98 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1884. 't Is bekenddat in het drooge jaargetijde de boezemwa terstand althans in sommige gedeelten der provincie zoo laag kan zijndat aan de eischen der scheepvaart te nauwernood kan worden voldaan. De zeesluizen worden dan meestal ge sloten gehouden om 't binnendringen van zeewater vooral bij vloed te beletten. Maar dat neemt niet wegdat toch tel kenmale wanneer een schip de sluis passeerteene zekere hoeveelheid zeewater naar binnen stroomt. De invloed daar van doet zich met den tijd wel degelijko. a„ door een vrij aanzienlijk zoutgehalte van onze binnenwaterenvooral ge durende den zomer, gevoelen. Indien de scheikundige analyse het wetenschappelijk bewijs niet leverdezelfs aan den smaak is het zoogen. brak zijn van het water te bespeuren. Ziedaar een bezwaardat niet kan worden weggeredeneerd, en wat erger isniet kan worden weggenomen. Filtratie is op het zoutgehalte van water van geen noemenswaarden in vloed en aan destillatie op zoo groote schaal als de behoefte voor eene waterleiding meebrengtis niet te denken. Wat zal men aanvangen met waterdat met zout is bedeeld Als drinkwater zal het ongeschikt zijnniemand zal het be- geeren. Ook voor ander huiselijk gebruik om te koken en te wasschen, verdient het geen aanbeveling. Een der leden meende zelfs te wetendat het linnengoed in zout water ge- wasscheneene gele kleur verkreeg. Door een der leden van de 1ste sectie werd nog bijzondere nadruk gelegd op de omstandigheiddat door de mindere of meerdere vermenging met zeewater de scheikundige samen stelling van het water inconstant moest zijn. In do 2e en 3e sectie werd opgemerktdat een afdoend scheikundig onder zoek van het water bij de concessie-aanvraag niet was gepro duceerd. In de concessievoorwaarden (art. 2) verbindt de conces sionaris zich wel tot het aanvoeren van een allezins deugdelijk drinkwater, maar van een maatstaf, een normzooals b.v. in de concessievoorwaarden te Arnhem wordt aangegeven wordt bier nergens gewag gemaakt. De beslissing en beoor deeling wordt (art. 3) wel overgelaten aan het gemeentebe stuur en deskundigen maar hoe zal die lastige controle worden uitgeoefend? En is het niet met het oog op de bovenver melde omstandigheidde onstandvastige samenstelling van het water der prise d'eau te vreezendat het water telkens niet aan de eischen zal voldoen? Wat dan? De burgemeester zal als hoofd van de politieook van de gezondheidspolitie de waterleiding moeten afsluitenmaar inmiddels zullen de ingezetenen watergebrek lijden. Wantnaarmate de water leiding in verloop van tijd meer aftrek zal gevonden hebben, naar die mate zullen de andere hulpmiddelen van watervoor ziening uit vroegeren tijd, regenbakken, putten etc. zijn ver waarloosd en opgedroogden de waterleiding hoe langer zoo meer de eenige bron zijn geworden. Stoornis of staking in de dienst zal gevolgen hebben die niet te overzien zijnmen kan zich voorstellen, dat de burge meester eindelijk zou moeten toegeven aan den drang van de ingezetenenen water zou moeten binnenlaten dat den toets der kritiek niet zou kunnen doorstaan. En tot hiertoe was slechts sprake van de verontreiniging van de voorgestelde prise d'eau met zeewater, welks bestand - deelen althans niet schadelijk kunnen geacht worden voor de gezondheid. Maar door verschillende leden werd gewezen op een ernstiger bezwaar, dat tegen een niet geisoleerde prise d'eau bestaat, n.l. de verontreiniging met organische stoffen afkomstig van mensch en dier en van de fabrieksnijverheid, stoffen die spoedig in rotting of ontbinding overgaan of als smetstoffen schadelijk kunnen werken. Het verkeer op „de Grouw" als vaarwaterde verontreiniging door faecaliën van omliggende gemeenten de mogelijke nabijheid of zelfs de aanwezigheid op vrij grooten afstand van aardappelmeelfabrie ken die met hun afvalwater eene massa rottende eiwitstoffen op den boezem kunnen loozen. Ziedaar omstandigheden, die dat gevaar rechtstreeks kunnen veroorzaken. Een der leden van de le sectie, die door jaren lange ken nis en ondervinding van de toestanden in ons gewestals deskundige kan genoemd worden liet niet na daarop in 't bij zonder te wijzen. Zijne ervaringvooral uit mededeelingen van schippers opgedaanleerde dan ookdatterwijl het water uit „de Grouw" in den regel door dezen als drinkwa ter werd gebruikt en