Bijlage no. 19.
94 Bijlage tot liet verslag der handelingen van
halvehaars inziensvooralsnog geen noodzakelijkheid bestaat,
„tot die enquête over te gaan.
„De vergadering besluit met 3 tegen 1 stem, die van den
„heer Duparc, overeenkomstig dat voorstel een schrijven aan
„burgemeester en wethouders te zenden.
„Overeenkomstig het voorstel van den voorzitter wordt tevens
„besloten te gelijkertijd aan burgemeester en wethouders mede
„te deelen, dat de boekhouder, voorloopig tot de benoeming
„van een nieuwen directeur, is belast met de directie der
„gasfabriek en dat de commissie zich vleit dat deze hande
ling de goedkeuring van burgemeester en wethouders zal
„wegdragen."
De missive, waarbij dit besluit werd uitgevoerd, is geda
teerd 25 Augustus, ontvangen 27 Augustus, en is dezelfde
waarvan in uwe vergadering een gedeelte is voorgelezenen
ook dezelfdewelke op 25 Augustus terstond ons college
in kennis stelde van eene benoeming den 8en Augustus ge
daan en den lOen Augustus ons in anderen zin medege
deeld. De onjuistheid dezer beweringis hiermede voldoende
aangetoond.
4. Nu nog de beweerde „goedkeuring" die door ons col-
legie zoude zijn verleend.
Het slot der missive van 25 Augs., waarbij de benoeming
van den boekhouder tot tijdelijk directeur wordt medegedeeld,
luidt als volgt:
„Wij vleijen ons, dat deze handeling uwe goedkeuring zal
„wegdragen, en tevens, dat door u voor goed zal worden
„aangezien, dat, in afwachting van de aanstelling van een
„nieuwen directeur, de boekhouder met de bedoelde taak blijve
„belast."
Het zal uwe vergadering welligt eenigzins verwonderd heb
ben dat een lid van ons collegie na gewezen te hebben
op de omstandigheid, dat de gascommissie naar zijn oordeel
hare bevoegdheid overschreed, door buiten weten van burge
meester en wethouders een tijdelijk directeur te benoemen,
zich stilhoudtwanneer hem door de gascommissie wordt gezegd
Uwe bewering is onjuist. Wij deden het wel, maar omdat
gij uw pligt niet deedt; maar bovendien deelden wij het u
terstond per brief mede, waarbij wij tevens uwe goedkeuring
op onze handeling vroegen, en die goedkeuring werd
verleend
Maar niemand zal met ons in gevoelen verschillendat
wanneer eene gemaakte opmerking zóó wordt ontkend en ont
zenuwd als hier door voorlezing tevens van een gedeelte van
een brief geschiedde, dat dan alleen het zwijgen past aan den
opmerker, want dat hij enkel heeft te onderzoeken of hij
amende honorable zal doen voor zijne opmerkingdie op min
der goede gegevens scheen te baserenof welzooals hier het
geval is, de bewijsstukken heeft te verzamelen om aan te
toonen, dat de beantwoording zijner opmerking onjuist is.
In de notulen der vergaderingen van ons collegie is van
de bedoelde missive der gascommissie geen sprake en heeft
de daarin medegedeelde benoeming van den boekhouder dus
geen punt van behandeling uitgemaakt en kan alzoo daarom
trent geene goedkeuring zijn verleend.
Dat ook de gascommissie zelf geen oogenblik aan die goed
keuring heeft geloofd kan nader worden opgemaakt uit de
volgende daadzaken:
a. In de notulen harer vergadering van 16 Augustus, dus
8 dagen na de benoeming van den boekhouder tot tijdelijk
directeurlezen wij woordelijk
den gemeenteraad van Leeuwarden1882.
„De boekhouder vraagt en bekomt "magtiging om eene
„wijziging in de boekhouding te brengen en wel om een
„dubbelen legger aan te houden, ten einde de gaskwitantiën
„spoediger gereed te kunnen maken.
„Zijn voorstel om de declaratiën te onderteekenen in plaats
van den directeurwordt aangehouden
b. In die van 25 Augustus wordt de boekhouder betiteld
als „tijdelijk directeur der gasfabriek"in die van 8 Septem
ber wordt de aanwezigheid geconstateerd van den „directeur"
ad interim" en deze behoudt dien titel gedurende de geheele
vergadering. In de volgende vergadering der gascommissie
welke den 29e September plaats hadvermelden de notulen
het binnenkomen van „den boekhouder-directeur ad interim"
welke titulatuur daarna niet meer in die notulen voorkomt,
terwijl integendeel de heer Petersen van af dat oogenblik we
der steeds als eenvoudig boekhouder optreedt.
