Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden; 1884.
VERORDENING van policie op het leg
gen der schepen en op de scheepvaart in de
gemeente Leeuwarden.
Art. 1. Behoudens het bepaalde bij de provinciale regle
menten van policie op de waterstaatswerken in Friesland is
deze verordening van toepassing op alle vaartuigen, die lig
gen of varen in de wateren, onder deze gemeente behoorende.
Art. 2. De ligplaatsen voor de op deze gemeente varende
markt-, beurt- en veerschepen en stoombooten worden voor
ieder afzonderlijk door burgemeester en wethouders aange
wezen.
Art. 3. De gezagvoerders dezer schepen en stoombooten
moeten daarmede, onverwijld bij hunne aankomst, de voor
ieder hunner vastgestelde ligplaats innemen en mogen die tot
aan den door hen aangekondigden tijd van vertrek niet weder
verlatendan alleen in de volgende gevallen
a. indien de doorvaart voor andere schepen of stoomboo
ten dit voor eenige oogenblikken noodzakelijk raogt maken
b. indien zij, in het belang van verschepers of ontvangers
zich genoodzaakt zien te verhalen naar pakhuizen, magazijnen,
marktplaatsen of andere vaartuigen, ten einde groote partijen
goederen te lossente laden of te verschieten.
Voor het verlaten van hunne ligplaats om laatstgemelde
reden, hebben zij echter de vergunning noodig van den com
missaris of de beambten van policie, die de meerdere of min
dere noodzakelijkheid beoordeelen en daarvan het al of niet
geven van vergunning afhankelijk maken.
Art. 4. Zij mogen echter, in de bij het vorig artikel uit
gezonderde gevallen, nooit langer dan volstrekt noodig op
zoodanige andere plaatsen blijven "liggen, maar moeten zoodra
mogelijk de voor hen bestemde ligplaats weder innemen.
Art. 5. Het is verboden, met eenig vaartuig de voor een
markt-, beurt- of veerschip of voor eene stoomboot bestemde
ligplaats in te nemen, tenzij bij afwezigheid van die schepen.
De gezagvoerder, die met zijn schip zich op zoodanige plaats
bevindtmoet bij aankomst van die schepen of stoombooten
terstond verhalen en de noodige ruimte overlaten.
Art. 6. De gezagvoerders van genoemde markt-, beurt-
of veerschepen en stoombooten zijn verpligt, op den kop van
het roer of op eene anderevan den wal zigtbareplaats aan
boord van hun schip met duidelijk in witte verf gestelde let
ters de plaatsen waarvan en waarop zij varen, aan te duiden
Art. 7. Burgemeester en wethouders wijzen bepaalde kaden
of wallen aai; als ligplaatsen voor iedere soort van niet in de
beurt varende of particuliere schepen en stoombooten.
Art 8. De gezagvoerders van alle in deze gemeente te
huis behoorende of zich voor langeren of korteren tijd op
houdende vaartuigen en die van vaartuigendie zichom
goederen te lossen of te laden, in afwachting van bevrachting
of om eenige andere reden, in deze gemeente ophouden, zijn
verpligt, onverwijld na hunne aankomst, de in de wateren dezer
gemeente door burgemeester en wethouders voor iedere soort
van vaartuigen bestemde ligplaats in te nemen en mogen die,
gedurende den tijd van hun verblijf in de gemeente, niet ver
laten, dan wanneer zij zich, in het belang van hun han
del of bedrijf, genoodzaakt zien, tijdelijk te verhalen naar elders
gelegen pakhuizen en bergplaatsen, openbare en bijzondere
gebouwen, huizen en schepen, ten einde goederen te laden
of te lossen.
Art. 9. Zij mogen echter in de bij het vorig artikel uit
gezonderde gevallen, nooit langer dan voor de lading of
lossing volstrekt noodig is, op zoodanige andere plaatsen blij
ven liggen, maar moeten, zoodra mogelijk, de voor hen be
stemde ligplaats weder innemen.
Art. 10. Het is verboden, met in de vaart zijnde vaartui
gen het vaarwater te stremmen of te belemmeren.
Art. 11. Het is verboden, van Donderdags namiddags drie
tot Vrijdags namiddags drie uur met vaartuigen, van welken
aard ook, in de binnengrachten te varen, tenzij met speciale
vergunning van den commissaris van policie.
Van dezen algemeenen regel zijn uitgezonderd
a. de gewone markt-, beurt- en veerschepen en stoombooten
b. de particuliere vaartuigendie goederen ter markt brengen
of van daar afhalen
c. pramen en dergelijke vaartuigendie voor kooplieden en
neringdoenden in de sub a en b genoemde schepen en stoom
booten goederen bezorgen of daaruit afhalen.
