ZSijlage no. 20.
102
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1882.
Winst over 1874 12,765.75 Prijs tot 1 Octbr. 12yf cent,
vervolgens 11 cent.
1875 20,547.326 Prijs tot 1 Septbr. 11 cent,
vervolgens 10 cent.
1876 29,125.Prijs 10 cent.
ff 1877 27,810.355 9
1878 32,773 14* idem.
1879 ff 39,689.50
1880 f 41,917.57
ff 1881 52,791.65
Prijsvermindering sluit dus geene vermindering van winst
in. Zoo hiertoe wordt overgegaanzalzooals reeds is
opgemerkthet verbruik ongetwijfeld nog toenemenwant
er zijn nog niet meer dan 1300 gas verbruikers in deze ge
meente.
En waar de gemeente een gasfabriek exploiteert, rust in
de eerste plaats niet op het bestuur de verpligting om ruime
winsten te maken maar veeleer om het gasverbruik onder
het bereik van alle ingezetenen te brengen wat het best zal
kunnen geschieden door den prijs zoo laag mogelijk te stellen.
Terwijl enkele leden dezer sectie de meening voorstonden
dat de gemeente zich ten opzigte van de exploitatie der fa
briek op het standpunt van den gewonen fabrikant kan stel
len vooral sedert de fabriek niet meer als een publiek-reg-
telijke zaak wordt beschouwd en zij van die exploitatie dus
gerust ruime winsten kan trekkendie toch ook meer ten
bate van het algemeen komen daarbij tevens wijzende op de
hoogere gasprijzen in vele andere gemeentenwerd mede nog
een bezwaar van practischen aard tegen eene dadelijke prijs
vermindering in het midden gebragt. Prijsvermindering zou
ongetwijfeld meerder verbruik tengevolge hebben, beweerde
menmaar de capaciteit der fabriek is zoodanigdat moeije-
lijk meer kan geproduceerd worden dan nu geschiedt.
Men zou dus voorloopig aan meerdere aanvraag moeijelijk
kunnen voldoen en bij gevolg zou eene prijsvermindering
vooreerst wel degelijk vermindering van winst tengevolge
hebben.
Deze opmerking leidde de sectie tot het besluitom aan
te dringen op eene meest spoedige indiening van plannen
tot verbetering en uitbreiding der fabriek.
In de 3e sectie gingen mede stemmen op in laatstgemelden
geest en rapporteurselk in 't bijzonderhunne zienswijze
over prijsverlaging van het gas in het algemeen zich voorbe
houdende ondersteunen eenparig dien aandrang.
Wat dit voorbehoud betreft, meende al dadelijk een der
rapporteurs te kennen te moeten gevendat hij zich met
bovenstaande beschouwingen omtrent de wenschelijkheid van
vermindering van den gasprijs niet kan vereenigen.
Hij steunt zijn gevoelen vo.oral op hetgeen door de voorstan
ders van het behoud van den tegenwoordigen prijs is aange
voerd bij de behandeling van de gemeente-begrooting over
het loopende dienstjaar. Het pro en contra is z. i. toen ter
tijd genoegzaam uiteengezet en zou het eene overbodige her
haling wezen, die op nieuw aau te voeren voor en aleer er
geen bepaald voorstel tot vermindering van den gasprijs wordt
gedaan. Gaarne behoudt hij zich voor omzoo noodigbij
de beraadslagingen over dit punt daarop terug te komen.
Volgn. 39 en 40. Tengevolge de verhooging van het ze-
gelregt met 1 Januarij 1883, wordt voorgesteld deze posten
respectievelijk te verhoogen met ƒ42.en ƒ40.
Volgn. 50. Indien het voorstel van rapporteurs omtrent
volgn. 18 wordt aangenomen, behoort deze post met 200.
te worden verlaagd, waartoe in dat geval het voorstel wordt
gedaan.
Volgn. 53. Wordt voorgesteld dezen post met ƒ20 te
verhoogen om reden als b.v. volgn. 39 en 40 is vermeld.
Volgn. 55. Volgens de opgaven onder de algemeene op
merkingen voorkomende bedragen de buitengewone uitgaven,
wegens aflossing van tijdelijk opgenomen gelden 60,700.
wegens buitengewone werken ƒ102,249.
waarvan nog behoort te worden afgetrokken
het bedrag van volgn. 142, ad ƒ1,800.rest 100,449.
