8
Bijlage tot liet verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1881.
die met nos. 3, 9 en 11. Wij geloovendat, waar over
zooveel bevoegd personeel valt te beschikkenhet bedoeld
argument veryalt.
Bovendien behoeft liet teekenondervvrjs niet in alle klassen
te worden gegeven. Het zou reeds voldoende zijn, in
dien het van de leerlingen van de twee of drie laat
ste leerjaren werd bestemdgedurende een paar uren in
de week.
Wordt verdermede overeenkomstig den in het aangehaald
rapport uitgedrukten wenschvan wege het gemeentebestuur
gezorgd voor een cursus, dien alle onderwijzers kunnen bij
wonen om zich voor het liandteekenen bekwaam te maken
dan vleijen wij ons dat van die gelegenheid gretig gebruik
zal worden gemaakt.
Voor de invoering van het leervak zou een termijn kunnen
worden gesteld, gelijk ook ten opzigte van de gymnastiek zal
noodig zijn.
Ten aanzien van de fraaije handwerken zijn de rapporteurs
van de le en 3e sectie het geheel eens met hen die dit leer
vak voor de school no. 3 overbodig vinden. Voor de school
no. 4 verlangen wij het te hebben behouden. Die school geeft
e/wi-onderwijsen wel aan kinderen uit eene klasse van de
burgerij, die zeer zeker het onderwijs in fraaije handwerken
op prijs stelt en het ten hoogste zou betreurenindien dit
onderrigt uit de rij der leervakken werd genomen.
oor het behoud van het onderwijs in de beginselen der
wiskunde aan de school no. 2 voeren burgemeester en wet
houders niets anders aan dan dat zij de noodzakelijkheid van het
schrappen niet inzien. Naar onze meening echter is dit on
derwijs hier ten eeneiimale overbodig en nergens toe dienende.
De school no. 2 zal thans teregt geheel worden ingerigt tot voor
bereidend onderwijs. De twee hoogste klassenhet zooge
naamde verlengstukkomen dan te vervallen. Daar had het
onderwijs in de beginselen der wiskunde regt van bestaan
evenzeer als dat in de Engelsche en de Hoogduitsche taal. Waar
toe nu alleen het eerstgemelde vak te behouden Voor de
toelating der leerlingen op de aansluitende inrigtingen van
hooger en middelbaar onderwijs wordt het niet gevorderd.
De tijdwelke voor het onderrigt in dat leervak zou noodig
zijn ten behoeve van de jongensdie voor bedoelde inrigtin
gen worden voorbereid kan nuttiger wofden besteed. Men
rigte zich hier geheel op het onderrigt in het rekenen't zal
den jongens veel meer ten goede komen ook voor het toela
tingsexamen aan gemelde inrigtingen.
Dezelfde redenenwelke ons leiden tot aanbeveling van
het onderrigt in de fraaije handwerken aan de school no. 4
bestaan er, om daar ook het vak der wiskunde te behouden,
gelijk mede door burgem. en weth. wordt voorgesteld.
Eindelijk nog een woord over algemeene geschiedenis. Bur
gemeester en wethouders stellen het onderrigt in ditniet
verpligteleervak voor ten behoeve van alle scholen met
uitzondering van de twee, tot voorbereiding bestemd. Wij
hechten niet zoo groote waarde aan dit leervak voor de la
gere schooldan voor zoover het noodig is voor een goed
onderwijs in de vaderlandsche geschiedenis. Zooals ook de
plaatselijke schoolcommissiein hare hij de stukken gevoegde
memorie van 5 Julij 1879, opmerkt, zou het bij de behan
deling van de vaderlandsche geschiedeniswaar die met de
algemeene in aanraking komtden onderwijzerbij eene
strenge opvatting van zijne taakzelfs hoogst' moeijelijk val
len de grenzen van het gebied der vaderlandsche geschiede-
nis nooit tc overschrijden. Ook daarom zullen wij geen voor
stel doen dit leervak te doen wegvallen. Wij vleijen ons
intusschendat hij de vaststelling van het leerplanovereen
komstig art. 21 der wet, op het aangevoerde zal worden gelet.
Het bovenstaande zamenvattendekomen wij tot deze
slotsom:
Behalve de verpligte vakken, vermeld onder letters a—k
van art. 2 der wetworde uog onderwijs gegeven
1. in de beginselen der Fransche taal aan de scholen der
le klasse en der 2e klasse a
2. in de beginselen der algemeene geschiedenis aan de scho
len der 2c klasse a en b en der 3de klasse
3. in de beginselen der wiskunde aan de school der 2e
klasse a
4. in het liandteekenen en de gymnastiek aau alle
scholen
5. in de fraaije handwerken voor meisjes aan de school
der 2e klasse a.
Het liandteekenen worde voorloopig alleen aan de jongens
onderwezen.
Voor de invoering van het liandteekenen worde een termijn
van een jaarvoor die van de gymnastiek een van drie
jaren gesteld.
V. Getal ouderwijzers in verhouding tot
het getal leerlingen.
