46 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1884. meentekas verstrekt of door het gemeentebestuur, ten behoeve der bank van leeninggenegotieerd. De minderheid grondt hare bewering op eene missive van den administrateur van het armwezenvan 7 Maart 1828 waarin gezegd wordt, dat de administratie is een op zich zelf staand afzonderlijk ligchaam. Wij wenschen tegen deze zienswijze niets in te brengen. Ook wij beschouwen de administratie als op zich zelf staande en houden haar afgescheiden van de andere takken der gemeente lijke huishouding, doch daarvan is niet het gevolg, dat de instelling niet gemeentelijk is. Wij erkennen de bevoegdheid van het bestuur der bank om binnen de toegestane sommen der begrooting over de gelden te beschikken zonder inmenging van het dagelijksch bestuur. Bij het aangaan van beleeningen met de pandgevers handelt het bestuur der bank zonder beroep en in zoover is de admi nistratie zelfstandig. Maar daarom blijft de instelling even goed eene gemeentelijke instelling. Men moet het woord ge meentelijke hier leeren kennen door zijne tegenstelling, en dan staat tegenover gemeentelijk in dit geval eene bijzondere in stelling eene die door bijzondere personen voor particuliere rekening wordt gedreven. Dezelfde onderscheidingen maakt men bij de instellingen van weldadigheid. Niemand zal willen beweren, dat de stads armenkamer niet is eene gemeentelijke instellingen toch is het bestuur zelfstandig, de administratie afgescheiden en be slissen de voogden op de aanvrage om onderstand zonder beroep. Hoe men dus ook soms vroeger over deze aangelegenheid gedacht hebbeonzes inziens is het buiten twijfel dat artikel één, in hare omschrijving van den aard, het woord gemeentelijke noodwendig behouden moet. Dat hiervan het gevolg zou kunnen worden dat het ge meentebestuur een deel der winsten van de bank tot subsidie aan de stads armenkamer bestemdezoo als voorheen plaats vondachten wij niet waarschijnlijk. De zienswijze omtrent de bestemming van de jaarlijksche overwinsten der bank in December 1867 door eene commissie uit uw midden uitgesprokenen door uwe vergadering tot de hare gemaakt, is ook de onze. Wij zijn van meeningdatzoolang de bank bedrijfskapitaal gebruikttegen betaling van rentede winsten tot aflossing daarvan behooren te worden aangewend overeenkomstig art. 20 van het koninklijk besluit, van 31 Oct. 1826. Werkt de bank eenmaal geheel met eigen kapitaaldan kan de rente voor de pandgevers worden verlaagd en blijven daarna nog overwinsten bestaandan moet in het reglement eene bepaling omtrent de bestemming daarvan worden opge nomen. Aangezien echter de bank van de gemeente in gebruik heeft een bedrijfskapitaaldat tussclien 70 en 75 duizend gulden afwisseltdoch in de laatste jaren niet aanmerkelijk daalde vermeenen wij dat aan zoodanige bepaling betreffende de over winsten niet spoedig behoefte zal zijn. De omstandigheiddat de gebouwen der bank door het emeentebestuur bij acte aan de bank zijn overgedragen oet hier niets ter zake. Die maatregel was niet noodig; het resultaat, dat men verlangdehad administratief kunnen worden verkregen. Aanleiding tot die overdragt was de wenschom de admi nistratie der bank zuiver op zich zelf staande te houden. Dit strookt geheel met ons verlangenom het beheer der bank geheel afzonderlijk te doen voeren. De instelling blijft echter daarom even goed eene gemeentelijke. Voorts diene nog tot adstructie van ons gevoelen, dat in een brief van 18 September 1813 het gemeentebestuur de bank van leening noemt eene administratie van gemeentegoederen en inkomsten en dat de prefect van Friesland in het antwoord daarop schreef Mogelijk zal het belang der stad vorderendat men de „bank van leening verpagt en het capitaal er uit neme „hetwelk tegenwoordig daarin geplaatst iswaardoor niet „alleen de administratie zou worden vereenvoudigd, maar ook „alle risico voor de stad weggeuomen." Dat er risico bestond was gebleken uit een proces-verbaal van commissarissen uit het gemeentebestuurconstaterende een te kort bij deu boekhouder der bank van zeven en vijf tig duizend zes honderd