116
Bijlage tot liet verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1882.
en zich verantwoordelijk stelde voor den gang van zaken
wij geven de eigen woorden van .burgemeester en wethouders
terug, dan of zij, altijd onder haar toezigt, ingevolge
artikel 3 sub a van de verordening regelende den werkkring
der commissieden boekhouder had gemagtigd om tijdelijk
tot nadere opzeggingde werkzaamheden als difecteur op
zich te nemen. Burgemeester en wethouders zeggen thans
zeiven „dat zij zich voorloopig met deze verklaring tevreden
stelden."
Sloot dit niet inderdaad goedkeuring in van 'tgeen door
ons was verrigt?
De spoedig hierop gevolgde zamenkomst van onze commis
sie met burgemeester en wethouders op 24 Augustus 1881
was, gelijk uit hunne mededeeling blijktbestemd om 1. van I
gedachten te wisselen over het houden eener enquête omtrent
verschillende zakenmet de gasfabriek in verband staande
2voor zoover noodig de middelen te bespreken om voor
loopig in de behoeftedoor het overlijden van den direc
teur ontstaante voorzien.
Het valt maeijelijk te ontkennen dat het tweede punt meer
urgent was dan het eerste. Burgemeester en wethouders
waren nogtans van een ander gevoelen. Al de beschikbare
tijd werd, alweder blijkens hunne eigene missive, zóó in be
slag genomen door de kwestie der enquête dat het aan het
tweede punt niet toekwam.
Nog altoos echter was art. 28 der instructie voor den direc
teur door burgemeester en wethouders onuitgevoerd gelaten.
Onze commissie begreep intusschen dat deze toestand niet
langer mogt voortduren.
Reeds den dagvolgende op de zamenkomst met burge
meester en wethoudersnam zij het besluitzich schriftelijk
over de zaak tot hun collegie te wenden.
De hierop betrekking hebbende zinsnede uit den daags
hierna verzonden brief is door burgemeester en wethouders
slechts verkort medegedeeld. Wij achten hetter onzer ver
dediging van belangdie zinsnede in haar geheel den raad
te doen kennenopdat hij volledig kunne oordeelen over de
beweegredenen die ons leiddenZij is van den volgenden
inhoud
„Het laatste puntin uwe missive behandeldhet bespre
ken, voor zoover noodig, van middelen, om voorloopig in de
behoefte door het overlijden van deL directeur der gasfabriek
ontstaan, te voorzien, is, gelijk gij u zult herinneren, inde
met u gehouden zamenkomst onafgedaan gebleven.
Wij kunnen u intusschen mededeelendat reeds dadelijk
door (ons voor den goeden gang van zaken te dien aanzien
een voorloopige maatregel is genomen.
De boekhouder der gasfabriek is ml. door ons voorloopig
met hare directie belast geworden.
In zijne ons bekende technische kennis vonden wij genoeg-
zamen waarborgdat deze directie door hem met de vereischte
zorg zou worden gevoerd.
Aan deze opdragt gaven wij de voorkeur boven het tijde
lijk aanstellen van een deskundigedie niet dan uit eene
andere plaats en dan nog waarschijnlijk tegen niet geringe
kosten zou ziju te verkrijgen geweest, en die bovendien nog
geruimen tijd zou hebben noodig gehadom zich op de
hoogte van de inrigting der fabriek te stellen.
Wij vleijen ons, dat deze handeling uwe goedkeuring zal
wegdragen, en tevensdat door u voor goed zal worden aan
gezien, dat, in afwachting van de aanstelling van een nieuwen
directeurde boekhouder met de bedoelde taak belast
.blijve."
Or dezen brief volgde geen antwoord.
Mogt ODze commissie uit het stilzwijgen van burgemeester
en wethouders niet met allen grond opmakendat hetgeen
zij in dezen van den beginne af had verrigt en ook verder
'zou doen de goekeuring van burgemeester en wethouders
wegdroeg
Mogt onze commissie niet te meer tot deze gevolgtrekking
komennu burgemeester en wethouders steeds voortgingen
art. 28 der instructie onuitgevoerd te laten
Waren burgemeester en wethouders, met het oog op het
voorschrift van dit artikel, anders niet verpligt geweest, ons
te doen weten, dat wij niet verder in de tijdelijke behoefte
aan een directeur hadden te voorzien, maar zij nu die taak
op zich hadden genomen of zouden nemen
Wel mag het de hoogste bevreemding wekken, van burge
meester en wethouders zeiven te vernemen, „datin de notulen
der vergaderingen van hun collegie van onze missive geen
sprake is en de daarin medegedeelde benoeming van den boek
houder dus geen punt van behandeling heeft uitgemaakt."
Betrof het hier niet een punt van genoegzaam groot gewigt,
om onmiddellijk, te worden behandelden had niet op ons
schrijven evenzeer ten spoedigste een antwoord behooren te
volgen
Wat is dan met dat schrijven geschied?