In de wet mogt een voorschrift omtrent het getal onder
wijzers dat ten minste aan elke school moet zijn verbonden
niet ontbreken. Tot maatstaf is genomen het getal werkelijk
schoolgaande kinderen op 15 Januarij van het loopende jaar.
Er zal echter nog rekening moeten worden gehouden met het
getal lokalen van ieder schoolgebouw. Wij wezen daarop
reeds onder no. IIGetal en Massificatie der scholeji.
De 2e en de 3de sectie en ook de commissie van toezigt
achtten daarom de bepaling van het getal onderwijzers zoo
als hier wordt voorgesteld minder wenschelijk.
Wij zijn van het hetzelfde gevoelen. Voor de scholen nos.
O 8 en 11 zullen nieuwe gebouwen moeten worden gesticht
het gebouw voor de school no. 9 zal belangrijk moeten wor
den verbouwd. Het getal lokalen dat al die gebouwen zul
len bekomen is thans nog onbekend. En toch zal het getal
onderwijzers ook met het oog daarop dienen te worden ge
regeld.
Het verdient derhalve de voorkeuriri de verordening een
beginsel neer te leggen zonder meer. Er worde bepaald, dat
het hoofd der school wordt bijgestaan door ten ïninste één
onderwijzer voor ieder lokaal. Naar gelang èn van het getal
leerlingen èn van het getal lokalen kan dan later voor iedere
school het getal onderwijzers worden vastgesteld.
O]) deze wijze wordt in de verordening tevens uitdrukkelijk
het beginsel aangenomen dat het hoofd der school niet als
gewone onderwijskracht wordt meegeteld, een beginsel, reeds
voorlang voor meer dan één school in deze gemeente, krachtens
art. 5 der verordening van 14 December 1872, toegepast en
in de hoogste mate aan tc bevelen. Door het hoofd der school
niet aau eene bepaalde klasse te binden kan hij te beter als
hoofd van liet geheel optreden gezet toe/igt over alles hou
den zorgen voor de goede onderlinge aansluiting der klas
sen het stipt volgen van het leerplan enz. Bovendien zal
het hoofd der school dikwijls genoeg in eene klasse moeten
werkzaam zijningeval van vacatureafwezigheid of onge
steldheid van een der onderwijzersom niet den maatregel
zelfs noodig te maken.
Bijlage tot het verslag der handelingen van
VI. Avondscholen.
In de le sectie betoonde de meerderheid zich, met burge
meester en wethoudersvóór het behoud der avondschool.
Volgens de ledendie haar voorstonden moest hierbij wel
in 'toog worden gehouden, dat de herhalingschool niet dient
tot aanvulling vau de dagschool. De leervakken hebben gaan
deweg eene uitbreiding erlangddie liethuus inzienson
doenlijk maakt, alles op de dagschool af te doen. Ten voor-
deele van de langzamen mogen de vlijtige en vluggere leer
lingen niet worden achtergezet. Het argument van de tegen
standers dat sommige kinderen wegens den slechten toe
stand van enkele wegen vooral bij regenbezwaarlijk 's avonds
ter school kunnen komenkon bij dc voorstanders geen in
gang vinden. Bovendien was hetnaar zij meenden voor
de ouders wenschelijk, dat de kinderen ook \s avonds op
school en niet te liuis zijn. Eindelijk werd opgemerkt, dat
geen der onderwijzers en deze waren wel 't best bevoegd
te oordeelen, zich tegen het behoud der avondschool had
den verzet.
Het hoofdbezwaar van de minderheid en evenzoo van de
2e en 3e sectie, nagenoeg eenstemmig, was gelegen in het
weinig nut aanbrengende van de avondschool. Haars inziens
waren de in de memorie van de plaatselijke schoolcommissie,
van 1879, tegen de avondschool ingebragte bezwaren voort
durend geheel van kracht. Het was teregt door die commissie
gezegd dat de avondschoolzooals die te Leeuwardeneven
als in vele andere gemeenten bestaatniet beantwoordt aan
het doelomdat zij leerlingen vau zeer verschillende vorde
ringen te zameu brengten kinderen die de dagschool nog
bezoeken, met anderen, die baar reeds hebben verlaten, aan
een en hetzelfde onderwijs doet deelnemen. Dit strekt niet
ulleen tot nadeel van de avondschool zelvemaar ook van de
dagschooldie daardoor in eene en dezelfde klasse leerlingen
van verschillende vorderingen verkrijgtvooral indien het de
leergierige en vlugge leerlingen zijn die, behalve van de dag
school buitendien nog van de avondschool gebruik maken.
Zooals eindelijk ook de ondervinding leert, zijn de klassen
nimmer voltallig, zoodat het klassikaal onderwijs er bepaald
onder moet lijden.
De commissie van toezigtdie zich in hare nota de zaak
op nieuw aantrekt, is bij haar gevoelen van 1879 gebleven.
In overeenstemming met onderscheidene autoriteiten op school
gebied meent zij dat een onderwijsten minste in de hoofd
vakken gedurende vijf uur daags voor kindereu beneden 12
jaar voldoende is.