een gulden 17 stuivers 12 penuingen. Daarop schreef in eene missive van 23 October 1813 de pre fect van Friesland aan den maire van Leeuwarden „dat de „crediteuren van de bank als crediteuren van de gemeente „moeten worden beschouwd." En zoo is het nog heden. Het toezigt op de banken van leening behoort krachteus art. 179, litt. ttot het dagelijksch bestuur der gemeente, dat aan burgemeester en wethouders is opgedragen. In artikel 1 eischen de woordenbestaande uit een hoofd en hulpkantoormede nadere toelichting. Het is gebruikelijkdat aan hen die zich niet willen ver- toonen in het algemeen- of hoofdkantoorde gelegenheid wordt geboden in een aangrenzend locaal te vertoeventen einde aldaar beleeningen te sluiten of panden te lossen. Daarvoor wordt een gering administratieloon betaald het geen tot het salaris der beambten wordt gerekend te be hooren. In alle banken van leening wordt op die wijze ge handeld. Het behoud dezer gelegenheid is in het belang der bank en zeer ten gerieve van het publiek. Wij hebben de ont worpen regeling overgenomen uit het reglement der bank van leening te Arnhem. Ten slotte wordt opgemerktdat de verklaringopzigteus de toepasselijkheid van het koninklijk besluit van 31 October 1826 no. 132gewenscht isuithoofde de wettigheid van dat besluit door sommigen in twijfel wordt getrokken, omdat het besluit niet in het Staatsblad is afgekondigd- Door het in casu van toepassing te verklaren kunnen van het bestaande reglement tal van artikelen worden gemistdie bijna woordelijk de bepalingen van genoemd koninklijk besluit weergeven. Art. 2. Het aantal leden blijft gelijk. Aan dit artikel is op voorstel der commissie van administratie de bepa'ing toe gevoegd dat de burgemeester een adviserende stem heeft. Welke aanleiding daartoe bestaat, is ons niet gebleken. Wij maken echter op dit oogenblik geen bezwaar tegen de opname daarvan. Art. 3. Bestendigt de tegenwoordige regeling van aftreding en benoeming der bestuursleden. Art. 4. Gebiedt de aanstelling van een secretaris. De com missie wenscht te lezen „uit eene door haar in te zenden voor- dragt". Wij achten het beter voor het woord voordragt te nemen aanbeveling Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1884. 47 Thans wordt de betrekking van secretaris waargenomen door een lid der commissie dat uit de som voor administratiekos ten op de begrooting uitgetrokken een zekere belooning ont- vangt. Daar evenwel is voorgeschreven dat de leden der commis sie hunne werkzaamheden zonder belooning moeten verrigten, zoo komt het der commissie beter voor een secretaris te be noemen buiten de leden van het bestuur. Dit gevoelen wordt door ons gedeeld. Het bedrag der belooningin de instructie te noemenzal vermoedelijk iets lager kunnen zijn dan thans wordt gegeven. Art. 5. In den regel zal de burgemeester, even als vroe ger het geval is geweesthet presidium overlaten aan den vice-voorzitteromdat de gewone vergaderingen niet geregeld door hem kunnen worden bijgewoond. De wettelijke voor zitter heeft en behoudt echter de bevoegdheid de leden ten allen tijde buitengewoon zamen te roepen. Art. 6. Behalve het voorschrift van eenmaal 's maands te vergaderenwenschen wij de regeling en verdeeling der be stuurswerkzaamheden over te laten aan de commissie zelve onder gehoudenheid van het desbetreffend reglement aan den gemeenteraad mede te deelen. Art. 7. Met uitsluiting van belooningen worden noodza kelijke uitgaven van het bestuurkrachtens dit artikelop de begrooting toegelaten. Art. 8. Het toezigt van burgemeester en wethouders kan het geven van buitengewone inlichtingen noodig maken. Ten einde evenwel dat toezigt geregeld te kunnen uitoefenen worden maandelijks staten ingezondenbetreffende den stand der kasde aangegane beleeningenhet aantal geloste pan den enz. Wij wenschen die staten te behouden. Art. 9. Dit artikel omschrijft de bevoegdheid van de com missie van administratie en mag met het oog op de risico der gemeente niet worden gemist. Het is overgenomen uit het reglement der Arnhemsche bank van leeningdat op meerdere punten is gevolgd. Art. 10. Ook hier, waar de