Totaal ƒ161,149.
Hiervan behoort te worden afgetrokken het
overschot van het batig slot over 1881, waar
van ƒ20,000.zal worden besteed tot buiten
gewone aflossing der schuld van de gasfabriek 7,659.9 Is
Rest ƒ153,489.085
In verband hiermede wordt voorgesteld de
leening uit te trekken tot een bedrag van ƒ153,000.—
Worden de voorstellen uwer commissie aangenomen dan
zullen de ontvangsten verminderen met ƒ12,795.84.en de
raming dier bedragen 908,750.80Vsde uitgaven zullen
verminderen met f 9,543. en de raming alzoo bedragen
ƒ911,990.60. De uitgaven zullen de ontvangsten dan over
treffen met 3,239.80Vs welk verschil kan worden vereffend
door de onvoorziene uitgaven met een gelijk bedrag te ver
minderen
Aldus gerapporteerd in de vergadering van 12 October 1882.
(Get.) F. PLANTENGA Rapporteur der le sectie,
ff JTROELSTRA Rapporteur der 2e sectie en al
gemeen rapporteur,
f, H. BEUCKER ANDREAS, Rapporteur der 3e sectie.
Bijlage tot het Terslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1882.
103
MEMORIE van beantwoording door burge
meester en wethouders opgemaakt, naar
aanleiding van het algemeen verslag van
de commissie van rapporteursbenoemd
door de sectiën van den raad der ge
meente Leeuwardenbij het onderzoek
der ontwerp-begrootiug van do inkom
sten en uitgaven dier gemeente voor het
dienstjaar 1883.
Ter beantwoording van het verslag van rapporteurs uit de
sectiën van den raad nopens het ondersoek der ontwerp-
begrooting van inkomsten en uitgaven voor 1883hebben wij
de eer het volgende aan den raad mede te deelen.
Waar wij de uitvoerige en duidelijke wijse waarop den
weiwillenden vorm waarin rapporteurs hunne aanmerkingen
van algemeenen aard op deze begrooting hebben ingekleed
ten zeerste waarderen mogen wij daarin niet voorbijzien eene
drieledige opmerking tegen de geheele zamenstelling der be
grooting.
Terwijl toch in de allereerste plaats naar aanleiding eener
minder gunstige 0. i. te sombere opvatting der financiën onzer
gemeente eene gepaste zuinigheid meer dan ooit gewenscht
wordt genoemd omdat volgens het rapport de geraamde ge
wone uitgaven niet eens door de geraamde gewone inkomsten
ten volle zouden zijn gedekt, maar veeleer een tekort aan
wijzen van ƒ5697.87 wordt in de tweede plaats twijfel ge
opperd of de begrootingmeer bijzonder het uitgetrokken
bedrag der geldleeningook ten aanzien van de posten vermeld
ander volgn. 140, 145 en 146, wel van een goed financieel
beleid getuigt.
In verband met de toelichting op volgn. 55 der begrooting
wordt bovendien eensdeels van eene minder juiste schifting van
gewone en buitengewone uitgaven gewaagdanderdeels eene
wegcijfering van de 30 pet. subsidie van het rijk vermoed.
Eindelijk meende men in de derde plaats een streven te
mogen aannemen, om in de geldleeuing eeue zekere conversie van
schuld te begrijpen, welk streven minder verkieslijk wordt geacht.
Rapporteurs hebben zich in hoofdzaak met deze opmerkingen
vereenigd hetgeen hen behalve tot ondergeschikte voorstellen
tot de slotsom leidt, dat de leening voorgesteld tot een be
drag van ƒ168,000.slechts tot een bedrag f 153,000.—
behoort te worden toegestaan.
Wij meenen daartegen te mogen aanvoeren, dat eene naauw-
keurige beschouwing der fiuanciën niet tot zoo groote vrees
voor de toekomst behoeft te leiden en dat zoowel het geheel
beleid, volgens welke de begrooting is zamengesteldals meer
in het bijzonder het uitgetrokken bedrag der leening den toets
der kritiek zeer goed kunuen doorstaan.
Tegen de drie genoemde opmerkingen wenschen wij het
volgende in het midden te brengen.
