Sijlage no. 8, 18 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1884. c. in art. 10 tusschen de woorden «burgemeester" en „eenen staat" te plaatsen de woorden «en aan de beurscommissie" d. achter art. 12 te voegen „hij ontstentenis van langer dan acht dagen vragen burgemeester en wethouders advies van de beurscommissie, of er ook termen bestaan de betrek king van kommandeur tijdelijk aan een der andere meters wegers op te dragen" e. art. 17 aldus te lezen: „bij meting zullen zij de maat vast en zooveel mogelijk waterpas plaatsen zij zullen ter wijl zij de gevulde schoppen niet beneden den rand der maat en evenmin meer dan noodig daarboven mogen brengen, den inhoud daarvan in de maat gelijktijdig overstorten en zorgen, dat deze eeaal worde gevuld, opdat er geene openingen blijven welke behoeven te worden volgestreken" f aan art. 20 toe te voegen: „burgemeester en wethouders I gaan hiertoe niet over, alvorens de beurscommissie te hebben gehoord" y. achter art. 28 te plaatsen de woorden „en de beurs- commissie". Aldus voorgesteld ter raadsvergadering van 28 Februarij 1884 door Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden P. LYCKLAMA a NIJKHOLT. De Secretaris, P. A. BERGSMA. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1884. 19 VOO H STEL van burgemeester en wethou dors betreffende afkoop van grafgelden. MIJNE HE EREN! De heer Reijuder Reijnderseigenaar van drie graven op de le afdeeliug der algemeeue begraafplaats alhierheeft zich bij adres van den 16 Mei 1883 tot u gewend met verzoek om te willen besluiten 1. aan den adressant vergunning te verleenen het ver schuldigde voor onderhoud van de hem behoorende graven op de algemeene begraafplaats alhiermet een door u te be palen bedrag, bij wijze van afkoop, in eens te voldoen; of, indien daartegen onverhoopt bezwaren bestaan mogten 2. van den adressant, ten behoeve der gemeente, eene schenking te willen aannemen tot een door u te bepalen be drag onder voorwaardedat de gemeente verpligt zal zijn voor het onderhoud van de hem behoorende graven op de algemeene begraafplaats te zorgen en uit de revenuen van het besproken bedrag, het jaarlijks verschuldigd regt voor onderhoud te voldoen. Bovengemeld adres is bij uw besluit van den 17 Mei 1.1., no. 2, ten fine van prae-advies in onze handen gesteld. Reeds meermalen zijn adressen van dezelfde strekking aan uwe beslissing onderworpenen wij achten het daarom voor eene juiste beoordeeling van het nu aan u gedaan verzoek wenschelijkeen kort overzigt te geven van de door u ter dezer zake vroeger genomen besluiten. Eveneens meenen wij dat het nuttig kan zijn een resumé te geven van de wettelijke bepalingendie vroeger en later van invloed zijn geweest op de genomen beslissingen en die ook thans bij de beoordeeling van het verzoek van den heer Reijnders in het oog moeten worden gehouden. Zooals u bekend iswerden vóór het in gebruik nemen der algemeene begraafplaats alhier, de lijken der ingezetenen óf in de kerken, óf op het Oldehoofster kerkhof begraven. Het Jacobijner kerkhof was reeds in 1823 gesloten. Het hier te lande executoir verklaarde decreet van 23 Prairial XII jaar, werd, althans wat betreft het daarin op genomen verbod om in de kerken te begravendoor den souvereinen vorst, bij besluit van den 22 December 1813 voorloopig buiten werking gesteld. In 1827 is echter dit besluit bij koninklijk besluit inge trokken en het decreet van 23 Prairial XII jaar weer van kracht verklaard. Op dit onderwerp heeft betrekking de resolutie van heeren gedeputeerde staten van Frieslandvan den 28 Augustus 1827, no. 19 Provinciaal Blad no. 122) Hieruit blijktdat bij bedoeld koninklijk besluitmet be trekking tot het begraven van lijken in de kerken, als grond beginselen zijn aangenomen en vastgesteld 