86
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1881.
van dien aard aangebodende behandeling hiervan werd
echter in de vergadering van 27 February van dat jaar uit
gesteld op verzoek van burgemeester en wethoudersom
eenige wijzigingen daarin aan te brengen sedert werd dien
aangaande niets bepaalds vernomen en het nu geblekene plan
van verbeteringen aan het wijnhuis wettigt het vermoeden
dat het straks genoemde voornemen door burgemeester en
wethouders opgegeven of het ingediende voorsteldat nog
bij den Raad aanhangig isaan hunne herinnering is ont
vallen.
Volgn. 152. Hoofdst. VI, afd. 2, art. 6. Door twee leden
van de le sectie werd het betreurddat deze post op de be
grooting moest voorkomen en den rapporteur opgedragen
hiervan melding te maken. Rapporteurs voldoen bij deze aan
dat verlangendoch met de opmerkingdatzoolang de be
trekkelijke verordening bestaatde kosten van hare uitvoe
ring op de begrooting niet kunnen worden gemist.
Hoofdst. VIafd. 3. Bij de behandeling van deze afdee-
ling werden in de sectiën opmerkingen gemaaktdie niet
zoozeer de openbare veiligheid als wel de handhaving in 't al
gemeen van sommige policie-verordeningen betroffen. Zoo
werd gevraagd of de nieuwe gebouwen aan de Bonepaters-
steeg en aan de Kruisstraat niet hooger zijn opgetrokken dan
de bouwverordening toelaat; verder, met welk regt onlangs
op het bouwterrein no. 48 aan de Sophialaan een houten ge
bouw is gestichtin strijd met de verordening ter voorko
ming en blussching van brand?
Rapporteurs brengen deze vragen onder opmerking even
wel dat de laatste sedert hare actualiteit verloren heeftter
kennis van den heer burgemeestermet verzoekden Raad
omtrent een en ander te willen inlichten.
Volgno. 169. Hoofdst. VII, afd. 1, art. 5. In de 2e sec
tie werd de opmerking gemaakt en algemeen gedeelddat
deze post met 293.20 zou behooren te worden verminderd,
omdat de aan den Raad ingediende begrooting voor het stads
ziekenhuis als bedrag van het subsidie een cijfer van 12,206.80
bevat.
Naar aanleiding van het door den Raad op 6 October j.l.
genomen besluitwaarbij het subsidie tot gemeld bedrag is
toegestaan, stellen rapporteurs voor, deze post met ƒ293.20
te verminderen en op ƒ12,206.80 vast te stellen.
Volgn. 174. Hoofdst. VIIafd. 2art. 1. De 3e sectie
gaf als haren wensch te kennendat voortaan de indeeling
van dit art. worde gemaakt als die van artt. 2 en 3 van deze
afdeeling.
In dezelfde sectie werd de opmerking gemaaktdat in litt.
b van dit art. door eene misvatting is begrepen geworden
eene som van ƒ2,400.voor aanschaffing van leermiddelen
bij het onderwijs in de natuurkundige vakkenbij de in ge
bruik stelling van het nieuwe gebouwdie op de begrooting
van 1881 zullen moeten worden gebragt en daarin niet is
vervat eene som voor onderhoud van die voorwerpen en aan
vulling waarvoor een bedrag van ƒ400.kan worden ge
raamd.
Rapporteurs brengen den eerstvermelden wensch onder de
aandacht van burgemeester en wethoudersen stellen voor
litt. b van dit art. met ƒ2,000.te verminderen en hetge-
heele artikel op ƒ29,295.vast te stellen.
Volgn. 175. Hoofdst. VIIafd. 2 art. 2. Naar aanlei
ding van daaromtrent in de le en 2e sectie gemaakte op
merkingen en als gevolg van de op 22 September j.l. door
den Raad gedane benoemingen van eene leerares in de dier
en plantkunde en van een 1 eeraar in de natuur- en schei
kunde aan de school van middelbaar onderwijs voor meisjes
stellen rapporteurs voor, de post onder litt. a. van dit art.
met 600.te verhoogen alzoo vast te stellen op 18,000.
en het geheele art. op ƒ20,455.
Volgn. 181. Hoofdst. VII, afd. 2, art. 8. Volgens bij
lage no. 32zoo oordeelde de 2e sectiemoet deze memorie-
post worden uitgetrokken op het cijfer ƒ850. als bekende
vermoedelijke kosten van het herhalings-onderwijs in 1882.
Rapporteurs doen het voorstel hiertoe.
Volgn. 191. Hoofdst. VII, afd. 2, art. 18. In de 3e
sectie werd bij dit art. de wenschelijkheid uitgesproken om
naar aanleiding van art. 82al. 2 der wet van 17 Augustus
1878 Staatsblno. 127)op het lager onderwijshet ge
trouwe schoolbezoek aan te moedigenen zelfs besloten als
art. 18a eene som van ƒ300.hiervoor uit te trekken, die
meende men b. v. aan de afdeeling Leeuwarden van de
vereeniging „Volksonderwijs" zou kunnen worden ter hand
gesteldtot het uitreiken van belooningen en eereblijken
voor getrouw schoolbezoek.