Zonder schroom verklaien wij, dat de bedoelde goedkeuring
door ons collegie nimmer noch mondeling noch schriftelijk is
verleend.
Wij meenen dat deze korte recapitulatie der aangewezen en
met de stukken gestaafde feiten de ongegrondheid voldoende
zal hebben gestaafdzoowel van de beschuldiging dat de be
noeming van den boekhouder tot tijdelijken directeur der gas
fabriek zoude zijn geschied op grond van gebrek aan activiteit
onzerzijdsals van de beweringdat deze benoeming ons ter
stond bij brief zoude zijn medegedeelden nog wel door ons
zijn goedgekeurd.
Intusschen mag men van ons collegie niet verwachten dat
wiidoor die beweringen onopgemerkt te laten voorbijgaan
ons met den schijn zouden bezwarenals zoude door een lid
van ons collegie zeer ten onregte zijn gewezen op die be
noeming van den tijdelijken directeur der gasfabriek als eene
magtsoverschrijding der gascommissie. Niet alleen zoude men
in dat zwijgen eene stille erkenning kunnen zien der bewe
ringen ten onzen nadeele, maar ook zouden wij aanleiding
geven tot de meening, dat ons collegie onverschillig zoude
zijn omtrent zijne reputatie en alsof wij zonder tegenspraak
opmerkingen omtrent de vervulling onzer taak zouden af
wachten die niet zijn gegrond
Waar wij het als onzen pligt erkennen met al uwe wen-
schen in het ons toevertrouwd beheer rekening te houden
waar ons door de wet dientengevolge eene niet geringe ver
antwoordelijkheid is opgelegdwaar niemand kan zeggen dat,
zelfs bij ijverige toewijdingonze taak altijd gemakkelijk kan
worden vervulddaar mogen wij verwachtendat uwe ver
gadering niet toelatedat ons prestige in het openbaar wordt
ondermijnd door onjuiste opmerkingen.
Op grond daarvan achten wij ons verpligt bovenstaande in
lichtingen naar aanleiding van het gesprokeneaan uwe ver
gadering te verstrekken en hebben tevens de eer mede te
deelendat het geheele voorstel tot wijziging der verordening
regelende den werkkring der vaste raadscommissie voor de
gemeentelijke gasfabriek door ons wordt ingetrokken.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
W. J. v. W. RENGERS.
De SecretarisP. A. BERGSMA.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1882. 97
VERSLAG van. de commissie van rapporteurs
uit de sectiën van den raad omtrent het
onderzoek der ontwerp-begrooting van in
komsten en uitgaven voor 1883.
Ofschoon in geen der afdeelingen algemeene beschouwingen
over de ingediende begrooting zijn gevoerd, werd toch in eene
sectie de opmerking gemaaktdat deze begrooting weinig be
moedigends ten opzigte van de toekomst der gemeente-finan-
tiën oplevert. Ondanks een ruim batig slot van een vorig
dienstjaar, de toekenning van 30°/o subsidie in de kosten van
het lager onderwijs, de ruime winst op de gasfabriek en de
exploitatie van het aschland, de besparing van eene belang
rijke som voor rente tengevolge der conversie van de gemeen
teschuld de heffing van een zuiver bedrag van 8,500 wegens
vergunniugsregt voor den kleinhandel in sterken drank en de
stijging van de opbrengst van enkele andere bronnen van in
komsten kan zelfs aan geene vermindering van belasting
worden gedacht, maar komt integendeel op deze begrooting
eene geldleening voor van 168,000.tegen eene aflossing
van ƒ126,200.zoodat ten slotte op nieuw de schuld der
gemeente zal worden vermeerderd en dus de jaarlijksche uit
gaven voor rente en aflossing zullen stijgen.
