IS ij lage no. 9. 22 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1883. Wij achten het echter niet wenschelijk daartoe te besluiten, terwijl wij bovendienin geen geval zoodanige strafbepaling I in eene verordening als de onderwerpelijkedie alléén bepa lingen van huishoudelijken aard bevat, op hare plaats achten. Op grond van het vorenstaande hebben wij de eer u voor te stel len te besluiten de heffing van regten voor het gebruik van de beurs te bestendigen en daartoe vast te stellen navolgend besluit. I. De raad der gemeente Leeuwarden Gelet op de koninklijke besluiten van den 5 Januarij 1881, no. 4en 6 Februarij 1883no. 14 Overwegende dat er noodzakelijkheid bestaat tot wijziging en het op nieuw vaststellen van het besluit tot heffing van regten voor het gebruik der beursvan de aldaar van ge meentewege geplaatste meubelenbenevens voor het regt van uitstalling en aankondiging. Gelet op art. 10 der verordeningregelende het gebruik van het beursgebouw en op art. 238 der gemeentewet. Besluit Art. 1. Voor het gebruik gedurende den beurstijd van de afge sloten ruimte op de beurs wordt het volgende regt geheven 1. bij abonnement: a. van ieder persoon vijf gulden per jaarb. van deelgenooten eener firma of mede-bestuurders eener naamlooze vennootschap of bedienden van patroons firma's of naamlooze vennootschappenvan welke door één persoon reeds een abonnement is verschuldigdtwee gulden vijftig cent per jaar 2. buiten abonnement voor ieder bezoek tien cent per persoon. Het belastingjaar loopt van 1 Jan. tot en met 31 Dec. Voor de abonnementen sub la en b bedoeld, is het volle regt verschuldigdindien het abonnement in de eerste zes maanden en de helft indien het in de laatste zes maanden van het jaar aanvangt. Art. 2. Voor het gebruik van vaste standplaatsen aan de tafels in de beurs wordt per jaar het volgende regt geheven 1. In de afdeeling voor den graanhandel a. voor eene standplaats per jaar ƒ10. b. twee standplaatsen 18. e. drie 25.— d. iedere standplaats meer 7. el eene per maand 1.50 f's a dag ff 0.50 2. In de afdeeling voor den vlashandel a. per jaar 5. b. maand 0.75 c. dag 0.25 De aanwijzing der standplaatsen, voor zoover de voorraad strekt, zal geschieden door de beurscommissie. Art. 3. Voor zooverre er sloten aan de tafels of daarbij behoo- rende laden of kastjes aanwezig zijn, worden die met de daarbij behoorende sleutels door de gebruikers in goede orde gehouden. Het staat den gebruikers vrij, in overleg met de beurscom missie eigen sloten en sleutels te bezigenmits ten hunnen koste en van geen mindere hoedanigheid dan de sloten of sleutels die zij doen vervangenen onder voorwaardedat bij het overgaan der standplaats in gebruik bij een ander de slo ten en sleutels in volkomen goeden toestand zonder vergoeding worden overgeleverd. Art. 4. In de afrekenkamers kunnen de knoppen ter ophan ging van monsterzakjes in de kastjes tot berging van voorwerpen in gebruik worden genomentegen betaling van een regt van a. voor ieder kastje per jaar ƒ3. ff knop 1. JDe aanwijzing dier kastjes en knoppen geschiedt door de beurscommissie voor zoover zich knappen bevinden achter de tafels, zijn die ten gebruike van de huurders der standplaatsen. Art. 5. Voor het gebruik van aanplakborden en muur vlakken wordt het volgend regt per vierkante decimeter geheven a. per week 2% cent. b. drie maanden 5 c. jaar 10 De aanwijzing van aanplakborden en muurvlakken geschiedt door de beurscommissie. Art. 6. De regten krachtens deze verordening verschuldigd, worden bij vooruitbetaling voldaan. Die het gebruik van vaste standplaatsen in art. 2 en vau de knoppen en kastjes in art. 4 bedoeld gedurende de eerste zes maanden van het jaar aan vaardt betaalt het regt over een vol jaar bij aanvaarding gedurende de laatste zes maanden van het jaar is slechts de helft van dat regt verschuldigd. Indien in den loop van het jaar het gebruik ophoudt, geschiedt geene teruggave van betaalde regten. Deze verordening treedt in werking den 1 Januarij 1884. II. De raad der gemeente Leeuwarden Gelet op de verordening regelende de heffing van regten en vergoedingen voor het bezoeken der beurs, het gebruiken der aldaar van gemeentewege geplaatste meubelen benevens voor het regt van uitstalling en aankondiging Gezien art. 257 der gemeentewet Heeft besloten, vast te stellen de volgende VERORDENING regelende do invordering der aan de beurs geheven