BIJLAGE no. 31. Bijlage tot het verslag dei handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1884. De raad overwoog „dat zoodanige voorwaarde niet alleen „voor het bestuur als verpachter een zeer groot bezwaar ople- „vert, daar het zich dan binnen weinige jaren weder in de- „zelfde moeijelijkheden zoude gewikkeld zien en zelfs thaus „het eigen beheer gemakkelijker en voordeeliger zoude kunnen „invoeren dan wel later, wanneer men van een pachter al „de panden enz. zal moeien overnemenmaar ook voor den „pachter zelf onaannemelijk is, dewijl niemand zich tot het „pachten eener beleenbank wel in staat zal stellenwanneer hij „nu reeds stellig weet, dat hem bij het eindigen van het „pachtcontract de gelegenheid ten eenenmale zul henomen zijn „om dezelve op nieuw te kunnen bekomen", en besloot de aangekondigde verpachting uit te stellen en een adres aan Z. M. te ontwerpen met de kennisgeving dat het bestuur zwarigheid maakt de voorgenomen verpachting onder die bezwarende voorwaarden voortgang te doen hebben, en alzoo afziet van de bevoegdheid haar toegekend. Het ont werpen van dit adres werd commissoriaal gemaakt. Intusschen ira de bank krachtens eene overeenkomst met den heer A. J. Posthuma gedreven, en de termijn, waarvoor vergunning daartoe verleend was, verlengd tot 1 Januarij 1834. De raadscommissie, 9 September 1833 benoemd, bragt 16 Sept. d. a. v. bij monde van den heer Suringar rapport uit en de raad vereenigde zich met de voorgedragen conclusie, strek kende om te besluiten het denkbeeld van verpachting te laten varen en er toe over te gaan een bank op te rigten onder eigen beheer. Aan dit besluit werd uitvoering gegeven. In den geest dus van den heer Suringar werd een bank opgerigt voor rekening en risico van de gemeente en onder eigen beheer van het stedelijk bestuur. Er volgden verschillende bemoeijingen om een reglement tot stand te brengen de commissie van administratie en de ambtenaren te benoemen, en toen dat alles was verrigt, be sloot de raad op 26 Julij 1834, om burgemeester en wethou ders te magtigen tot het verstrekken van zoodanige sommen uit de stadskas, als welke de commissarissen provisioneel noodig zullen hebben tot het in werking brengen der bank van leening. Sedert is de bank van leening steeds als een gemeente instelling beheerd, geheel in overeenstemming met hetgeen door de oprigters der bank en de ontwerpers van het regle ment in hunne algemeene beschouwingen werd gezegd: „Dit is mede van belang een klaar begrip te hebben wat „men met de bank van leening beoogt. Het organiek besluit „noemt dezelve eene instelling van weldadigheid en dit kan in „zooverre worden toegegevendat indien het bestaan eener .bank niet door de noodzakelijkheid werd geeischtde stad „er geene zou oprigten alleen met het voornemen er finan- „tieel voordeel uit te balen. Zoo verlangt dan de stad aan „den eeuen kant geenzins dat de beambtenvoor zooverre „dit in hunne magt mogt staan het doen van beleeningen „inzonderheid van groote op alle mogelijke wijzen aanmoe- „digen of gemakkelijk maken ten einde maar veel winst in „de stadskas te brengen maar ter andere zijde is het evenmin „wenschelijkdat de bank zoo onbeteekenend blijve dat „boven en behalve de moeite en zorg aan't beheer verbonden, „de stad er nog geldelijk nadeel btj lijde. Het is te wenschen „en behoort zoover men dit vermag daarop te worden aange- „legddat de inrigtingop zijn minst genomen zich zelve „dekke". Geheel in overeenstemming met deze beschouwing is het nieuwe reglement voor de bank van leeningdat thans bij uwe vergadering aanhangig isontworpen. Moge voor eenige jaren door den gemeenteraad al een be sluit ziju genomen, waardoor, waarschijnlijk wegens mindere bekendheid met hetgeen vóór de oprigting der bank heeft plaats gehadafgeweken is van de zienswijze in 1834 ge huldigd thans nu een nieuw reglement moet worden vast gesteld is het noodig dat geen twijfel blijve bestaan omtrent den aard der instelling en allerminst omtrent het bestuur voor wiens rekening en risico de bank wordt gedreven. Behalve dat er niemand is aan te wijzen buiten het gemeente bestuur die de risico der bank draagtblijkt uit het boven staande voldoende, dat de bank wordt gehouden voor reke ning der gemeente en dus is eene gemeentelijke instelling. Leeuwarden, 6 September 1884. De Burgemeester, P. LYCKLAMA A NIJEHOLT, M Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1884. VERSLAG van de commissie van rapporteurs uit de sectiën van den raad omtrent het onderzoek der ontwerp-be- grooting van inkomsten en uitgaven der gemeente Leeuwarden, voor 1885. De algemeene beschouwingen over het geheele zamenstel der begrooting liepen over de navolgende hoofdpunten: In de le sectie werd van gedachten gewisseld over de door burgemeester en wethouders in de memorie van toelichting op de begrootiDg vooropgestelde vooruitzigten van verhooging van lasten. Een der leden uitte de meeningdat die beschouwing hem eenigzins te donker gekleurd voorkwamdaar toch de te verwachteu vermeerdering van uitgaven voor renten van de leening voor de gasfabriek niet van dat belang wasom daarop eene meer ongunstige beoordeeling van den stand der gemeente-finantiën te bouwen. Door een ander lid werd dat gevoelen weersproken met de opmerkingdat renten en aflossing van de leening voor de fabriekde uitgaven met een aanmerkelijk bedrag zouden verhoogen. Verder