Bijlage no. 21.
56
Bijlage tot het verslag der handeli: gen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1884.
De gemiddelde uitgaaf per jaar bedraagt alzoo 1277.12
en de gemiddelde opbrengst ƒ765.63, alzoo per jaar 511.49
meer uitgaat dan ontvangst.
Op grond dezer berekening komt het ons voordat aan
heeren gedeputeerde staten een voorstel kan worden gedaan
om den trekwegvoor zoover betreft het gedeeltedat vol
gens overeenkomst door deze gemeente wordt onderhouden
in onderhoud en beheer voor de provincie over te nemen
tegen betaling door de gemeente van een afkoopsom van
ƒ9000 a ƒ10,000.
Aangezien dit voorstel niet kan worden gedaan zonder
medewerking van het bestuur der gemeente Harlingenzoo
hebben wij onze ambtgenooten bij missive van den 20 Maart 1.1.
no. 101/jj4 verzocht, hunne zienswijze over deze zaak te willen
mededeelenen indien ons denkbeeld door hen werd gedeeld,
eveneens eene berekening te willen opmaken van de ont
vangsten en uitgaven over gemeld tijdvakvan het gedeelte
wegsdat door de gemeente Harlingen wordt onderhouden.
Burgemeester en wethouders voornoemd berigtten ons bij
missive dd. 10 April 1.1.no. 422 dat gedurende de jaren
1865 tot en met 1882, wat de gemeente Harlingen betreft,
in zake den gemeenschappelijken trekweg aan tollen is ont
vangen 17,482.71 en aan onderhoud is uitgegeven 31,424.04 i/t
en aan belasting ƒ1798.021/» en alzoo te zamen ƒ33,222.07.
De gemiddelde uitgaaf per jaar bedraagt dus 1845.67
de opbrengst 971.26
en alzoo per jaar 874.41
meer uitgaaf dan ontvangst.
Naar die berekening zou de gemeente Harlingen alzoo aan
de provincie voor de overname van den trekweg eene som
van ƒ18,000.behooren aan te bieden.
Burgemeester en wethouders van Harlingen hebben ons ver
zocht een gemeenschappelijk voorstel aan de raden der beide
gemeenten te willen opmakenten einde bij goedkeuring aan
heeren gedeputeerde staten te worden opgezonden.
In verband daarmede hebben wij de eer, op de gronden hierboven
daarvoor aangevoerd, u voor te stellen in vereeniging met den ge
meenteraad van Harlingen te besluitenaan de staten der pro
vincie Friesland voor te stellen den trekweg van Leeuwarden
naar Harlingenvoor zoover die is gelegen buiten het grond
gebied dier gemeenten in beheer en onderhoud voor de pro
vincie te nemenonder voorwaardedat de opbrengsten der
tollen ten haren bate zullen komen en haar bovendien eene
vergoeding zal worden uitgekeerd door de gemeente Leeu
warden van ƒ10,000 en door de gemeente Harlingen van
ƒ18,000, en te dien einde vast te stellen het volgend besluit
De raden der gemeenten Leeuwarden en Harlingen
Overwegende dat het in het belang der gemeente wordt
geacht het beheer en onderhoud van den Harlinger—Leeu
warder trekweg aan de provincie Frieslanddie mede het
daarlangs loopend groot scheepsvaarwater in beheer en on
derhoud heeft overgenomenover te dragen.
Gelet op de resolutie van heeren gedeputeerde statendd.
18 Mei 1876 no. 19
hebben besloten
aan de staten der provincie Friesland den trekweg van
Leeuwarden naar Harlingenvoor zoover die is gelegen bui
ten het grondgebied dier gemeentenin beheer en onderhoud
aan de provincie aan te biedenonder voorwaardedat de
opbrengsten der tollen ten haren bate zullen komen en haar
bovendien eene vergoeding zal worden uitgekeerd door de
gemeente Leeuwarden van 10,000 en door de gemeente Har
lingen van ƒ18,000.
Aldus voorgesteld ter raadsvergadering van den 24 Julij
1884 door
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden
P. LYCKLAMA a NIJEHOLT.
De SecretarisMENKEMA l.-S.
MISSIVE van heeren voogden der stadg-
armenkamer betreffende de opname en ver
pleging van'lijders aan chronische ziekten
in het stads Ziekenhuismet een voorstel
van burgemeester en wethouders en ver
dere bijlagen, betrekking hebbende op die
aangelegenheid.
Leecwabdkn, 19 Juni 1884.
No. 11646.
Voogden der stads-armenkamer nemen de vrijheid uwe aan
dacht te vestigen op ietsdat naar hun oordeel eene spoedige
ja onmiddellijke regeling vordertnamelijk de verpleging van
lijders aan chronische ziekten in deze gemeente.
Naar den aard van hunnen werkkring zullen zij daarbij
alleen bespreken de belangen van de verpleegden in het arm
huis en van de tot hunne administratie behoorende huiszit
tende armen.