Rapporteurs bereid om de loffelijke bedoeling van de 3e
sectie te steunen en het uittrekken van eene som ten be
doelden einde voor te slaanmeenen evenwel geen wensch
van den Raad te moeten uitlokken omtrent de wijze waarop
van het aan burgemeester en wethouders te verleenen crediet
zou moeten worden gebruik gemaaktten einde het dage-
lijksch bestuur niet te belemmeren in zijne keuze van den
wegdie tot bevordering van getrouw schoolbezoek kan lei
den. Zij bepalen zich alzoo tot het voorstelom in deze af
deeling als art. 18a op te nemen„Uitgaven tot bevorde-
„van getrouw schoolbezoek, ƒ300.
Volgn. 209. Hoofdst. VIII, afd. 1 art. 2. In de 3e sec
tie werd de vraag gesteldof na de uitgevoerde conversie
van een groot deel der gemeenteschuldde tijd niet gekomen
kan worden geacht dien maatregel ook op de ten behoeve
van de gasfabriek aangegane leeningen toe te passen Rap
porteurs brengen in herinnering, dat een voorstel om laatst
bedoelde schuld ook in die conversie te begrijpenop 5 Au
gustus 1880 door den Raad werd verworpenomdat men
geene vermenging van andere schulden der gemeente met die
voor de gasfabriek aangegaan wilde. De wenschelijkheid om
ook dezezij het dan ook laterdoor eene leening tegen
lagere rente te delgenwerd toen niet ontkend.
Rapporteurs bevelen dit punt aan de overwegingen van
burgemeester en wethouders aan.
Volgn. 210. Hoofdst. VIII, afd. 1, art. 8. De 2e sectie
vereenigde zich met een voorstel om de voorgedragen bui
tengewone aflossing van ƒ2,000.te doen vervallen, uit
overweging dat die uitgaaf uit de opbrengst van eene nieuwe
leening zou moeten worden gekweten en het niet zou opgaan
schuld te maken om schuld te delgen.
Rapporteurs kunnenuit overwegingdat de voorgestelde
buitengewone aflossing zal worden toegepast op de leening
van 1853waarvan geene verpligte aflossing is voorgeschre
ven en met herinnering aan de veelmalen gemaakte opmer
king omtrent de verpligting der gemeente in het belang van
haar credietom ook op die leening af te lossenzich met
het denkbeeld der 2e sectie niet vereenigen en doen hierom
geen voorstel.
Volgn. 219. Hoofdst. XI. Met het oog vooral op de voor
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1881.
87
een deel door leening te verkrijgen inkomsten achtte de 2e
sectie dit hoofdstuk als sluitpost te hoogze besloot het cijfer
met ƒ5,000.te verminderen.
Rapporteurs kunnen indien hunne voorstellen worden aan
genomen met eene vermindering van 1,100.volstaan
en stellen alzoo voordit hoofdstuk op een cijfer van 14,600.—
uit te trekken.
Volgn. 5. Inkomsten. Hoofdstuk IIafd. 4. De meer
derheid der le sectie sprak de wenschelijkheid uit van ver
laging van de percentage dezer belasting tot op 3.50 pet.
op grond van den bij de algemeene beschouwingen in het
licht gestelden gunstigen toestand van het financiële beheer
der gemeente. Rapporteurs brengen dien wensch over, doch
deelen hem niet, vooreerst op de gronden bij het rapport
omtrent de algemeene beschouwingen bijgebragt en voorts
omdat de gewenschte reductie te gering mag worden genoemd
om den belastingschuldigen als een voordeel te kunnen wor
den aangerekend. Zij doen derhalve geen voorstel.
Volgn. 7. Hoofdst. IIafd. 7. Een lid van de le sectie
sprak hier den wensch uitde kermis tot op eene week in
te korten.
Rapporteurs vermelden dit verlangen doch zoudenook al
konden ze zich daarmede vereenigen geen voorstel in dien
zin willen doenovertuigd immers dat eene bepaling van de
verordening van 27 September 1860 niet bij de behandeling
der gemeente-begrooting incidenteel kan worden te niet ge
daan en terwijl eene wijziging van die bepaling niet aan de
orde is.
Volgn. 17. Hoofdst. III, afd. 2, art. 10. Het onderdeel
a. van dit art. „schoolgelden aan het gymnasium" werd in de
2e sectie met ƒ1,000.verhoogd uit overweging, dat de
opbrengst in 1880 geen vertrouwbare maatstaf kan worden
genoemden dat naar den toestand aan het begin van den
cursus 1881/82 kan worden gerekend op
50 leerlingen le en 2e kl. a 50.ƒ2,500.
36 3e 4e „60.— „2,160.—
12 5e 6e „80.— 960.—
Zamen 5,620.
Rapporteurs deelen het gevoelen van de 2e sectie en stel
len alzoo verhooging van art. 10a met ƒ1,000.voor, on
der opmerking tevens dat zij bij gebreke van gelijke gegevens
omtrent de andere scholen niet in staat zijn verhoogingook
van de verdere onderdeelen van dit art.zoo hiertoe grond
warevoor te slaandoch de aandacht van burgemeester en
wethouders op dit punt vestigen.
