Bijlage no. 22.
Bijlage tot bet verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1883.
105
VOORSTEL van burgemeester en wethou
ders tot wijziging der verordening ter uitvoe
ring van de nieuwe regeling van hot openbaar
lager onderwijs (Gemeenteblad no16 van 1881).
MIJNE HE EREN!
De commissie van toezigt op het lager onderwijs alhier
heeft bij ipissive van 15 November 1.1., no. 6217, de wen-
schelijkheid betoogd van het aanbrengen van eenige wijzigin
gen in de verordening ter uitvoering van de nieuwe regeling
van het openbaar lager onderwijs Gemeenteblad no. 16 van
1881), en om de verordening, regelende de zamenstelling
inrigting en bevoegdheid van de commissie van toezigt op
het lager onderwijs (Gemeenteblad no. 23 van 1881) daarmede
in overeenstemming te brengen.
De motieven die de commissie er toe geleid hebben om
deze wijzigingen voor te stellenzijn o. i. zeer juist en zoo
danig uiteeijgezetdat wij meenen ons, onder referte daaraan
van meerdere toelichtingen te kunnen onthouden.
Wij hebben mitsdien de eer u voor te stellen te besluiten
conform het geformuleerde voorstel der ctfmmissie.
Voorgesteld ter raadsvergaderiug van den 13 December 1883.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden
P. LYCKLAMA a NIJEHOLT.
De SecretarisP. A. BERGSMA.
Leeuwarden 15 November 1883.
No. 6217.
De ervaring heeft otis de wenschelijkheid doen inzien van
het aanbrengen van eenige wijzigingen in de verordening ter
uitvoering van de nieuwe regeling van het openbaar lager
onderwijs (Gemeenteblad no. 16 van 1881).
Zij betreffen
1. de toelating der kinderen;
2. den aanvapg van het leerjaar
3. de wijze en den tijd van aangifte der kinderen
4. de getuigschriften.
Ad Ium. De toelating der kinderen geschiedt flaans om het
halfjaar, den 1 Januarij en den 1 Julij (art. 2 der veror-
ning).
Wij meenen te mogen aannemendat de raad in over
eenstemming met het indertijd door burgemeester en wet
houders gedaan door onze commissie ondersteund voorstel
tot behoud van deze ook vroeger bestaan hebbende tijd
stippen beslootuit overweging datofschoonaarcursussen
in beginsel het meest wenschelijk zijnook daaraan vele
moeijelijkheden zijn verbondendie slechts door voorberei
dende klassen of door vermeerdering van het getal bewaar
scholen zouden zijn te voorkomen (Verslag der commissie van
rapporteurs, bijlage tot het Verslag der handelingen van den
gemeenteraad, 1881, no. 2).
Intusschen werdna het tot stand komen dezer regeling
bij hetkrachtens art. 21 d^- wet op het lager onderwijs
vastgesteld leerplande cursus voor iedere klasse van alle
scholen op één jaar bepaald. Dit leerplan beschrijft en re
gelt alzoo de taak van de klassenhet wijst de tijdruimte
aanwaarbinnen die taakonder gewone omstandigheden
BUVOHGSEL BEHOORENDE BIJ DE LEEUWARDER CÜURANT.
wordt ten einde gebragten te gelijkertijd de tijdpunten voor
den overgang van de eene naar de andere klasse.
De schoolgebouwen zijn er sedert langzamerhand geheel
op ingerigt gewordendat in ieder locaal één klasse isen
evenzoo is het getal onderwijzers er op berekend, dat in ieder
locaal, en dus voor iedere klasseéén onderwijzer aanwezig is:
Door het verschil nogtans tusschen de toelatings- en de
overgangstijdstippen worden er bij de komst van nieuwe
leerlingen twee afdeelingen van dezelfde klasse gevormd. Aan
den eersten eisch van klassikaal onderwijsdat de leerlingen
van dezelfde klasse gezamenlijk den cursus beginnen en ten
einde brengen, wordt derhalve tekort gedaan. Het behoeft
zeker geen betoogdat dit storend op het onderwijs werjtt
en het tevens te veel van een en denzelfden onderwijzer is
gevorderdzich te gelijkertijd met twee klassen bezig te hou
den. Niet minder storend zou het zijn, twee onderwijzers
in dezelfde klasse te doen werkzaam zijndaargelaten de
meerdere uitgavendie dit zou vereischen.
Het uit de bestaande regeling voortspruitende kwaad doet
zich ook verder nog geruimen tijd gevoelendaar de opschui
ving der leerlingen natuurlijk nu ook halfjaarlijks geschiedt.
De toelatingstermijnen behooren mitsdien in overeenstem
ming met de overgangstijdpunten volgens het leerplan te wor
den vastgesteld en niet langer het leerplan te bindengelijk
in zekeren zin thans geschiedt.
Zoo al gebrek aan een voldoend getal bewaarscholen vroe
ger deze regeling moge hebben belet, de vergrooting van
de bestaande en de stichting van twee nieuwe bewaarscholen
zal thans wel elk bezwaar daartegen hebben weggenomen.
Met slechts één uitzondering waren al de hoofden der
scholendoor ons over dit punt geraadpleegdhet in dezen
met ons eens.
Ad IIum. Ten aanzien van den tijd van aanvang van het
leerjaar moetnaar het ons voorkomtworden onderscheider
tusschen de scholen der 2e klasse b en der 3e klasse en die
der le klaBse en der 2e klasse a.
Voor de scholen der twee eerstgenoemde klassen achten
wij met de hoofden der scholenhet meest gewenschthet
tijdstip van aanvang te bepalen op 1 Meiof, ter voorkoming
van ongelegendheidals deze datum op een Zaturdag of Zondag
invalt, nog beter op den eersten Maandag in de maand Mei.
Voor de klassen van kinderen, die deze scholen bezoekenis
April of Mei gewoonlijk het tijdstipwaarop zij de eene of
andere dienst aanvaarden en de school verlaten. Wij meenen,
dat met deze gewoonte rekening moet worden gehouden.
In verband hiermede zal de voor deze scholen voorgeschreven
openbare les voortaanin plaats van in de maand Julijin
de maand April dienen te worden gehouden.
Met de overige scholen is het anders gesteld. Wij zijn
van gevoelendat daarvoor de tegenwoordige regelingaan
vang van het leerjaar in de maand Augustus, in verband met
den duur der zomervacantie van vier wekenbeginnende
den eersten Maandag in de kermis, zal kunnen worden behouden.
Ad Ilium. Tegenwoordig geven, wat betreft de scholen
der 2e klasse b en der 3e klassede ouders hunne kinderen
aan bij het hoofd van die schoolwaar zij ze 't liefst wenschen
te hebben onderwezenhetzij om het onderwijzend personeel,
hetzij omdat het schoolgebouw het meest nabij hunne woning
is gelegen.
Meermalen is hiervan het gevolgdat op sommige scholen
het getal leerlingen zoo groot mogelijk isterwijl op een of
16