geroemd, dat water iu het drooge jaar getijde spoedig aan bederf onderhevig was; dat het na korten tijd gestaan te hebbeneene grijsachtige kleur vertoonde eu doormengd was met witachtige draden of strependie van schimmelvorming of rotting getuigen. Tegenover deze nadeelen van de bedoelde prise d'eau in alle sectiën ontwikkeldkon de voorzitter van de 3e sectie intusschen niet nalaten op te merkendat volgens art. 2 van de gewijzigde concessievoorwaarden waar van geen prise d'eau aan eene bepaalde plaats sprake wasdeze eigenlijk buiten het debat kon blijven. Intusschen was ook door burgemees ter en wethouders een onderzoek van het water ingesteld waarvan het resultaat in een rapport van den heer Schmidt, d.d. 14 Juni 1883, was neergelegd, dat bij de stukken was gevoegd. In de le sectie verklaarde een der leden, dat de prise d'eau hem onverschillig wasindien maar aan de concessie voorwaarde volgens art. 2 werd voldaan. Naast de hygiënische bezwaren werd in de verschillende sectiën ook op de finantiële bezwaren gewezendie aan deze concessievoorwaarden waren verbonden. Vooral in de 2de sectie werd door verschillende leden de last der gemeente opgelegd door de uitkeering van de subsidiën gedurende 14 jaren vol gens art. 13, te groot geacht. Anderen weêr wezen op het hooge tarief, als te bezwarend voor de deelnemers, en traden in eene vergelijking met andere plaatsen van ons landzooals Dordtwaar het abonnement voor eene kamer slechts 2 bedroeg, en Nijmegen, waar het tarief beneden zes kamers slechts ƒ2.40 per kamer bedroeg, voor meer dan zes kamers slechts ƒ1.20 Velen vreesden dan ook, dat bij dezen stand van zaken, de waterleiding, zoowel wat den aanleg als de exploitatie betrof, voor den concessionaris weinig kans van slagen zou aanbieden. Nogmaals werd ge wezen op de moeijelijkheden die daaruit voor de gemeente zouden kunnen voortspruiten vooral na afloop der subsidiejaren en die tot een gedwongen overname zouden kunnen leiden. Dit vooruitzicht gaf zelfs enkele leden aanleiding, om het denkbeeld te opperen, dat de gemeente zelve de waterleiding zou aanleggen en exploiteren, en dus zelve de risico van den beginne zou dragen. Deze beschouwingen en denkbeelden gaven den voorstanders van het voorstel van burgemeester en wethouders aanleiding om nogmaals de voordeelen van de concessievoorwaarden in het licht te stellen. Het lid van het dagelijksch bestuur in de lste sectie wijst er op, dat door den concessionaris elke risicozelfs die van force majeure (art. 2) wordt aanvaard. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1884. 99 Zoodra hij niet aan zijne verplichtingen voldoet, staan aan het gemeentebestuur een aantal hulpmiddelen ten dienste om hen daartoe te dwingen, art. 3, art. 18 (geamendeerd zooals in de lste sectie is voorgesteld, n.l. intrekking van subsidie) en art. 26 (intrekking der concessie). Uit een rechtskundig oogpunt is het ook van belang, dat de maatschappij die de waterleiding aanlegt en exploiteert hier ter stede domicilie kiest. En in de 3e sectie betoogt de voorzitterdat terwijl de beoordeeling der levensvatbaarheid van de waterleiding berust bij den concessionarisniet bij degenen die de con cessie verleenen, de voorwaarden inderdaad niet te bezwarend voor de gemeente kunnen geacht worden. Schade kan de gemeente niet beloopen Zij is daartegen gewaarborgd door art. 15. En wanneer men in aanmerking neemt de groote kosten van aanleg, die 7 ton bedragen volgens de be grooting, dan kan men inderdaad het subsidie, bij art. 18 bepaald, niet te hoog noemen. Gaan we thans over tot de opmerkingen en amendementen in de le en 3e sectie bij de afzonderlijke artikelen van de concessievoorwaarden gemaakt en voorgesteld. Ad art. 2. In de le sectie wordt voorgesteld in de con cessievoorwaarden evenals in de Arnhemscheeene formule op te nemenwaaraan de scheikundige samenstelling van het water zal moeten beantwoorden. Verder wordt gevraagd of de bepaling van „elke risico" voldoende isen of door den concessionaris ook op de excep tie van overmacht kan worden gepleitwaarvan in art. 22 sprake is. (Zie amendement art. 22.) Eindelijk wordt voorgesteld in den laatsten regel de woorden: Z. P. dat is" te doen vervallen. In de 3e sectie wordt gevraagd of achter de woorden in alinea 1 „tot het aanvoeren" niet zou moeten volgen ten allen tijdewaarmede dan beter zoude