Rapporteurs, dit punt nader besproken hebbende, meenen
er O]) te moeten wijzendat de meerdere inkomsten der laatste
jaren niet geabsorbeerd zijn door meerdere uitgaven voor ge
wone administratie en beheerhoewel niet ontkend kan wor
den dat ook deze tengevolge dringende eischen des tijds
steeds klimmen, maar veeleer door uitgaven wegens buiten
gewone zakenen te dezen opzigte moet niet worden voorbij
gezien, dat niet onbelangrijke sommen zijn besteed voor den
aankoop van vastighedendie thans wel de begrooting drukken,
doch waar inkomsten tegenover staandie minstens stationair
zullen blijventerwijl de daarvoor aangegane schuld en bijgevolg
ook de rente langzamerhand zullen verminderen.
Intusschen zijn ook rapporteurs van oordeeldat bij het
beheer der gemeente meer dan ooit gepaste zuinigheid in acht
behoort genomen te worden, wil men binnen zeer weinige
jaren niet genoodzaakt zijn tot verhooging van belasting over
te gaan. Dit klemt te meer, omdat in de thans aangeboden
begrooting de geraamde gewone uitgaven niet eens door de
geraamde gewone inkomsten ten volle zullen zijn gedekt, zoo
als uit de volgende opgaven blijkt.
üe totale ontvangsten zijn geraamd op 921,546.64'/»
Hieronder zijn de volgende buitenge
wone ontvangsten begrepen
Batig slot van 1881 27,659.91 y2
Geldleening168,000.
195,659.91 Va
Blijft gewone ontvangsten ƒ725,886.73
De totale uitgaven zijn geraamd op ƒ921,533.60
Hieronder zijn de volgende buitengewone
uitgaven begrepen:
Aflossing van tijdelijk opgenomen gel
den 60,700.
Transportere ƒ60,700.ƒ921,533.60
Bijvoeosed, eeiioorende bij de Leeuwardse Courant.
Transport ƒ60,700.- ƒ921.533.60
Deze geldleening heeft gestrekt
tot betaling eener koopsom van
ƒ10,700.van bouwland en tot
betaling eener som van ƒ50,000.
voor gedeeltelijke stichtingskosten
van het armhuis.
Onder hoofdstuk IIIafd. VII
komt een bedrag voor van
ƒ54,525.hetwelk op 2,300.
nanaar het oordeel van rappor
teurs als buitengewoon kan worden
aangemerkt52,225.
Volgn. 192. Kosten voor het
stichten van schoolgebouwen en
onderwijzerswoningen ƒ49,870.
Volgens bijlage 18 behoorende bij
volgn. 51 is onder dit bedrag
begrepen 35,000.waarvoor
30 pet. subsidie wordt verleend.
Alzoo uit te trekken39,370.—
Volgn. 193. Kosten voor het
instandhouden van schoollokalen
en onderwijzerswoningen voor
zooverre buitengewoon (zie M. v.
t.) ƒ11.220.—.
Is na aftrek van 30 pet. subsidie 7,854.
Volgn. 195. Kosten voor het
aanschaffen en onderhouden van
schoolmeubelenvoor zooverre
buitengewoon (zie M. v. t.)
ƒ4,000.Na aftrek van 30 pet. 2,800.
Buitengewone aflossing van
schuld (zie volgn. 222 en 223) 27,000.
Blijft gewone uitgaven
Af de gewone ontvangsten
189,949.—
ƒ731,584.60
725,886.73
Te kort 5,697.87
Dit te kort zal behooren te verdwijnen, doch dit kan naar het oor
deel uwer commissie geschieden zonder verhooging van belasting.
In eene andere sectie, waarin mede terloops werd gewezen
op de feiten in den aanhef van dit rapport vermeldwerd
meer bepaald de vraag gesteld, of het uitgetrokken bedrag
der geldleening op gronden van een goed finantieel beleid is
te regtvaardigen. Zoo meende men, dat onder hoofdstuk III,
afd. VII posten voorkwamen, die moeijelijk onder de eigen
lijke buitengewone uitgaven, waarvoor geleend kan worden,
kunnen worden gerangschikt. Men had hierbij het oog op de
posten voorkomende onder de volgn. 140, 145 en 146. Ook
scheen bij de toelichting op volgn. 55 niet gerekend te zijn
op de 30 pet. subsidie van het rijk.
Dit moest wel eenigzins den indruk geven als zou er naar
gestreefd zijn, om het bedrag der geldleening op te voeren,
ten einde de aflossing van schuld, met name voor de gasfa
briek, te kunnen verhoogen.
Men merkte echter op, dat dan in de geldleening is be
grepen eene conversie van schuld, waarvan men het nut niet
kan inzien en die minder verkieslijk schijnt.
16