wordende regten. Art. 1. Het verschuldigde regt zoo voor enkel beursbe- zoekals voor abonnementen wordt betaald voor het binnen treden van de afgesloten ruimte der beurs aan den beursmeester of aan iemand door hem en onder zijne verantwoordelijkheid daar toe aan te stellen. Aan geabonneerden wordt van de betaling een bewijs van kwijting afgegeven, waarop het bedrag der regten, de tijd van afgifte en de naam van den geabonneerde zijn vermeld. De geabonneerden zijn verpligt deze bewijzen van kwijting te vertoonen op de eerste vraag van de leden der beurscom missie of van den beursmeester. Voor medeteekenende deelgenoten eener firma, medebe stuurders eener naamlooze vennootschap of hunne bedienden heeft dit bewijs eene afzonderlijke kleur en is daarop vermeld de naam van de firma of van den patroon. Art. 2. De regten voor het gebruik van meubelenvan knoppen en kastjesen het doen van aankondiging worden bij vooruitbetaling aan den beursmeester voldaan tegen over gave van een bewijs van kwijting van wege de beurscommis sie door den voorzitter dier commissie voor «gezien" en door den beursmeester voor voldaan geteekend. Art. 3. Het binnentreden van de afgesloten ruimte van het beurslocaal, zonder voorafgegane betaling van verschuldigde regten, is behalve aan burgemeester en wethouders, den di recteur den hoofdopzigterde opzigters der gemeentewerken de beëedigde korenmeters en andere ambtenaren of beambten in de uitoefening hunner betrekking aan ieder verbodenen wordt als ontduiking van belasting aangemerkt. Art. 4. De regtende beurs betreffendedieom welke reden ook, onbetaald zijn gebleven, worden door den gemeente ontvanger ingevorderd overeenkomstig de voorschriften van artt. 258261 der gemeentewet. Art. 5_ Deze verordening treedt in werking 1 Jan. 1884. Voorgesteld ter raadsvergadering van den 28 Junij 1883 door Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden W. J. v. W. RENGERS. Be Secretaris, P. A. BERGSMA. -.--V Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden; 1883. 23 VOORSTEL van burgemeester en wethou ders op een adres van ingezetenen, houdende verzoek om het stand komen eener drinkwa terleiding te helpen bevorderen. Mijne Heer en Een adres van 720 handteekeningen voorzienwaarbij uwe vergadering wordt verzocht zoo spoedig mogelijk het tot stand komen eener deugdelijke drinkwaterleiding te helpen bevor deren werd ten fine van prae-advies in onze handen gesteld. Reeds zoo menigmaal is ons collegie sedert 1875 in de gelegenheid geweest zijne meening omtrent dit hoogst gewig- tig onderwerp uit te sprekendat wij met eene verwijzing naar onze vroegere rapporten, o.a. die van 24 Junij 1880 en van 25 Mei 1882 zouden kunnen volstaanindien wij niet volledigheidshalve verkieslijker oordeelden een overzigt te la ten voorafgaan van hetgeen met betrekking tot de drinkwa ter-verschaffing in deze gemeente al sedert jaren is geschied. Nadat in 1826 aan de stads buitensingel tusschen de Turn ster- en Hoeksterpoorten met belangrijke kosten de bestaande vijver was aangelegdwerd deze maatregel van het gemeen tebestuur als een belangrijk hulpmiddel tot het verkrijgen van goed drinkwater toegejuicht en scheen daardoor aan de meest dringende behoefte te zijn voldaan. In 1854 bleek echter de schaarste van drinkwater op nieuw dermatedat wederom de vraag in overweging werd genomenhoe men beter aan de erkende behoefte zou kunnen voldoen. Eene tot het onderzoek dier vraag benoemde commissie adviseerde eenparig tot het aanleggen van een tweeden vijver, met welk advies de raad zich blijkens besluit van 24 Mei 1855no. 6geheel vereenigde. Later opgekomen bezwaren deden de uitvoering van 's raadsbesluit achterwege blijven totdat de zaak in 1868 wederom ter sprake kwam en na een warme strijd tusschen de voorstanders van regenbakken en die welke voor een vijver gestemd waren, in 1871 ten gun ste van de laatsten werd beslist. Naauwelijks vier jaren na het voltooijen van den nieuwen vijver werd door de heeren S. E. Oudschans Dentz en dr. M. J. Baart de la Faille aan vrage gedaan voor eene concessie om de stad door eene lei ding uit het Eernewoudsterwijd van drinkwater te voorzien. Deze aanvragewaarbij geene subsidie van de gemeente werd gevraagdwas echter zóó weinig voorbereid en miste zooda nig alle gegevensom over de uitvoerbaarheid van het ge opperde plan te kunnen oordeelendat burgemeester en wet houders toenmaals