Dat in eene voorafgaande vergadering onzer commissiedie
van 16 Augustus 1881, werd aangehouden het voorstel van
den boekhouder om de declaration te onderteekenen, in plaats
van den directeur, hetgeen burgemeester en wethouders van
zooveel belang schijnen te achten, dat zij de woorden cursi
veren, pleit, naar onze bescheiden meening, juist vóór ons.
Daaruit toch blijkt ten duidelijkste, dat wij ons nog geens
zins bevoegd rekendenden boekhouder formeel als directeur
te doen optreden.
De mededeeling van de wijzewaarop in de notulen onzer
vergadering van 25 Augustus 1881 de boekhouder werd beti
teld schijnen burgemeester en wethouders mede als eene grief
tegen ons te willen doen gelden. Dit punt is nogtans, naar
het ons voorkomt van zóó ondergeschikt belangdat wij het
ten eenenmale overbodig rekenen, ons hierop te verdedigen.
De slotsom van het betoog van burgemeester en wethou
ders is, dat de goedkeuring van de tijdelijke benoeming van
den boekhouder tot diiecteur der gasfabriek door hun colle
gie nimmer noch mondeling, noch schriftelijk is verleend.
Wij stellen er tegenoverdat door burgemeester en wet
houders nimmer, noch mondeling noch schriftelijkevenmin
op de onzentwege te dezer zake hen bij monde van onzen
voorzitter gedane mededeeling, als op ons pertinent schrijven
van 25 Augustus 1881met een enkel woord is te kennen
gegevendat door hen niet werd goedgekeurd hetgeenter-
wijl zij niet optraden ter naleving van de hun bij art. 28 van de in
structie voor den directeur opgelegde verpligtingdoor ons in het
belang van den goeden gang van zaken der aan onze zorgen
toevertrouwde fabriek was verrigt. Wij houden ons verzekerd,
dat ieder ander in het geval waarin wij verkeerdenaan het
stilzwijgen van burgemeester en wethouders evenzeer de uit
legging van goedkeuring zou hebben gegeven.
Ongeveer twee maanden verliepen. Met geen enkel woord
Bijlage tot het rerslag der handelingen eau den gemeenteraad te Leeuwarden, 1882.
kwamen burgemeester en wethouders op den door ons geno
men maatregel terug. Eindelijk echter werd bij ons ontvan
gen de navolgende brief' van hun collegie van 20 October
1881 no. 35/733:
„Bij de overweging, dat de eventueel te benoemen directeur
„der gemeentelijke gasfabriek alhier hoogst waarschijnlijk
„niet eerder dan in het begin van 1882 zijne fuuctie zal kun-
„neu aanvaarden, hebben wij het tot onze eigene verantwoor
delijkheid noodig geacht, dat er tijdelijk een deskundige
.worde belast met de directie over de gasfabriek.
„Eene bestendiging van den tegenwoordigen toestand ach-
„ten wij, vooral in de wintermaanden, ongeraden.
„Wij mogen het niet ontveinzendat wij onze verantwoor
delijkheid in dezen in het bijzonder hebben gevoeld tijdens
„den stormdie in den afgeloopen week heeft gewoed.
„Het valt toch niet te ontkennen, dat er, in buitengewone
„en vooral spoedeischende omstaudighedengeen enkel ver
antwoordelijk ambtenaar isdie met de vereischte keunis
„van zaken en de noodige energie zoude kunnen optreden.
„Op vorenstaande gronden hebben wij alzoo de eer u uit
„te noodigenons met den vereischten spoed een voorstel
„te doen ter voorziening in de behoefte aan een deskundig
„ambtenaardie tijdelijk met de directie over de gemeentelijke
„gasfabriek kan worden belast."
Nog in den avond van denzelfden dag kwamen wij te za-
menom den bovengemelden brief te behandelen. Daags
daarna werd er het volgende antwoord op verzonden
No. 136. Lèeuwarden 20 October 1882.
„Gelijk wij in onze missive van 25 Augustus j.l,no. 133,
„mededeelden, hadden wij reeds dadelijk na het overlijden
„van den directeur der gemeentelijke gasfabriek ons bezig
„gehouden met de vraagop welke wijze voorloopig in de
„daardoor ontstane behoefte zou dienen te worden voorzien
„en hadden wij te dien einde op de aangevoerde gronden den
„boekhouder der fabriek voorloopig, onder uwe goedkeuring,
„met hare directie belast.
„Dat deze tijdelijke maatregel bij u geen bezwaar onder
bond, was ons te aangenamer, omdat de boekhouder niet
„alleen met ijver, maar ook met kennis van zaken zich tot
„dusverre van zijn taak heeft gekweten.