Art. 12. Burgemeester en wethouders wijzen wisselplaatsen
aan in die vaarwaters, waar zij dit noodig oordeelen.
Het vaartuigdat zichbij het tegemoet varen van een
ander vaartuighet naast bij een dier wisselplaatsen bevindt,
moet op zoodanige plaats stoppen of daarheen terug varen.
In het algemeen mogen de gezagvoerders van vaartuigen
elkander in de vaart geen belemmering of oponthoud ver
oorzakenzelfs al ware het, ter voorkoming daarvan, noodig,
achter- of vooruit te halen door eene pijp of brug of in eene
zijgracht.
Art. 13. Bij het elkander tegemoet varen bij en in bruggen
of pijpenmoeten de vaartuigendie het naast daartoe ge
naderd of daarin het minst ver opgevaren zijn stoppen of
zoover terugvarendat de tegen varenden in de gelegenheid
zijn door te schieten.
Art. 14. Bij het varen door bruggen met twee doorvaarts-
openingen moet steeds de regtsche doorvaartsruimte worden
gehouden.
Art. 15. Het is verboden, bij het varen in de stadsgrachten,
in het Vliet binnen de Poppebrug en in de Potmarge van
de spoorbrug tot aan de stadsgrachtop eenig vaartuig zeil
te voeren.
Art. 16. Het is verboden, door bruggen te varen met eenig
staand zeil aan den mast of van de ra's hangende of met
buiten boord stekende ankers.
De zeilen moeten gestreken en de ankers geheel binnen
boord gehaald wordenzoodra eenig vaartuig nevens de vóór
de bruggen geplaatste handwijzersmet het woord «Strijk"
daarop vermeldis gekomen.
Art. 17. Ieder gezagvoerder is verpligt, bij het naderen
van eene beweegbare brug den brugwachter tijdig en op de
gebruikelijke wijze te waarschuwen dat hij de brug wenscht
te hebben afgedraaid of opgehaald.
Bij belemmering van de passage, hetzij door van de andere
zijde aankomende schepen, hetzij door het verkeer over de
brugmoet hijop de eerste aanmaning daartoe van den
brugwachterzijn vaartuig stoppen en wachten tot de door
voorvaart weder vrij is.
Art. 18. Ieder gezagvoeder, die met zijn vaartuig ligplaats
heeft vóór openbare pleinen, kaden en gebouwen of vóór
particuliere huizenpakhuizen of magazijnen, is gehouden, het
openbaar gezag of de ingezetenen zoo weinig mogelijk te be
lemmeren in het genot van den wal, waaraan het vaartuig
ligt, of in den opslag daarop.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1884.
29
Art. 19. Indien een vaartuig gezonken of aan den grond
gevaren is, is de gezagvoerder verpligt:
a. onverwijld daarop eene goed zigtbare baak te plaatsen
over dag van eene witte vlag en 's nachts van eene helder
brandende lantaarn voorzien
b. zonder uitstel van het ongeval kennis te geven aan den
burgemeester
c. binnen vier en twintig uren na het ongeval over te gaan
tot het doen ligten of uitruimen van het vaartuig en het
opvisschen van de gezonken voorwerpen.
Art. 20. In de binnengrac hten en in het Vliet, binnen de
Blaauwebrugmogenbij besloten watergeen vaartuigen
blijven liggen. ggggg
Slechts in bijzondere gevallen kan daartoe door den com
missaris van policie vergunning worden verleend voor kleine
pramen en andere kleine schepen.
Art. 21. Bij het invallen van vorst moeten de gezagvoer
ders van alle vaartuigen hoegenaamd die vaartuigen bren
gen of doen brengen naar de door den commissaris van poli
cie, in overleg met den burgemeester, aan te wijzen tijdelijke
ligplaatsenzoodra hij dit noodig oordeelt.
Zij zijn gehouden, die ligplaatsen in te nemen op zoodanige
wijze, als de goede orde en de voorhanden ruimte, ter be
oordeeling van den commissaris van policievorderen en me
debrengen.
Art. 22. Het is verboden, pogingen te doen om een vaar
tuig, waarvan de hoogte of breedte het niet toelaat, onder een
brug of langs een doorvaart te voerenzoodat naar het
oordeel van den brugwachter of een ander der met de zorg
voor de naleving van deze verordening belaste beambten
daarin gevaar voor schade aan eenig openbaar werk is gelegen.
Art. 23. De gezagvoerders van stoombooten zijn verpligt
a. bij het varen door of langs de bebouwde kom der ge
meente of langs aaneengebouwde buurten daarvan den gang
van hun vaartuig te bepalen tot eene snelheidgerekend naar
vijf kilometer in het uur
b. de stoomfluit niet te doen hooren dan alleen in die ge
vallen waar de ontmoeting met andere vaartuigen ongeluk
ken zou kunnen veroorzaken.