geene vrijheid vonden het bij den raad te ondersteunen. De uitvoerige bespreking der zaak in de zit ting van den gemeenteraad van 28 September 1876 eindigde echter met de aanneming van een amendement van mr. At- temaluidendedat de raad genegen was alle middelen te ondersteunen, welke kunnen strekken om de gemeente van goed drinkwater te voorzien, maar dat hij alvorens omtrent het gedaan verzoek eene bepaalde meening uit te spreken meer zekerheid noodig heeft omtrent de hoedanigheid van het water uit het Eernewoudsterwijd. Sedert dien tijd maakte de aanleg eener drinkwaterleiding bij kortere of langere tusschenpoozen het onderwerp uit der beraadslagingen van het gemeentebestuurgelijk wij meer uitvoerig in ons rapport van 25 Mei 1882 (gedr. bijlagen 1882, Bijvoegsel, behoorende bij de Leeuwabdbr Courant. no. 7)hebben uiteengezet. Onder verwijzing voor zooveel noodig naar dat rapportherinneren wij hierdat alvorens de daarin opgenomen conclusie van burgemeester en wethou ders bij den raad in behandeling kwamde heer S. E. Oud schans Dentz zijne aanvrage om concessie voor den aanleg en de exploitatie eener drinkwaterleiding introk en het des betreffend voorstel van burgemeester en wethouders alzoo geen punt van beraadslaging meer behoefde uit te maken. Nagenoeg gelijktijdig met de intrekking der aanvrage Oud schans Dentzkwamen adressen in van verschillende perso nen houdende verzoekdat het gemeentebestuur met hen in overleg mogt treden over den aanleg van eene drinkwa terleiding en wel van mr. W. van der Vliet, van Th. A. van der Broek en G. W. van Barneveld Kooij en van C. PJ Metelerkampallen te Amsterdamterwijl later nog de hee-j ren Halbertsmaciviel ingenieur van SneekNierstrasz van Utrecht en anderen zich over hetzelfde onderwerp, hetzij bij ons collegie of bij den burgemeester vervoegden. Alleen de heer C. P. Metelerkamp verklaarde zich bereid het door ons noodzakelijk geachte voorloopig onderzoek naar de prise d'eau en het aldaar te verkrijgen water op eigen kosten te doen bewerkstelligendoch het resultaat daarvan was blijkens het ons in afschrift medegedeelde rapport van den deskundige dr. van Riemsdijk zoo weinig bemoedigend, dat de adressant blijkens een schrijven van 30 Julij 1882 te kennen gaf, van zijne concessie-aanvraag af te zien. Geen der andere adres santen toonde zich bereid op eigen kosten en risico de voor- loopige onderzoekingen in te stellendie voor het gemeente bestuur evenwel de onmisbare waarborgen moesten zijnom niet telkens in onvruchtbare en tijdroovende onderhandelin gen gewikkeld te raken. Te meer moesten burgemeester en wethouders op die waarborgen aandringennadat het voor loopig onderzoek van den heer Metelerkamp op nieuw de groote bezwaren had in het licht gesteldvan het aanwijzen eener voldoende prise d'eau. De winter ging derhalve voorbij zonder dat in de zaak eenige verandering kwam. Eerst in den voorzomer van dit jaar gaf de buitengewoon lage water stand ons aanleiding om d_ezerzijds op nieuw een onderzoek naar het water in het Eernewoudsterwijd en de Grouw te doen instellenvan welk onderzoek de resultaten in het hierbij overgelegd rapport van de firma T. B. van der Meulen zijn nedergelegd. Het bedoelde onderzoek geschiedde met water, dat onder persoonlijk toezigt van den directeur der gemeente werkenop de bedoelde plaatsen was geschept den 14 Junij j.l.toen de boezemwaterstand was 0,10 M. beneden zomer- peil. Den 25 Junij d. a. v. ontvingen wij het adres waarover ons prae-advies wordt gevraagd. Wij kunnen na het vooraf gaande hieromtrent met weinige woorden volstaan. Dat toch het tot stand komen van eene goede drinkwater leiding voor deze gemeente eene zaak van het hoogste belang zoude zijnis zoo onbetwistbaar en bovendien zoo herhaalde lijk zoowel door burgemeester en wethouders als door den raad, openlijk erkenddat een uitspraak in dien zin van 720 ingezetenen volkomen overbodig kan worden geacht. Evenzeer kan worden toegegevendat de bestaande drink watervijvers niet in aUe opzigten aan de vereischten voldoen en door hunne ligging buiten de kom der gemeentevoor velen lastig en kostbaar zijn. Men vergete daarbij echter niet, dat, al moge het vijverwater niet in alle opzigten vol doen het dan toch ook blijkens de ervaring van dezen zomer in zeer vele opzigten uitstekende diensten heeft bewezenge^j 7

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1883 | | pagina 12