overeenkomen art. 3 ad verba: „den geheelen duur". Men oordeelde echter deze bijvoeging pnnoodig ook met het oog op art. 22. Ad art. 3. Bij staking van den dienst wordt door de le sectie voorgesteld ook de subsidie te staken. Wordt besloten dezen maatregel door amendatie van art. 18 3an te bevelen. Alinea 2. Wordt voorgesteld te bepalendat de kosten van arbitrage komen ten laste van den concessionaris, tenzij de opmerkingen van het gemeentebestuur blijken ongegrond te zijn. Ad art. 4. In de le sectie wordt bij alinea 2 gewenscht eene bepaling van grondslagen van de waarde der waterlei ding als industriële ondernemingzooals te Arnhemvooral in geval van faillissement. De 3e sectie stelt voor in alinea 4 van dit artikelin plaats van „zoo de vergoeding" te lezen: zoo omtrent de vergoeding. Ad art. 7. De le sectie stelt voor, in plaats van de woorden „in gemeentegebouwen" (regel 3) te lezenten be hoeve van gemeente-provinciale- of rijksgebouwen. In de 3e sectie vindt een lid de bepaling van alinea 3 te kostbaar voor de gemeente De voorzitter acht haar niet te bezwarenden wijst daartoe op haar verband met het eerste en laatste lid van dit aftik el. Ad art. 9. De lste sectie stelt voor in plaats van de woorden „af te staan" (regel 3) te lezen: in gebruik te geven. Ad art. 11. De 3e sectie stelt voor de woorden paarden- spoorwegen" (regel 2) te doen vervangen door tramwegen. Alinea 1 sub finem en art. 12 alinea 3 sub flnem ad verba verantwoordelijk". Blijkens deze bepalingen stelt de gemeente zich als het ware borg voor de afnemers. Intusschen bestaat er geen rechtsband (vinculum juris) tus- schen de gemeente en die afnemers. Men vraagt derhalve naar den oorsprong dezer verbindtenis van de zijde der ge meente. Wordt door den voorzitter geantwoord, dat de con cessionaris prijs stelt op het opnemen dezer bepaling. Omdat de particuliere afnemers niet tot schadevergoeding kunnen worden gedwongen, moet de gemeente die aan den concessio naris secureren. Overwegend bezwaar bestaat daartegen niet, omdat de gemeente daarvoor een waarborgkapitaal kan doen storten en daaruit de schadesom verhalen. Ad art. 15. Alinea 2 ad verba: „de coupons der rente- gevende fondsen", wordt in de 3e sectie gevraagd of deze be paling ook geldt omtrent rente van geld, wanneer daarin het waarborgfonds is gedeponeerd Op het bevestigend antwoord van den voorzitter wordt opgemerkt, dat deze bepaling niet in de voorwaarden staat uitgedrukt. Ad art. 17. Door de 3e sectie wordt voorgesteld in alinea 6 in plaats van de woorden voor minvermogenden te lezen: voor on- en minvermogendenter beoordeeling van burgemeester en wethouders. Ad art. 18. Door de lste sectie wordt voorgesteld om aan het slot van dit artikel deze woorden toe te voegen wanneer en voor zooverre hij aan zijne verplichtingen bij art. 2 omschrevenvoldoet. Alinea 3 ad verba: „alle kosten". Een lid der 3e sectie meent, dat hiervoor behoort gelezen te worden alle behoorlijk te verantwoorden kosten. De voorzitter antwoordt dat de be doeling van deze bijvoeging wordt bereikt door het voorlaatste lid van dit artikel. Het bedoelde lid blijft echter de tusschen voeging noodig oordeelen. Ad art. 26De eerste sectie wenscht in alinea 3, de woor den „inzonderheid met beweerde overmacht" te doen ver vallen. Alinea 5. Wordt verwezen naar de bepaling van grondsla gen van de waarde door de lste sectie in art. 4 gewenscht. Ad art. 27. Slotalinea. In de 3e sectie wordt deze be paling onduidelijk gevonden, omdat art. 20 een geheel ander geval specteert (opzegging van 't abonnement). Wordt ge vraagd of hier art. 20 niet per abuis is genoemd. De voorzitter kan dit vooralsnog niet oplossen. Bezwaren tegen het te hooge tarief, boven reeds vermeld, weiden vooral in de 3e sectie geopperd. De voorzitter merkt op, dat het hier een maximum tarief geldt, zoodat de concessionaris, zulks geraden oordeelende, beneden de uitgetrokken prijzen kan gaan. Hij ziet er geen bezwaar in dit te doen uitkomerf, met dien verstande evenwel, dat het tarief uniform zij voor alle ingezetenen, zoodat van marchanderen over den prijs geen sprake kan zijn. Er behoort ook niet voorbij gezien te worden, dat de kos ten van aanleg hier veel hooger zijn, dan in gemeenten aan rivieren gelegen, waar de prise d'eau iu de rivier is.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1884 | | pagina 51