor het wijnhuis hoofdzakelijk diendevoorziet en stellen alzoo voor, deze post met 600.te verminderen. Met het aanbrengen van een ijzeren hek zouden ze tot na de amotie van het wijn huis willen wachten en doen dus hieromtrent thans geen voorstel. Naar aanleiding van eene toelichting van den directeur der gemeentewerkente vinden in de bijlagen der ontwerp-be- grooting, noodigen rapporteurs burgemeester en wethouders uit den Raad in te lichten omtrent de vorderingen van een vroeger gebleken voornemenom in den Prinsentuin een ge bouw te stichten voor muziek-uitvoeringen bij ongunstig we der. In het begin van 1879 werd den Raad een voorstel

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1881 | | pagina 43