Wij kunnen goreedelijk toegeven datniettegenstaande de
groote vermeerdering der inkomsten welke in den aanhef van
het rapport worden opgesomdniet aan vermindering van
belasting kan worden gedachtmaar deze omstandigheid kan
geen verwondering baren wanneer men bedenktdat steeds
de omvang der gemeentelijke zorg in de laatste jaren is toe
genomen welligt in meerdere mate dan de bronnen, waaruit
de middelen vloeijen.
Bijvoegsel beroorknde bij de Leeuwarder Courant.
Op dien grond kan wel is waar niet aan vermindering van
lasten worden gedachtmaar naar onze bescheiden meening
is dit ook nimmer in uitzigt gesteldnoch door de omstan
digheden gevorderd.
Zij het ookdat in deze gemeente de lasten aan de inge
zetenen opgelegdbelangrijk zijn, hunne finantiële draagkracht
gaan zij niet te boven. YVare dit het gevalware verminde
ring van lasten gebiedend noodzakelijk, dan zoude door ver
mindering der buitengewone uitgaven aan verbetering van be
staande toestanden hierin welligt te voorzien zijn. Maar de
lasten zijn reeds vele jaren op het bestaande peil en moge
hier en daar somwijlen eene klagt rijzen over eene minder
juiste verdeeling van den omslag, en ook hier behoeft ten aanzien
eener billijke toepassing der inkomstenbelasting het laatste woord
niet gesproken te zijnde noodzakelijkheid om't koste wat
het wilde lasten te verminderen0111 als 't ware een ver
broken evenwigt in de middelen en lasten der belastingschul
digen te herstellen, is tot nog toe door niemand beweerd,
veel min bewezen.
Wij zoudenal bestond de mogelijkheid daartoenog niet
eens voetstoots de wenschelijkheid om de belastingen te ver
minderen willen erkennen maar zouden welligt tot de over
tuiging kunnen komen dat door op den weg van verbetering
en verfraaijing der bestaande zaken voort te schrijden en door
het in 't leven roepen en steunen van nuttige inrigtingen en
ondernemingendoor op die wijze de welvaart te bevorderen
de finantiële draagkracht der ingezetenen daardoor te schra
gen de ingezetenen nog meer worden gebaat dan door eenige
vermindering van lastendie over zoovelen verdeeldnooit
belangrijk kan zijn.
Maar daarom kunnen wij ons toch evenmin vereenigen met
het denkbeeld van rapporteurs, dat er zooveel vrees behoeft
te bestaan voor noodzakelijke vermeerdering van lasten. In
tegendeel gepaste zuinigheid wordt zeer teregt door Rappor
teurs als eene wenschelijke zaak voorgesteld. Burgemeester
en wethouderswaar zij tot nog toe steeds trachtten die zui
nigheid zooveel mogelijk vrij van bekrompen en schadelijke
karigheid de grondtoon van hun beheer te doen zijnbewe
zen daardoor geheel hierin met rapporteurs overeen te stem
men. Dat die zuinigheid thans meer dan ooit noodig is, kun
nen burgemeester en wethouders echter niet toegeven.
Deze bijvoeging mogt niet onopgemerkt blijvenomdat zij
een ligchaam geeft aan de beide bemerkingen in het rapport
omtrent de voortdurende vermeerdering van schuld en om
trent het niet dekken der gewone uitgaven door gewone mid
delen Deze beide motieven op grond waarvan de zuinig
heid nu meer dan ooit noodig zoude zijnmissen naar ons
oordeel voldoenden grond.
De omstandigheid „dat de voorgestelde leening 168,000.
„bedraagttegen eene aflossing van 126,200.— waardoor
Jen slotte op nieuw de schuld der gemeente zal worden ver-
„meerderd en dus de uitgaven voor rente en aflossing zullen
„stijgenwelke vooral er toe bijdroeg om deze begrooting
„weinig bemoedigends voor de toekomst te doen opleveren,"
komt ons voor eerder het bewijs te bevatten, dat de toekomst
weinig zorg behoeft te baren. Het beweren moge ietwat
vreemd schijnen, maar volgt 0. i. uit deze berekening.
De schuld wordt vermeerderd met ƒ168,000.
verminderd 126,200.
De wezenlijke vermeerdering is dus 41,800.
17