Volgn. 20. Hoofdst. Illart. 2. In de 2e sectie werd
bij de behandeling van dit art. gevraagd, welk voornemen
er bestaat omtrent het gebouw van het voormalig soephuis
hetwelkin tegenstelling met vorige begrootingenhier niet
vermeld is. En inderdaadwaar een bedrag van 500.
zal worden besteed tot herstel van dat gebouwdaar mag
althans eenige kans van opbrengst verwacht worden. Onder
verwijzing naar de opmerkingen bij no. 140 stellen rappor
teurs voor in dit art. als d« op te nemen„id. id. achterste
„gedeelte (voormalig soephuis) memorie."
Volgn. 21Hoofdst. III, art. 3. In de 3e sectie maakte het be
heer over den prinsentuin een punt van wijdloopige bespreking
uit en betwijfelde men, of de belangen en wenschen van het publiek
wel voldoende worden in acht genomen bij de regeling van de mu
ziekuitvoeringen die van wege de gemeente aldaar plaats vinden
het houden van een avond-concert op 25 September, eene
matinee op den guren 2n October werd als grond voor dat
gevoelen aangegeven, maar bovenal en in hoofdzaak het ge
brekkige toezigtdat schijnt niet te kunnen belettendat
iederen Zondag tijdens de uitvoeringen in den tuin, door kin
deren zóóveel geraas gemaakt en wanorde veroorzaakt wordt,
dat het aan de abonnés toegedachte genot verloren gaat en
de opgewektheid om iets schoons te leveren den uitvoerders
der muziek moet ontvallenmet dit gevolg, dat èn een groot
deel van de abonnés zich van het bezoek onthoudt èn het
gehalte van de muziek die er uitgevoerd wordt, met achter
uitgang wordt bedreigd; wel werd erkend, dat andere uit
voeringen door de pachters den geabonneerden aangeboden
in dat opzigt een gunstig verschil aanboden, doch men meende
voor alle abonnés het genot ook van de gemeentelijke uit
voeringen te mogen vragen. Een bepaald besluit omtrent
middelen die tot verbetering zouden kunnen leiden, werd er
niet genomen; toch werd in overweging gegeven het maken
van eene tamelijk strenge policie-verordening speciaal voor
den prinsentuin en bevordering van naauwkeurige handhaving
daarvan door een voldoend getal agenten van policie zelfs
ten spijt van die ouders, die in de baldadigheid hunner kin
deren behagen scheppen of het vermogen missen ze te beteu
gelen; ook werd gevraagd, of de werkzaamheden van meer
gewigtigen aard, waarmede het collegie van burgemeester en
wethouders belast is, voor de bemoeijingen van eene zoo spe
ciale commissie als die voor den prinsentuin wel bevorderlijk
zou zijn, en voorts of het niet theoretisch onjuist en practisch
verkeerd moet worden geacht, dat burgemeester en wethou
ders als zoodanig het toezigt op de gemeente-eigendommen
en het beheer hiervan uitoefenendevoor den prinsentuin
eene commissie van bijstand hebben, uit dezelfde raadsleden
als hun collegie bestaande? Intusschen werd erkend, dat
van de zienswijze van burgemeester en wethouders, zonder
wiens voorstel eene eigenlijke commissie van bijstand niet
zou kunnen worden in het leven geroepen, alles afhangt.
Hierom brengen rapporteurs de bespreking in de 3e sectie
onder de aandacht van burgemeester en wethouders.
Volgn. 23. Hoofdst. Illart. 5. De 2e sectie sprak bij
de behandeling van deze post haar leedwezen uit over het
vellen van eenige gezonde groote boomen aan den Nieuwen
Wegwaarvoorzoo meende mengeen gegrond motief van
algemeen belang kon worden aangewezen.
Ook in de eerste sectie werd hetzelfde punt besproken.
Ofschoon de alzoo veroordeelde maatregel niet ongedaan
kan worden gemaaktachten rapporteurs het nuttigvan
de daarover gevoerde bespreking melding te maken in de
overtuiging, dat, waar zoo dikwijls stormen de beplantingen
in deze gemeente teisteren en nuttige boomen vellenvan
bestuurswege niet buiten noodzakelijkheid tot het rooijen moet
worden overgegaan.
Volgn. 28. Hoofdst. Illart. 10. Naar aanleiding van
het bij volgn. 121 opgemerkte, stellen rapporteurs voor litt. c
van deze post te brengen op een bedrag van ƒ24,611.
Volgn. 32. Hoofdst. IVart. 1. De 2e sectie verhoogde
deze post met ƒ10,000.in overeenstemming met haar ge
voelen bij volgn. 103 vermeld.
Rapporteurs gaan ook hier met die sectie medeonder op
merking nogtansdat naar de cijfers van bijlage 14 deze
versterking 13,000.kan bedragen.
Volgn. 33. Hoofdst. IV, art. 2. Na bekomen inlichting