1. om bij intrekking van art. 3 van het besluit van den 22 December 1813, no. 5, de bepalingen van het decreet van 23 Prairial XII jaar, geheel te doen herleven, te dien effectedat van en met 1 Januarij 1829 het begraven van lijken in kerken enz. verboden was 2. om te rekenen van gemeld tijdstiphet begraven op kerkhoven of begraafplaatsenin de bebouwde kom der ge meenten gelegente doen ophouden en te bevelendat vóór 1 Januarij 1829 door de gemeentebesturen zouden worden aangelegdeen of meer begraafplaatsen op een afstand van minstens 35 a 40 meter van de bebouwde kom der gemeente 3. enz. Bij de bovenaangehaalde resolutie is tevens medegedeeld dat hoezeer aan de eigenaars van graven in de kerken wel niet kan worden toegekend een regt op schadevergoeding ter oorzake van meergemelde verbodsbepalinghet Zijne Majesteit evenwel aangenaam zoude zijndat door de ge meentebesturen bij het aanleggen van begraafplaatsenaan de eigenaars van graven in de kerkenop de nieuwe begraaf plaatsen andere graven werden aangewezen. Als gevolg van het koninklijk besluit van 1827 is de be graafplaats op het Oldehoofsterkerkhof in 1833 gesloten en heeft het gemeentebestuur de algemeene begraafplaats aan de Spanjaardslaan aangelegd. In verband hiermede is door den raad bij besluit van den 9 April 1832, no 4/9vastgesteld eene verordening op het beheer der begraafplaats en het ter aarde bestellen van lijken. Bij de beoordeeling van het bovengemeld adres is het noodig enkele bepalingen der verordening van 9 April 1832 na te gaan. Art. 1 schrijft voor, dat eene maand na de afkondiging der verordening het in het algemeen verboden isbinnen de stad en derzei ver jurisdictie eenig lijk elders te begraven dan op de algemeene van stadswege aangelegde begraafplaats. Dóór deze bepaling werd aan de eigenaren van graven, op de vroegere begraafplaats en van die in de kerken dezer ge meente het gebruik daarvan ontnomen. Het gemeentebestuur is overeenkomstig het verlangen van Zijne Majesteit den Koning aan de daartegen ingebragte be zwaren tegemoet gekomen door in de verordening de art. 50 en 51 op te nemenluidende Art. 50. Aan zoodanige particulieren welke in de kerken, de zoogenaamde kerk op het Oldehoofsterkerkhof daaronder mede begrepen graven in eigendom bezittenzalop derzelver aan vrage, voor de helft van den bij art. 10 bepaalden prijs een gelijk getal graven van de le klasse op de nieuwe begraaf plaats worden aangewezen en hun in eigendom worden over gedragen tegen geheelen afstand van de graven in de kerken. Art. 51. Al diegenen, welke graven op het Oldehoofster kerkhof in eigendom bezittenzal een gelijk getal graven op de nieuwe begraafplaats worden gegundvolgens den prijs bij art. 10 bepaald, onder koning van ƒ1.50 voor elk graf. Behalve de bovendedoelde eigenaren van graven in kerken en van die op het Oldehoofster kerkhof, hebben ook andere ingezetenen dezer gemeentevan 1833 af tot 1870graven op de algemeene begraafplaats in eigendom bekomen. Wat de koopsom van graveü de regten voor het uitslui tend gebruik van grafruimten en het onderhoud van graven betreftmerken wij opdat in art 9 der verordening vast gesteld den 9 April 1832, was bepaald, dat de graven in de vakken 1 23 en 4 door koop in eigendom konden worden verkregen en wel die in vak 1 voor 40vak 2 voor ƒ30, vak 3 voor ƒ20, vak 4 voor ƒ10, terwijl art. 25 dier verordening voorschreef, dat de eigenaars van graven verpligt waren jaarlijks voor kosten van onderhoud te beta len als volgt wegens een graf in de le klasse ƒ0.40, in de 2e klasse ƒ0.30, in de 3e klasse 0 20, in de 4e klasse ƒ0.10. In 1856 is de vraag geopperdof de betalingen van de koopsommen en kosten van onderhoud van gravenvolgens

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1884 | | pagina 10