Bijlage no. 21.
100
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1883.
omschreven onoverkomelijke bezwaren bestonden in die mate
dat daarop het geheele plan moest vallen konde in geenen
deele worden toegegevenwant hoewel daardoor de toegang
tot de Btaduit de rigting van den Groninger straatweg
langs het Hoeksterendniet meer regtstreeksdoch met
eenigen omwegzoude open staanzoude toch het geheel
verschil in lengtedat volgens den nieuw ontworpen weg
moest worden doorloopenslechts 60 meter bedragen een
verschil door genoemden directeur gelijk gesteld met de lengte
van ,het Naauw".
Evenmin werd erkend dat de nieuwe weguithoofde van
zijne kromming, in het gebruik aan vele moeijelijkheden on
derhevig was.
Men wees er op dat een dergelijke bogtige weg ook be
stond bij de voormalige Vrouwenpoortdie toch als een der
beste toegangen tot de stad konde worden aangemerkt.
Belemmering in het vrije verkeer was naar men meende
bij d*i aangeduiden weg niet te vreezen. Immers is het
verkeer aan die zijde der stad minder druk dan eldersen
de weg is zoodanig geprojecteerddat de toegang tot de
stadook over de brug tusschen den Noorderweg en het
Hoeksterend, blijft openstaan, zóó, dat van eene concentra
tie der passage tot één hoek geen sprake behoefde te zijn.
Aan de grieven tegen den misstanddien de uitvoering
der plannen voor dezen kant der stad zoude veroorzaken
wilde de minderheid geen groot gewigt hebben gehecht. Het
zelfde oordeel werd uitgesproken omtr^it de klagte over
eventuele schade voor de bewoners aldaarmen noemde die
overdreven.
In elk gevalal ware zij gegronddan moest toch niet
worden voorbijgeziendat het nemen van veelomvattende
maatregelen ten bate van het algemeen werkende niet mogt
worden tegengehouden door consideration ontleend aan het
particulier belang van eenige weinigen. Allerminst waar
gelijk hier de noodzakelijkheid der maatregelen niet met grond
konde worden betwijfeld. Wel is waar had de meerderheid
de meening voorgestaandat de gewilde uitbreiding op klei
nere schaal en met minder kosten tot stand gebgigt konde
worden doch aldus oordeelde de minderheid werd het voor
gestelde doel niet bereikt.
Men beriep zich daartoe op de in het rapport van den
directeur der gemeentewerkenten aanzien van dit punt voor
komende beschouwingen ten bewijzedat slechts door uit
voering van het project van dezen ambtenaar eene algeheele
en duurzameniet eene gedeeltelijke en tijdelijke verbetering
konde worden verkregen.
En voor de kosten, die deze afdoende verbetering zoude
medebrengen zelfs al ware de raming daarvan te rooskleu
rig voorgesteldmeende men niet te moeten terugdeinzen.
Het kwam alzoo de minderheid voordat het voorstel van
burgemeester en wethouders behoorde te worden aangenomen,
als zijnde het eenigedat in alle opzigten aan de behoeften
voldeed.
Ook in de commissie van rapporteurs openbaarde zich het
geschetst verschil van meeningen konde evenmin bij haar
het voorstel van burgemeester en wethouders, eene goedkeu
rende meerderheid verwerven.
In hoofdzaak werden daarbij over en weer de medegedeelde
gronden te berde gebragt.
Naar aanleiding van het vorenstaande heeft de commissie
van rapporteurs in dezen bij meerderheid van stemmende
eer als hare conclusie aan den raad voor te stellen
dat hij besluite
1. het voorstel van burgemeester en wethoudersbetref
fende de uitbreiding der gemeentelijke gasfabriek ingediend
ter raadsvergadering van 27 September j.l.niet aan te nemen
2. burgemeester en wethouders uit te noodigen om aan
den raad andere voorstellen betreffende deze zaak te doeu
en daarbij in overweging te nemen
1. de plannen van den directeur der gasfabriekvervat
in de overgelegde stukken
2. het terrein „de Bleek" en
3. het terrein voor de houtveilingen.
Gedaan ter raadsvergadering van 8 November 1883.
De Commissie voornoemd
STAR BUSMANN Rapporteur 1 c sectie
H. BEUCKER ANDREW, 2e
F. PLANTENGA, 3e
i
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1883.
101
VERSLAG der commissie van rapporteurs
uit de sectiën van den raad der gemeente
Leeuwarden, omtrent hot voorstel yan burge
meester en wethouders betreffende de demping
van de gracht langs den Eewal, het Hof en
het Heerenwaltje.
MIJNE REE REN!
In het algemeen heeft het plan tot demping van het kanaal,
loopende van de oude Vischmarkt langs den Eewalhet Hof
en het Heerenwaltje in de sectiën bijval gevondenzij het
au ookdat door meer dan één lid op groote bezwaren
werd gewezen.
In de eerste sectie heeft niemand zich tegen het plan ver
klaard in de tweede sectie hadden twee leden overwegende
jezwaren terwijl vijf er zich mede konden vereenigenin de
orde sectie verklaarden vijf leden er vóór te zijnéén lid
verlangde nadere inlichtingen terwijl een er zich tegen ver
klaarde
He bezwaren, waarop in do eerste sectie hoofdzakelijk ge
wezen werd, bestonden in het volgende:
Het werd betreurd, dat in het plan, zooals het is inge-
W viWa8 °P£®nomen afgraving van den Dwinger, genaamd
„het hlein Fentje", aangezien daardoor een gedeelte van het
plantsoen zal moeten verdwijnen De vraag werd gesteld of
"e demping niet met zand zou kunnen geschieden.