plaats der commissie ten op- zigte der ambtenaren en beambten omschreven wordt, achten wij het verkieslijker aanbeveling te lezen dan voordragt, zoo als de commissie wenscht Art. 11. De titel van boekhouder wordt in die van direc teur veranderd. In de later vast te stellen instructie der ambtenaren en beambten brengt dit evenwel geen wijziging. Het komt ons beter voor in de eerste alinea aanbeveling dan voordragt te lezen en aan het slot in beide gevallen de com missie gehoordhetgeen echter niet volkomen overeenstemt met hetgeen de commissie van administratie verlangt. Art. 12. Het komt ons wenschelijk voor de bestaande re geling omtrent de benoeming der overige beambten te behouden. Art. 13. Komt in hoofdzaak overeen met art. 7 van het vigerend reglement. Art. 14. In het bestaande reglement voor de commissie van administratie der stadsbank van leening komen verschil lende bepalingen voordie eene betere plaats vinden in eene instructie voor de ambtenaren en beambten. Daarmede worden vooral bedoeld die welke betrekking heb ben op hunne verpligtingen en bezoldiging de waarneming hunner dienst de voorzieningen bij ziekte of afwezigheid het aantal en de indeeling der bij te houden registers de behandeling der magazijnen enz. enz. Art. 15. Het vaststellen van de generale rekening moet thans volgens art. 14 van het reglement der commissie plaats hebben in Februarij. Wij zijn met de commissie van gevoelendat de voorge stelde regeling duidelijker en beter is. Art. 16. Bevat met geringe wijzigingen bestaande bepa lingen van het reglement voor de commissie. Art. 17. Het voorschrift, om voor behoorlijke brandver zekering zorg te dragenis in gewijzigden vorm overgenomen uit art. 5213van het reglement der commissie. Art. 18. De omschrijving van het bedrijfskapitaal der bank stemt overeen met de bepalingen van het koninklijk besluit. Art. 19. In dit artikel wordt melding gemaakt van het administratieloon als eene der inkomsten van de bank. Reeds bij de toelichting van artikel een werd het behoud van deze heffing noodzakelijk genoemd. De scheiding in hulp- en hoofdkantoor wordt door het publiek gewenscht en bestaat bij alle banken van leening. Art. 20. De interestendoor de pandgevers te betalen blijven onveranderd. Er zijn geen termen om tot verhooging of verlaging daar van over te gaan. De winsten der bank zijn gering in verhouding tot den omzet. De wijze van betaling wordt evenmin gewijzigd. Art. 21. Het bedrag va i het administratieloon is zeer gering, vergeleken bij dat te Amsterdam en te Arnhem. Te Arnhem klimt het op naar de waarde der pandenen bedraagt bij beleeningen van honderd gulden 25 centterwijl het hier nooit hooger dan vijf cents komt. Het Arnhemsche regle ment is bij koninklijk besluit van 6 Februarij 1874, no. 10, goedgekeurd De bestemming van dit administratieloon is boven reeds vermeld. Art. 22. Hoewel in het koninklijk besluit is bepaald, dat de banken alle werkdagen geopend zijnzoo is eene afwij king van die bepaling in het vigerend reglement steeds toe gelaten. Tijdens de drie maandelijksche verkoop van panden en ge durende den voorafgaanden dagwordt van het personeel der bank zooveel werk vereischtdat de gewone dimst niet kan worden verrigt. Art. 23. Het voornemen bestaatde boekhouding onver anderd te latendoch in de instructie der ambtenaren en beambten te omschrijven. Art. 24. Is een waarborg voor de pandgeverszoomede Art. 25. Dat behoudens hetgeen betreffende dit onderwerp reeds voorkomt in het koninklijk besluitnog een voorschrift bevat voor de administratie der bank. Art. 26. Stemt overeen met de gebruikelijke wijze van beleenen. Art. 27. Is een waarborg voor de pandgevers en bevat aan het slot een voorschriftdat hooger eischen dan men billijkerwijze doen kan, uitsluit. Art. 28. De bepaling in dit artikel is noodig, om onge motiveerde reclames te voorkomen. De volgende artikelen vereischen geen nadere toelichting; ze houden allen rekening met de bestaande bepalingen en de gebruikelijke wijze van handelenzonder daarin wijziging te brengen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1884 | | pagina 24