„Intusschen erkennen wij dat op de in uwe missive van
„heden, no. 35/733, vermelde gronden eene bestendiging van
„den tegenwoordigen toestand, vooral nu de winter nadert,
„minder geraden is te achten in het bijzonder echter, dewijl
„de boekhouder, hoe ijverig en bekwaam ook, wegens den
„staat zijner gezondheiddan welligt niet altoos in de fabriek
„zal kunnen aanwezig zijn.
„Wij zijn dan ook bereidu een voorstel te doenom te
„voorzien in de behoefte aan een deskundig ambtenaardie
„tijdelijk met de directie over de fabriek kan worden belast.
„Bij de behandeling dezer zaak waren wij het daarover eens,
„dat voor eene tijdelijke aanstelling niet zou moeten worden
„gelet op de sollicitanten naar de betrekking van directeur.
„Immerseen daaruit te kiezen persoon zou alligt met
„eene hoop worden gevleid die later toch niet zou kunnen
„worden verwezenlijkt, en bovendien zouden wij bij onze voor-
„lichting aan uwe vergadering omtrent de te doene aanbeveling
„aan den raad voor de benoeming van eenen directeur en zou
„uwe vergadering zelve bij het opmaken dier aanbeveling zich
„minder vrij kunnen gevoelen.
117
„Aanvankelijk neigden wij er toe u in overweging te geven,
„pogingen te doen bij de gemeentebesturen van Utrecht
„'s Gravenhage of Groningen, om ons een daar aan de gas
fabriek verbonden deskundige tijdens het voortduren der
„vacature alhiej ten bedoelden einde af te staan.
„Onze voorzitter deelde ons echter een schrijven mede van
„den heer II. F. Roll te Gouda, vroeger directeur der gas
fabriek aldaar, waarbij deze zich aanbiedt juist voor de tijde-
„lijke betrekking, welke het hier geldt.
„Dat schrijven leggen wij hierbij over.
„Het komt ons voor, dat, mogt de heer Roll alsnog be
schikbaar zijn en uit omtrent hem in te winnen informatiën
„blijken dat hij inderdaad ook de noodige geschiktheid be-
„zit, om tijdelijk de directie der fabriek te voeren, hem die
„dan ten spoedigste zou dienen te worden opgedragen.
„Uwe vergadering zal zelve wel "hebben ingezien, dat voor
„de tijdelijke waarneming geene karige belooning kan worden
„vastgesteld.
„Naar ons oordeel behoort het bedrag daarvan te worden
„bepaald op 50 per week, gelijkstaande met dat, laatste
lijk voor den nieuw aan te stellen directeur uitgetrokken.
„De duur der tijdelijke betrekking zou kunnen worden be-
„paald op twee of drie maanden of tot zoo lang de nieuw
„te benoemen directeur in functie zal zijn getreden.
„Het ligt in de rededat de aan te stellen persoon in de
gasfabriek zal moeten wonen.
„Mogt uwe vergadering ons voorstel goedkeuren, dan wen-
,schen wij geheel aan haar over te laten de beslissingof de
.eventueel bij den heer Roll te doene pogingen en het vra-
jgen van inlichtingen omtrent hem van haar of van wege
„onze commissie zullen dienen uit te gaan."
Het is den raad bekend, dat de heer Roll door burgemee
ster en wethouders tot tijdelijk directeur werd benoemd voor
den tijd van drie maanden, met ingang van 1 November 1881.
Artikel 28 der instructie voor den directeur had nu uitvoe
ring bekomen.
Zoo de raad nog een bewijs noodig mogt hebbendat bur
gemeester en wethouders al het tot dusverre door ons verrigte
stilzwijgend hadden goedgekeurd, hij zal het ongetwijfeld in
hun medegedeelden brief hebben gevonden, en evenzeer zal
hij uit ons antwoord hebben ontwaard èn dat wij steeds en bij
elke zich voordoende gelegenheid niet dan onder hunne goed
keuring in de onderwerpelijke zaak hebben gemeend te moeten
handelen èn dat wij van elk denkbeeld van magtsaanmatiging
of magt80verschrijding verre verwijderd zijn geweeest.
Wij meenen na alles te mogen verklaren:
dat de voorstelling der feiten in de raadsvergadering van 13
Julij j.l. door het lid onzer commissie, dat meer bijzonder op
de tegen haar ingebragte beschuldiging van magtsaanmatiging
of magt80verschrijding antwoordde, in het wezen der zaak
geheel waar was;
dat integendeel de door den eenigen in die vergadering aan
wezigen wethouder gedane bewering „dat de gascommissie
(tijdens het bijna gelijktijdig sterven van den president der
gascommissie en den directeur der gasfabriek) voorloopig re
gelde buiten medeweten van het collegie van dagelijksch
bestuur" onjuist is te noemen.
't Is waar: terstond werd slechts bij monde van den voor
zitter onzer commissie aan burgemeester en wethouders in hunnq