Breedvoerig werd in deze sectie de vraag besprokenof
niet het sluiten van contracten met sommige eigenaars van
panden aan het kanaal gelegen diende vooraf te gaan aau
het te nemen besluit.
Bij die bespreking werd er op gewezenhoe in andere
plaatsen van ons vaderland werken zijn tot stand gebragt
zonder sprake van schadevergoeding voor particulieren die
in een of ander opzigt benadeeld werden, zooals b. v. in Rot
terdam waar eene straat een meter verhoogd iszonder dat
de bewoners vergoeding ontvingen voor daardoor noodzake-
lijk geworden werken.
Naar aanleiding van die bespreking, werd daar met alge-
meene stemmen een besluit genomenen welburgemeester
en wethouders uit te noodigen, vóór de zaak der demping
bij den raad in behandeling komt, de te sluiten verbindte-
nissen met de belanghebbenden in orde te brengen.
Overigens werd door een der leden de opmerking gemaakt,
dat bij de beoordeeling der kosten niet uit het oog moest
worden verlorende zeker nog al belangrijke kosten
van het repareren der walmuren en van de overkruiningen
van de Wortelhaven en het Hof.
Nog werd de wenschelijkheid uitgesprokendatindien de
raad tot de demping mogt besluiten vóór den 1 Februarij
e. k. [met'|bet werk werd aangevangen, daar volgens verkla
ring van den directeur der gemeentewerken de werkzaamhe
den alsdan in één jaar konden afloopen.
In de tweede sectie werd door een der ledendie zich te
gen het voorstel verklaardehet volgende aangevoerd.
Hij betwijfelde of het werk noodzakelijk kon worden ge
noemd en vreesde, dat de kost niet geëvenredigd zouden
zijn aan het nut er van vooral waar de raming hem wat
laag voorkwam
'/IJVOEGSEL BE1I00BBNDE BIJ DE LEEUWARDER COURANT.
Kon hij toegeven, dat de welstand er door bevorderd werd,
toch meende bij, dat men in dit opzigt met voorzigtigheid
te werk moet gaan en wel omdat de bloei der gemeente,
zooals dit in groote gemeenten dikwijls het geval was, er
hier niet door bevorderd zou worden.
Wat nu het Verkeer betrof, werkelijke belemmering was
hem niet bekend. Wel had men gewezen op de Weerd
maar hij was van meening, dat door de demping van het
Heerenwaltjeweinig verbetering zoude worden verkregen
daar men altijd zou stuiten zoowel op den lastigen oprid van
de Lange Pijpals op dien van de Tontjepijp.
Met het oog op den gezondheidstoestand vroeg hijof de
nadeelige invloed werkelijk zoo groot was de statistiek had
zijns inziens het bewijs hiervan nog niet geleverd. Hij weeg
er op, dat zelfs dezen zomer, bij buitengewoon lagen water
stand, de gezondheidstoestand uitstekenu was.
En al wilde hij nu niet het bestaan verdedigen van eene
grachtwaarvan de uitwasemingen nu en dan voor de bewo
ners minder aangenaam waren, hij meende toch de nadeelen te
mogen wegenwaar men tegenover eene zoo belangrijke uit
gaaf stond. Wilde men op dit gebied werkzaam zijndan
was er zijns inziens in andere gedeelten van de gemeente
nog wel iets te doen.
Kon hij aannemen, dat tegen eene jaarlijksche uitgaaf van
3 a 4000 het werk ten uitvoer kon worden gebragthij
zou minder bezwaar hebbenmaar waar hij vreesde, dat deze
vooronderstelling te optimistisch zou zijnmoest hij zich
tesren het voorstel verklaren.
Mogt echter de raad het voorstel aannemendan kon hij
zich niet vereenigen met het denkbeelddat de gemeente
de eigenaars van de panden aan het kanaal gelegentege
moet zoude komen in de kostenveroorzaakt door de toe
passing van het tonnenstelsel. Hij was van meening, dat die
eigenaars wel zooveel belang bij de demping haddendat zij
die kosten zelf konden dragen.
Het andere liddat in deze sectie zich tegen het voorstel
verklaardedeelde deze zienswijzemaar was bovendien van
oordeeldat men van hendie bij request de demping had
den gevraagdmeer mogt verlangen dan de toezeggingdat
zij de uitvoering niet zouden tegenwerkenmaar dat zij in
tegendeel als belanghebbenden in de kosten moesten deelen.
Bovendien betwijfelde hij of het beschikbaar zijn van den
voor de demping benoodigden grond wel een zoo belangrijk
finantieel voordeel zou opleveren.
Tegenover deze bezwaren werd door de andere leden het
volgende aangevoerd
Vooreerst stemde men toe, dat de finantiële bezwaren niet
ligt mogten worden geacht.
Toch meende men dat waar ten opzigte van den welstand
de demping veel voor had men zich deze betrekkelijke weelde
wel mogt veroorloven nu verscheidene groote werken reeds
zijn uitgevoerd.
Bovendien werd de demping uit een gezondheidsoogpunt
zeer wenschelijk geachtwaar het bekend wasdat de be
woners van den Eewal nu en dan maatregelen hadden moeten
nemen ten einde schadelijke gevolgen der uitwasemingen te
voorkomen.
Wat de kosten, betrof men wees er op, dat deze thans
minder moesten zijn dan wanneer men vroeger tot de dem
ping ware overgegaan nu de benoodigde aarde voorhanden
wasen al erkende men dat ook op andere plaatsen in de
15