BIJLAGE no. 32.
142
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1884.
Rapporteurs brengen die vraag over.
Yolgn 55a. Onder de algemeene beschouwingen is reeds
vermeld dat rapporteursbij het vaststellen van hun begroo-
tingsplan van het beginsel zijn uitgegaandat zoo mogelijk
de geprojecteerde leeniug van ƒ19,000 voor buitengewone
werken diende te worden vermeden en opgelost in verminde
ring van uitgaven en vermeerdering van ontvangsten.
Wanneer zij nuaan het slot van hun rapport genaderd
het resultaat hunner voorstellen in cijfers opmakenblijkt
het, dat van de aanneming dier voorstellen het gevolg zoude zijn
eene vermindering der uitgaven (zie volgnummers 77 90,
95, 98, 135, 136, 137, 196 en 217) met 15,605.
en eene vermeerdering van inkomsten (zie
volgnummers 5 en 18het laatste in verband
met 51) met3,521.525
makende een totaal bedrag van ƒ19,126.525
en alzoo meer dan wedergevende het bedrag der geprojec
teerde leeningwelke post alsdan zoude kunnen vervallen
Onder de voorgestelde vermindering van uitgaven bekleedt
de voornaamste plaats het voorstel tot roijering der onder
volgnummer 217 sub 36 opgenomen ƒ9000 voor buitenge
wone aflossing.
Rapporteurs zijn tot dat voorstel overgegaanna overwe
ging dat het minder rationeel zoude zijn, die ƒ9000, profluee- I
rende uit een gedeelte van het saldo van de dienst van 1883
en overschotten betreffende van buitengewone werken (Zie
memorie van toelichtingal. 2)onverpligt af t3 losseu.
Men zoude toch daardoor aan den eenen kant de houders
der uit te lotea obligatiën last en ongerief veroorzaken, ter
wijl daartegenover voor de gemeente niets zoude staan dan
eene misschien te erlangen kleine reductie van rente die
op dit geringe kapitaal van ƒ9000 echter van geen genoeg
zaam belang zoude zijn om daarop alleen de aflossing of lie
ver de conversie te grondea en aan den andereu kant zoude
men hetzelfde bedrag weder onder de leeuing van ƒ19,000
moeten opnemen en om tot die leei.ing te geraken zich
risicomoeite en kosten moeten getroosten.
Op grond vau bovenstaande beschouwingen en becijfering
stellen rapporteurs den raad voor dezen post niet op de be
grooting voor 1885 te brengen.
Met het saldo hunner berekening, ad ^26 52y2l zoude
kunnen worden versterkt het fonds voor onvoorziene uitga
ven (volgn. 226) en daarmede de begrooting sluiten.
Aldus gerapporteerd in de raadsvergadering van 23 Octo
ber 1884
W. J. OOSTERHOFFRapporteur der lste sectie.
H. BEUCKER ANDRE^E, Rapjjorteur der 2de sectie.
MINNEMA BUMA, Rapporteur der Me sectie
er algemeen Rapporteur
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1884. 143
MEMORIE VAN BEANTWOORDING,
door burgemeester en wethouders opge
maakt naar aanleiding van het rapport
der commissie van rapporteurs, benoemd
door de sectiën van den raad der gemeente
Leeuwarden, bij het onderzoek van de ont
werp-begrooting der inkomsten en uitgaven
dier gemeente, voor het dienstjaar 1885.
Bij de beantwoording van het verslag van de commissie
van rapporteurs uit de sectiën van den raad omtrent het
onderzoek der ontwerp-begrooting van inkomsten en uitgaven
voor 1885 mag in de allereerste plaats niet worden ver
zwegen dat rapporteurs met enkele leden der sectiën veel
meer uit den aauhef van de memorie van toelichting dier
ontwerp-begrooting hebben geput, dan burgemeester en wet
houders daarmede hebben willen zeggen.
Waar toch het verslag spreekt van leden„wien de be
schouwing van burgemeester en wethouders te donker ge-
„kleurd voorkwam en de te verwachten vermeerdering van
„uitgaven voor renten van de leening voor de gasfabriek niet
„van dat belang voorkwam om daarop een meer ongunstige
„6*oordeeling van den stand der gemeente- finantiën te bouwen"
waar rapporteurs in het verslag herhaalde malen verklaren
dat „de beschouwing van burgemeester en wethouders over
„den minder gunstigen stand der finantiën door hen moet
„worden gedeeld; waar rapporteurs iets verder alleszins vol-
„doende gronden vinden voor de min gunstige zienswijze vau
„burgemeester en wethouders in de omstandigheiddat de
^gewone inkomsten en uitgaven der gemeente nagenoeg in
„evenwicht staan en dat voor alle in den regel als buitengewoon
„beschouwd wordende uitgaven, productief of niet, moet
„worden geleend, terwijl de rentelast op de gemeente drukkende
„in de laatste tien jaren met een zoo hoogst aanzienlijk cijfer
„is vermeerderd"waar zelfs volgens het verslag een der
leden van de 3e sectie een tekort van ƒ39,000.in deze
ontwerp-begrooting vindtdaar wenschen burgemeester en
wethouders wel bepaaldelijk te verklarendat zij volstrekt
niet medegaau met degenen, die zoodanige donker gekleurde
beschouwingen welke zij niet deelen, als uitgangspunt zouden
willen nemen voor eene voorgestelde verhooging van lasten.