Eenparig zijn wij op de aangevoerde gronden tegen het be
houd der avondschool. De redenen, voor haar behoud aangevoerd,
hebben, in ons oog, v.cinig of of liever geen waarde, 't Zal
door niemand worden betwistdat de herhalingschool niet
dient tot aanvulling van de dagschool. Doch wat beteekent
dit hier? 't Is niet weersproken, en 'tkon ook niet worden
weersproken, dat de avondschool die aanvulling al zeer weinig
oplevert. Voor de moesten, die haar bezoeken, althans voor
velen wordt zij slechts gebruikt tot dekmantel voor verzuim
op de dagschool. Dat verzuim ook dit leert de ondervinding,
wordt er krachtig door in de hand gewerkt.
De voorstanders hebben zich beroepen op de onderwijzers
en ook burgemeester en wethouders doen dittot verdediging
van het niet wenschelijke van de geheele opheffing der be
staande avondscholen. Hier tegenover stellen wij het eenparig
oordeel van de hoofden der scholen 1 cn 5 tot en met 11
(nos. 2 3 cn 1 konden hier buiten aanmerking blijven), met
den gemeenteraad te Leeuwarden .1881. 9
het onze overeenstemmende. Aan de voorstanders in de sectiën kon
intusschen dat oordeel niet bekend zijn, omdat het sub 3 vermeld
adres van de hoofden dier scholen dat wij voor eene aan
dachtige lezing ten zeerste aanbevelen na liet het sectie-on
derzoek inkwam. Minder begrijpelijk voor ons is het beroep
van burgemeester en wethouders op de onderwijzers. Er
schijnt hier aan een misverstand te moeten worden gedacht
tenzij, 't geen echter moeijelijk is aan te nemende hoofden der
schoien in deze zaak thans eene andere zienswijze zou zijn toe
gedaan dan nog slechts kort geleden door hen aan burge
meester en wethouders was medegedeeld.
Wat hiervan nogtans ook zijal hadden de ouderwijzers zich
niet zoo ongunstig over de avondschool uitgelaten hare af
schaffing zouvolgens ons oordeel moeten volgen. Die af
schaffing wordt ook uit een gezondheidsoogpunt voorgeschre
ven. Mannen van gezag op geneeskundig gebied oordeelen
dat een langer verblijf in de school dan vijf uren daags, zoo
als voor de dagschool algemeen plaats vindtschadelijk op
de gezondheid van kinderen beneden 12 jaar moet werken.
En voor het onderwijs zelf is die leertijd voldoendegelijk
ervaren schoolmannen verklaren. In vele gemeenten is dan
ook geen grooter getal leeruren vastgesteld.
Afgescheiden echter van alles rekenen wij den gemeenteraad
niet bevoegdeene avondschool overeenkomstig het voorstel
van burgemeester en wethouders in te stellen. Blijkens de
memorie van toelichting op art. 9 wenschen zij de avond
school als ..derde schooltijd" voor de verstgevorde leer
lingen der dagscholen van de 2e klasse te bestendigen. De
regeling der schooltijden behoor 1 intusschen niet meer aan den
raad. Zij geschiedt, krachtens art. 21 der wet, door de hoof
den der scholen onder goedkeuring van burgemeester en wet
houders en den districtsschoolopziener. liet vaststellen door
den raad van voorschriften daaromtrent zou derhalve strijden
met de wet.
Mogt men hiertegen willen aanvoeren dat de door burge-
meest'T en wethouders voorgestelde avondscholen een eenigzins
ander karakter zullen hebben, daar zij in bun systeem wor
den bestemd .tot meerdere bekwaming van leerlingen der
hoogste klassen van de dagscholen", en niet voor alle scholen
maar alleen voor die met nos. 4, 5, fi en 7, dan is ons ant
woord gereed. Die avondscholen zullen even gebrekkig, even
onvoldoende zijn als de tegenwoordige. Voor de leerlingen,
die getrouw de school bezoeken en alle klassen hebben door-
loopen, zal de herhalingschool de béste gelegenheid ziju
zich meer te bekwamen. Het herlialingsoiwlerwijs toch moet,
ingevolge art. 17 der wet, niet alleen dienen tot het onder
houden vau het eenmaal aangeleerde, maar kan zich uitstrek
ken tot een of meer der vakken, vermeld in art. 2, onder
letters ltal zijn die vakken niet begrepen geweest in het
genoten gewoon schoolonderwijs. Blijkens het voorgestelde
in art. 12 willen burgemeester eu wethouders ook in dien
zin te werk gaan door de beginselen van het hamliecke-
ncn, niet in hun programma van de gewone school, wel
in het onze opgenomen aan de herhalingschool te doen
onderwijzen.
VII. Hcrhalingseliolön.
Wij komen tot een punt, waarover in alle sectiën, wat
het beginsel betreft, de meeste eenstemmigheid heerschte.
Trouwens, al moge de letter der wet, in art. 17, slechts
voorschrijven, dat, rror zoover doenlijkgelegenheid wordt
gegeven tot het genieten van herhalingsunderwijs, de verplig-
ting tot het verschaffen van herhaling*onderwijs drukt, gelijk