Art. 24. Het is verbodenin de wateren der gemeente te
liggen met een getimmerte of vaartuigvan welken aard
ookdat niet geregeld wordt gebruikt voor de eigenlijke
vaartmaar uitsluitend of hoofdzakelijk dient tot woning.
De burgemeester is bevoegdop schriftelijk verzoek van
den belanghebbendein bijzondere gevallen vrijstelling van
dit verbod te geven met aanwijzing van ligplaats en bepa
ling van den tijd, waarvoor de vrijstelling wordt verleend.
Art. 25. De gezagvoerder van ieder vaartuig of houtvlot,
waarmede eenige schade aan wallenkaden of bruggen is.
veroorzaaktis verpligtop de eerste vordering van de amb -
tenaren of beambten met de handhaving dezer verordening
belastzijn naamvoornaam beroep en woonplaats en is
hij geen eigenaar van het vaartuigdie van den eigenaar
naauwkeurig op te geven en des noodigdomicilie te kie
zen binnen de gemeente.
Art. 26. In deze verordening worden bedoeld
door vaartuigenalle schepen en stoombootenzonder on
derscheid
door gezagvoerders, allen, die op een vaartuig gezag uit
oefenen met de leiding belast ofwat onbeheerde vaartuigen
betreftdaarvan eigenaars of gebruikers zijn
door nachtde tijd tusschen zonsondergang en zonsopgang;
Art. 27. Het is verboden, met eenig vaartuig of houtvlot
eene ligplaats in te nemendie niet door burgemeester en
Wethouders daarvoor is aangewezen.
Art. 28. Alle in deze verordening bedoelde vaartuigen
moeten op de eerste aanmaning worden verhaald indien de
met de uitvoering belaste ambtenaren of beambten dit noodig
oordeelen in de bij de artikelen 4,5, alinea 2, 9, 10, 11,
12, 13, 18, 20, 21 en 27 genoemde gevallen. De eige
naars of gezagvoerders van die vaartuigen kunnen zich daar
tegen niet op eenig regt van ligplaats beroepen.
Art. 29. De eigenaarsbewoners of gezagvoerders der in
deze verordening bedoelde vaartuigen zijnten aanzien van
de voorschreven bepalingenaansprakelijk en strafbaar voor
de overtredingendaartegen begaan.
Art. 30De commissaris en verdere beambten van policie,
de brugwachters enzooveel noodigde directeur der ge
meentewerken worden belast met de zorg voor de naleving
dezer verordening.
Art. 31. De met de handhaving dezer verordening belaste
ambtenaren of beambten zijn bevoegdonwilligen feitelijk te
dwingen tot het opvolgen en in acht nemen van de boven
staande bepalingen.
Bij verschil van meening ten aanzien van ligplaats of door
vaart, of betreffende eenig ander bij deze verordening gere
geld onderwerpmoeten zij wie dit aangaatzich aan de
beslissing van genoemde ambtenaren of beambten onderwer
pen en de hun te dien aanzien gegeven bevelen onverwijld
opvolgen.
Art. 32. De ambtenaar of beambte, die eene beschadiging
als bij art. 22 en 25 is aangeduidwaarneemtis bevoegd te
bevelendat niet worde doorgevaren zoolang niet voor de
kosten van herstelling voldoende zekerheid is gesteld tot een
bedrag, ter beoordeeling van den directeur der gemeentewerken,
behoudens beroep van den belanghebbende op den burgemeester.
Art. 33. De kosten van herstelling van het beschadigde
worden door den directeur der gemeentewerken opgemaakt
en op den betrokken eigenaar of gezagvoerder verhaald.
Strafbepalingen.
Art. 34. De overtredingen van de bepalingen dezer ver
ordening wordenvoor zooverre daartegen niet bij de wet is
voorzien gestraftdie van artikelen 19 en 24 met eene geld
boete van hoogstens twaalf gulden met of zonder gevange
nisstraf van een tot drie dagen die van art. 28 en 31 met
eene geldboete van hoogstens twaalf guldendie van art. 3
515 16 1820 21 22 23 25 en 27 met eene geld
boete van hoogstens zes guldendie van art. 48 9 10
11, 12, 13 en 14 met eene geldboete van hoogstens drie
guldenen die van art. 6 en 17 met eene geldboete van
hoogstens twee guldenalles onverminderd de verpligting tot
schadevergoedingzoo daartoe termen bestaan.
Slotbepaling.
Art. 35. Met het intreden van deze verordening houdt op
van kracht te zijn die van policie op het leggen der sche
pen en op de scheepvaart in de gemeente Leeuwarden, vast
gesteld bij raadsbesluit van 27 September 1860 gewij
zigd bij raadsbesluiten van 22 November 1866 en 11 Novem
ber 1875.