Zij hebben hierbij het oog op de verordening op het be
stuur van het stads-ziekenhuis te Leeuwardende verorde
ning op de genees-heel- en verloskundige behandeling en
verzorging van behoeftigen in deze gemeente en de instructie
voor den geneesheer-directeur van het stads-ziekenhuis, welker
bepalingen in werking zijn getreden met 1 Mei 1884.
Volgens die bepalingen is het ziekenhuis alleen bestemd
ter verpleging van lijders aan acute ziekten of gebreken en
mogen lijders aan chronische ziekten of gebreken niet worden
opgenomen dan op last van burgemeester en wethouders na
ingewonnen advies van den geneesheer-directeur. Voogden
deelen volstrekt niet de zienswijze waarvan deze bepalingen
de uiting zijn en beschouwen juist het ziekenhuis als de
meest eigenaardige en eenige geschikte plaats voor de ver
pleging en verzorging van lijders niet alleen aan acute, maar
ook aan chronische ziektendie in hunne woningen geene
behoorlijke verzorging kunnen erlangen. Zeer zeker is het
armhuis daarvoor de plaats niet. Bij de verbouwing en ver
grooting toch van het stads armhuis heeft men zich de vraag
voorgelegdwaartoe het gebouw moest dienen en daarop ten
antwoord gegeven, tot bewaarplaats van gezonde armen.
Daarvoor is dan ook het geheele gebouw ingerigt; nergens
wordt iets aangetroffenwat heenwijst naar eene verplegiDg
van zieken de geheele inrigting van het gesticht toont dui
delijk aan dat een zieke aldaar niet tot zijn regt kan komen
er is eene zwakkenzaal voor mannen en eene zwakkenzaal
voor vrouwen doch overigens totaul gemis aan ziekenzalen
alles is ingerigt op den voet van gezondheidhierdoor ont
breekt nagenoeg alleswaaraan zieken behoefte hebbende
Liijlage ot liet verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1884. 57
v. rkzaamheden in liet gesticht worden verrigt door verpleeg
den die of door hunnen hoogen leeftijd de noodige kracht
of door hun vroeger leven de vereischte geschiktheid missen
om zieken te kunnen verzorgen en verplegen; de ligging en
verschooning is niet overvloedige- dan voor gezonden ver-
eischt wordtafzondering van ziekenhetzij in het belang
van den patient, hetzij in hot belang der andere verpleegden,
is door gemis am Idealiteit onmogelijk; de kookinrigting be
staat uit toestellen voor heet water en voor de middagspijzen
ten behoeve der gezond1 bevolking; voor zieken kan
niet afzonderlijk worden gekookt, terwijl bovendien de kook
ster zou ontbr 'eende werkkring van den vader en de moe
der is reeds zoo veelomvattenddat het werkelijk niet noodig
is nog zwaarderen last op hunne schouders te leggen.
Men heeft wel beweerddat het voor de gemeente finan-
tieel voordeeliger zou ziju indien de armenkamer de lijders
aan chronische ziekten in het armhuis verpleegde dan wan
neer zij in het ziekenhuis werden opgenomendoch verkeert
hieromtrent in eene groote dwaling want uit het bovenstaande
blijkt zeker duidelijk dat het armhuiszooals het nu is in
gerigt alle geschiktheid mist voor het opnemen en verplegen
van zieken.
De armenkamer heeft dus slechts de keuze van twee wegen
primo, de zieken naar het ziekenhuis te zendenwaar zij ech
ter niet worden opgenomen als zij lijden aan chronische ziek
ten secundolien in dat geval bij particulieren uit te besteden.
Nu zal men toch wel niet ernstig durven bewerendat de
laatste weg voor de gomeente voordeeliger zou zijn dan eene
opname van zulke patiënten in het ziekenhuisterwijl eene
verpleging in het armhuis zou moeten worden voorafgegaan
door eene geheele wijziging en uitbreiding van dit gesticht
en zijne inrigting, als: het bouwen en meubelen van min
stens vier ziekenzalenhet aanstellen van minstens vier zie
kenoppassers twee voor de verzorging bij dag en twee bij
nachthet aanstellen van iemand ter adsistentie van den va
der, het inrigten van de keuken voor de bereiding van spij
zen voor de zieken en meerdere veranderingen of uitbreidin
gen van verschillenden aardzoodat ook in dit geval van de
fiuantieele krachten der gemeente meer zou worden gevorderd
dan door de opname van lijders aan chronische ziekten in
het ziekenhuis toe te staan.
Het bovenvermeld iinantieel belang der gemeente geldt ook
de huiszittende armendie aan chronische ziekten mogten
lijdendaar toch de administratie hen zou moeten uitbeste
den en het kostgeld aanzienlijk hooger zal zijn dan het tarief
voor de opname van lijders aan acute ziekten in het zieken
huis aanwijst.