werd in die sectie in herinnering gebragt de vroeger meer gemaakte opmerkingdat bij den tegenwoordigen stand der gemeente-finantiënde tijd gekomen scheen, om de mid delen te versterken door nieuwe heffingenwaartoe onder anderen zoude kunnen in aanmerking komen eene retributie voor het gebruik van de publieke straat voor het bergen en opslaan van bouwmaterialenkoopwaren enz.terwijl een ander lid van oordeel wasdat daartoe ook zoude kunnen gebragt worden eene bijdrage door naburige gemeenten te verstrekken voor kinderen diealdaar te huis behoorende gebruik maken van de inrjgtingen van onderwijs in deze gemeente. In de 2e sectie werd met erkenning gesproken over den door burgemeester en wethouders in de begrooting aan den dag gelegden geest van bezuinigingvooral op het gebied van onderhoud en vernieuwing van de gemeentewerkeneene bezuinigingdie duidelijk doorstraalt bij het inzien der bijlage, begrooting van den directeur", die werken betreffende. Daartegenover werd de opmerking gemaaktdat het niet raadzaam zoude zijn op dat onderdeel der begrooting te veel te bezuinigen en dat eene versterking van verschillende posten daartoe betrekkelijk wel wenschelijk zoude zijnten einde later met den post onvoorziene uitgaven" niet te veel in moeijelijkheid te geraken. Bepaalde voorstellen in dien geest wesden echter niet ge daan. In de 3e sectie weid door een der leden medegedeelddat de begrooting in haar geheel op hem geen gunstigen indruk heeft gemaakt, daar ze sluit met een tekort van ruim 39,000. Het batig slot toch der rekening over 1883 bedraagt 29,404 82. Trekt men daarvan af 9000 te besteden voor buitengewone onverpligte aflossing van schulddan rest een bedrag van 20,000 welk bedrag behoorde besteed te worden voor buitengewone uitgaven of verdere amortisatie van schuld. Voegt men nu bij die ƒ20,000 de geprojecteerde leening van ƒ19,000, dan komt men tot een tekort van ƒ39,000. Bijvoegsel behoorende bij de Leeuwarder Courant. 137 Dit lid wilde dus nu reeds de ontvangsten door meerdere heffing van belasting versterktde uitgavenwaar dit zonder gevaar geschieden kanverminderd en de geprojecteerde leening van 19,000 van de begrooting afgevoerd zien. De sectie vereenigde zich met deze beschouwing en rigtte in dien geest hare werkzaamheden in. Ook in de le sectie werd verhoogiug van belastingin verband met verminderde leening besproken. Rapporteursdie verschillende opmerkingen resumerende kwamen tot de conclusiedat de beschouwing van burge meester en wethouders over den minder gunstigen stand der flnantiën door hen moest worden gedeeld en dat niet alleen verstandige beperking der uitgaven gebiedend wordt gevor derd maar ook aanzienlijke vermeerdering van lasten in het .vervolg niet te vermijden zal zijn. Wanneer men toch bedenkt, dat de getvone inkomsten en uitgaven der gemeente nagenoeg in evenwigt staanen dat voor alle in den regel als buitengewoon beschouwd wordende uitgaven productief of niet moet worden geleend, terwijl de rentelast op de gemeente drukkende in de laatste tien jaren met een zoo hoogst aanzienlijk bedrag is vermeerderd, dan zijn huns inziens voor de min gunstige zienswijze van burge meester en wethouders allezins voldoende gronden te vinden. Wat de in de le sectie gemaakte bemerking aangaat, dat onder nieuwe heffingen in aanmerking zouden kunnen komen eene retributie voor het gebruik der publieke straat en bij dragen voor schoolgeld van naburige gemeenten, rapporteurs zo-uden zich minder met zoodanige heffingen kunnen ver eenigen. De last toch aan het eerste middel verbonden, zoude niet in evenredigheid staan met den lastdie eene algemeene, nu beperkte openstelling der publieke straat voor zoodanige doel einden zoude medebrengen. In de toepassing van de in de tweede plaats genoemde bron van inkomsten zoude menal konde men zich met het beginsel vereenigenop groote practische bezwaren stuiten. Eene andere vraag zoude het zijnen meer gezette over weging waardigof niet de schoolgelden van sommige ge meentescholen zouden kunnen worden verhoogdof in het algemeen of in 't bijzonder voor die leerlingen alleen, waarvan de ouders in andere gemeenten te huis behooren. Het zoude ons echter te ver voerenzoo wij over die vraag bij deze gelegenheid reeds een meer beslist oordeel uitspraken en meenen wij te kunnen volstaan met de aandacht van burge meester en wethouders op die gewigtige bron van voor ver meerdering vatbare inkomsten te vestigen. Met de opmerking en besluiten in de eerste en derde sectie gemaakt en genomen ten aanzien van verhooging van lasten in verband met wegvalling van den post sub volgnummer 55, kunnen rapporteurs voor een groot gedeelte zich vereenigen. Zij zijn derhalve bij het doen hunner voorstellen omtrent de détailposten der begrooting van het beginsel uitgegaan dat, zoo mogelijk, de geprojecteerde leening van ƒ19,000 zoude dienen te worden geroijeerd en opgelost in verminde ring van uitgaven en vermeerdering van ontvangsten, onder welke laatste rubriek dan al dadelijk op den voorgrond zoude kunnen staan verhooging van het heffingsprocent van de directe belasting op het inkomenvoor zoover de grens van het tegenwoordig maximum van heffing zulks zoude toelaten. Na uiteenzetting der vorenstaande algemeene beschouwingen- kunnen wij alsnu overgaan tot de mededeeling der op ver- 22

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1884 | | pagina 70