Burgemeester en wethouders hebben alleen den raad op
eene verhooging van lasten als op eene misschien voor een
volgend jaar niet te vermijden noodzakelijkheid willen wijzen,
op grond van de grootere uitgaven voor den dienst der lee
ning van ƒ243,000.welke een niet onbelangrijk deel zal
vorderen van de winsten der gasfabriek, welke winsten zon
der dattot bestrijding van gewone behoeften der gemeente
zouden worden aangewend.
Dit is medegedeeld als een feithetwelk niet best voor
eene grondige bestrijding vatbaar schijnt. Van beschouwingen
daaromtrent, veel meer nog van donker gekleurde beschou
wingen omtrent den toestand der gemeentelijke finantiën, heb
ben burgemeester en wethouders zich onthouden.
Een neiging tot bezuiniging door burgemeester en wet
houders aan den dag gelegdwelke nog slechts ten deele
is goedgekeurd, en eene aanbeveling daartoe aan ieder, die
Bijvoegsel behoorende bij de Leeuwarder Courant.
het dagelijksch bestuur in het beheer van een deel der ge-
meente-finautiën bijstaat, past geheel bij de omstandigheid,
dat de ingediende concept-begrooting voor 1885 minder gun
stig is dan de vorige, welk verschil niet het minst veroorzaakt
wordt door de verlaging der rijkssubsidie voor het onderwijs,
zoodat deze post ƒ9,000.meer aan uitgaaf vordert, en door
eene reorganisatie der straatverlichting, waardoor de uitga
ven daarvoor nog circa ƒ7,000.hooger zijn geraamd en is
geheel in overeenstemming met de opmerking, dat de groote
uitgaven voor de misschien te lang uitgestelde reorganisatie
der gasfabriek een tijdlang van de gemeente belangrijke offers
zal vorderen, maar geeft daarom geene aanleiding tot eene
min gunstige beoordeeling der gemeente-finantiënwaarbij
niet voorbij gezien moet worden, dat die offers waarschijnlijk
van tijdelijken aard zullen zijn en door de meerdere pro
ductiviteit der gasfabricage wellicht zullen worden gecompen
seerd.
Terwijl dus burgemeester en wethouders alle eerbied heb
ben voor de meening van sommigenalsof de finantiën dezer
gemeente in min gunstigen toestand zouden verkeerenal
deelen zij die meening volstrekt niet en zij in deze ontwerp-
begrooting evenmin een tekort van ƒ39,000 kunnen vinden,
moeten zij wel uitdrukkelijk het vaderschap van alle donkere
beschouwingen over onze finantiën afwijzen.
Wat de meer speciaal genoemde vermeerdering van den
„op de gemeente drukkenden rentelast betreftwelke met
„een zoo hoogst aanzienlijk cijfer in de laatste tien jaren
„zoude zijn vermeerderd' ook hierin kunnen burgemeester
en wethouders zich niet met het gevoelen van rapporteurs
vereenigenOok bij de behandeling der aangevraagde con
cessie voor eene drinkwaterleiding is op dien rente/as2 een
beroep gedaan om het voorstel te bestrijden en nu oordeelen
burgemeester en wethouders het van veel belang, 4at het
denkbeeld, alsof die rente£as£ voor de gemeente tegenwoordig
meer drukkend zoude zijn dan vroeger of wellicht te drukkend
zoude kunnen worden, geen ingang vinde bij de ingezetenen
van Leeuwarden.
In tijden van minderen welvaart is men allicht geneigd de
lasten meer drukkend te vinden en is eene in het verschiet
liggende verhooging van lasten wel in staat een zekere vrees
in de gemoederen aan te wakkeren, alsof het bestuur der ge
meente lichtvaardig over de beurzen der ingezetenen zoude
gaan beschikken. Vooral als zoodanige sombere beschou
wingen herhaaldelijk uit den boezem van het bestuur zelf de
ooren van het publiek bereikenkunnen zij allicht eene uit
werking hebben, welke door dengene, die ze uitte, allerminst
werd bedoeld. Zoodanige meening zoude kunnen leiden tot
ontevredenheid en gebrek aan vertrouwen welke bij het be
stuur zelf verlammend werken en een hinderpaal zou kunnen
worden voor het tot stand brengen en in stand houden van
gemeentelijke belangendie aanvankelijk kostbaar schijnen
maar welker krachtige en consequente bevordering een eisch
des tijds is.
Om die reden meenen burgemeester en wethouders hunne
overtuiging te moeten uitsprekendathoewel de schuld der
gemeente in de laatste jaren aanzienlijk is vermeerderd en
dientengevolge dus ook de uitgaven voor rente daarvan in
diezelfde mate zijn toegenomen, daarom nog niet van een
rente/as£ kan worden gesprokenwelke in de laatste jaren
met een hoogst aanzienlijk bedrag zoude zijn vermeerderd.
Wanneer burgemeester en wethouders aantoonendat de
23