Vrees voor overbevolking van liet ziekenhuis behoeft er ook
niet te bestaan wanneer men nagaat dat in de laatste jaren
de .sterft*' i?i het armhuis van personen, die zouden kunnen
gerekend worden tot de lijders aan chronische ziekten te be
lmoren gemiddeld tien heeft bedragen terwijl het bij de bur
gerij bestaande vooroordeel tegen het ziekenhuis oorzaak is,
dat sommige lijders aan chronische ziektenwier opname in
het ziekenhuis zeer wenschelijk zoude zijndoor den invloed
der huisgenob.ten daaraan worden onttrokken.
In 1879 werden in het ziekenhuis opgenomen 138 patiën
ten 91 herstelden, 26 overleden, zoodat bij het einde van
1879 in behandeling bleven 21 in het jaar 1880 bedroegen
deze cijfers 160, 114, 22 en 24; in 1881 bedroegen zij 167,
119, 29 cn 19; dc eindcijfers over deze drie jaren zijn 21
24, 19 of gemiddeld 21 personen; onder deze zijn zeker ook
lijders aan acute ziekten die van het eene dienstjaar in het an
dere in het gesticht overbleven, doch ook als men aanneemt, dat
zij allen aan chronische ziekten leden, kan men met zekerheid
stellen dat deze gemeente voor het ziekenhuis jaarlijks slechts 21
en dus een betrekkelijk klein getal lijders aan chronische ziek
ten oplevert. Wanneer voogden en vooral de regenten van
het armhuis, boven al het reeds aangevoerde, zich nog den treu-
rigen toestand te binnen brengen, waarin in de laatste jaren
sommige in het armhuis overledenen de laatste weken en soms
maanden van hun leven doorbragten, omdat behoorlijke ver
zorging en verpleging aldaar geheel onmogelijk was en zij
niet in het ziekenhuis mogten worden opgenomen of daaruit
eenvoudig naar het armhuis teruggezonden waren, en wanneer
zij daarbij den overlast herdenken, dien enkele lijders aan
chronische ziekten veroorzaken aan de niet hen aan de zwak-
kenzalen gekluisterde gezonde verpleegden, dan achten zij
het eene dringende noodzakelijkheid, dat zoo spoedig mogelijk
de bovengenoemde verordeningen en instructie in dien geest
worden gewijzigd, dat de opname van lijders aan chronische
ziekten in het stads ziekenhuis als regel worde toegelaten.
Ten slotte zij nog opgemerkt dat eene goede zamenwerking
van het stads ziekenhuis en de stads armenkamer, als instel
lingen wier beider uitgaven door de gemeente worden gehoed,
aan de stedelijke finantiën te goede komt.
Aan den Raad der Gemeentt Leeuwarden.
De voogden van de stads armenkamer te Leeuwarden
(Get.) G. H. v. d. MEÜLEN, Presid.
J. SWARTS, Sec.-Boekh.
MIJNE HEEREN!
Wij hebben de eer bij u ter tafel te brengen eene missive
van de voogden der stads armenkamer alhier van 19 Junij
j.l.waarin uwe aandacht wordt gevestigd op de verpleging
van lijders aan chronische ziekten in deze gemeente, en waarin
de wensch wordt uitgesproken, dat de opname van zoodanige
lijders in het stads ziekenhuis als regel worde toegelaten.
Wij veroorloven ons de vrijheid u bij die missive ons prae
advies aan te bieden vergezeld van het advies van de com
missie van bestuur van het stads ziekenhuisalsmede volle
digheidshalve van de correspondentie die door ons met heeren
armvoogden is gevoerdnaar aanleidiug van een verzoek tot
opneming in het stads ziekenhuis van drie aan chronische
ouderdomskwalen lijdende verpleegden in het stads armhuis.
Het heeft onze aandacht getrokken dat de voogden der
stads armenkamer, in den aanvang van hunnen brief aan den
raad, spreken over de verpleegden in het armhuis en over de
tot hunne administratie behoorende huiszittende armendoch
later hoofdzakelijk de opname van eerstgenoemden in het
ziekenhuis behandelen. Wij vinden eene verklaring van dit
feit in de omstandigheid, dat tot nog toe het verschil van ge
voelen tusschen heeren voogden der armenkamer en het dage-
lijk8ch bestuur, omtrent de opname van lijders aau chronische
ziekten in het ziekenhuiszich alleen heeft voorgedaan met
betrekking tot verpleegden in het armhuis. Over huiszittende
armen aan slepende ziekten lijdende, die in hunne woningen
geene behoorlijke verpleging konden vinden, is niet gebleken
verschil van gevoelen te bestaan. Trouwens voor deze
categorie zijn de bezwaren bij niet opname in het ziekenhuis
voor het bestuur der armenkamer slechts van finantiëlen aard.
Die bezwaren kunnen door burgemeester en wethouders steeds