n
146 Bijlage tot liet verslag der handelingen va
terwijl het verschil van ƒ5,050.wordt gevonden voor
ƒ2,000.uit kleine bezuinigingen en 3,025.uit eene
verhooging van het percentage van den hoofdelijken omslag.
De daaruit ontstaande wijziging in het beheer der gemeente-
finantiën zal uiterst gering zijnomdat het hier gaat over
betrekkelijk geringe belangenzoowel wat de lastenverhoo-
ging betreft als de besnoeiing der buitengewone werken.
Maar het geldt hier een beginsel van beheer, het geldt
hier een stelsel en het volgen daarvan meenen burgemeester
en wethouders den raad met ernst en aandrang te moeten
ontraden.
Het geldt hier toch de vraagof men zal verlaten den tot
nog toe sinds tal van jaren gevolgden wegom wat aan
buitengewone uitgaven als overschot wordt beschouwdte
bestemmen tot buitengewone aflossing van vroeger aangegane
leeningenzij het ook dat daarnevens voor andere wer
ken nieuw geld moet worden opgenomen. Dat aan deze
wijze van handelen een gezond en rationeel begrip ten
grondslag ligt, zal niemand kunnen ontkennen. Op de
vroegere leeningen wordt geld overgehouden, welnu, het
word); bestemd tot vermindering dier schuldterwijl voor
nieuwe werken nieuwe schuld kan worden geschapenaf
losbaar in verband met de daarvoor uit te voeren werken.
Over ongerief voor houders van obligatiën der gemeente
uit die handelwijze voortvloeijendeis nog nimmer een klacht
vernomen en dat het crediet der gemeente door deze steeds
gevolgde handelwijze niet heeft geleden, kan de gemakkelijke
plaatsing der leeningen getuigen. Omdat het hier geldt een
klein bedrag van ƒ9000 kunnen rapporteurs met eenigen
grond wijzen op het kleine voordeel dat uit de aflossing van
4Vs pet. schuld en het aangaan een er 4 pet. leening voort
vloeit, maar ook alleen omdat het hier een zoo gering be
drag geldt.
Het beginsel blijft daardoor onaangetastdat bij de langza
merhand dalende ren te-stand aard en de tot nu toe gevolgde
handelwijze voor de gemeente een jaarlijks voordeel is gele
gen, hetgeen in het stelsel van rapporteurs wordt verloren.
In de tweede plaats geldt het hier de vraag, of het be
stuur der gemeente min of meer zal stilstaan op den weg
van verbetering en uitbreiding der gemeentelijke zorg. Want
wordt het bestuur beangst door het feit van de vermeerde
ring der schuld zelf, dan zal dit de remschoen worden, welke
de verdere vooruitgang op het gebied der openbare werken
belemmert. Hoe toch zoude onder den indruk van die vrees
een dagelijksch bestuur den moed vinden, om voorstellen te
doenwelker aanneming de gemeente zal noodzaken eene
leening te sluiten ter bestrijding der uitgaaf wanneer de voor
gestelde zaak niet direct productief zal zijn, b.v. het stichten
van een nieuwen „Nieuwetoren"gesteld dat Burgemeester
en Weth. gevolg gaven aan den wensch der 2de sectie, die voor
die stichting reeds eenen memoriepost wilde zien aangebracht.
Niet de vraagof dit jaar voor 9000 of voor 4000
keijen zullen worden aangeschaft, is van belang. Het bedrag
van ƒ9000 wordt door Burgemeester en Wethouders wen-
schelijk geachtomdat zij gaarne de zoo noodige en flink
aangepakte verbetering der bestratingen met kracht willen
voortzetten. Is het echter noodig, dan kan een enkel jaar
ook met een kleiner bedrag hetzelfde doel worden bevorderd.
Maar van groot gewicht is de vraag, of, wanneer gelden aan
keijen zullen worden besteeddeze uitgaaf bestreden zal wor
den door een verhooging van den hoofdelijken omslag.
i den gemeenteraad te Leeuwarden, 1884.
Van groot belang is hetof men de buitengewone werken,
die niet alleen het levend geslacht ten goede komenuit
sluitend door het nu levend geslacht zal laten betalen en uit
voeren naar gelang er lasten kunnen worden opgebracht. Voor
de verbetering der bestratingen zijn nu ƒ85,000.aan den
aankoop van nieuwe keijen besteed en nog vele duizenden
zullen moeten worden uitgegeven vóór dat de betere bestra
ting overal in de gemeente is aangelegd. Moeten echter
zonder door middel van eene geleidelijke af te lossen leening
dien last over een geruim tijdvak te vcrdeeleu die uitgaven
door de thans levende ingezetenen worden betaald in den
vorm van eene verhoogde belasting op het inkomen dan kan,
hoe vurig voorstander men ook moge zijn van verbetering
de vraag rijzen, of de billijkheid ook meebrengt met zelfvol
doening over het verrichtte eens een vijf en twintig tal ja
ren de bestratingen te laten blijven wat ze zijn en zich tot
het noodzakelijkst onderhoud te bepalen.
Burgemeester en wethouderszooals ook in den aanhef van
de memorie van toelichting der concept begrooting is uiteen
gezet, blijven van meening, dat eene verhooging van het
percentage van den hoofdelijken omslag in den tegenwoordi-
gen tijd zoo mogelijk dient te worden vermeden. Want hoe
wel de hoofdoorzaken van den zoo aangevallen schuldenlast
der gemeenten 1. de groote werken uitgevoerd in de laat
ste twintig jaar door welke handelnijverheid en vervoer
zich krachtig hebben ontwikkeldjuist tegenwoordig bij de
mindere welvaart nog hun weldadige werking oefenendoor
vele bronnen voor levensonderhoud aan de ingezetenen op te
leveren mag het niet worden ontkend dat het gemeentebe
stuur in het opleggen van nieuwe lasten of het verzwaren
der bestaande met de uiterste behoedzaamheid te werk behoort
te gaan.
Op de aangevoerde gronden blijven burgemeester en wet
houders dus hunne zienswijze aan den raad aanbevelen.
Waar intusschen burgemeester en wethouders gemeend heb
ben te moeten bestrijden het denkbeeld alsof het moeielijk te
bereiken evenwicht tusschen de gewone inkomsten en de ge
wone uitgaven het gevolg zoude zijn van den vermeerderen
den reutelast en dus indirect het gevolg van de activiteit der
laatste jaren inzake de buitengewone werken waar burge
meester en wethouders integendeel bewerendat juist die
activiteit nu haren weldadigen invloed uitoefent en de inge
zetenen in dezen tijd steunt en hunne flnantieele draagkracht
schraagtdaar willen burgemeester en wethouders door een
overzicht der begrootingen van 1862 en 1884 hierbij te voe
gen trachten aan te toonenwaarin de oorzaken van dit
verschijnsel naar hun oordeel kunnen worden gezocht.
Eene vergelijking dier jaren brengt ons het volgend resul
taat.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1884.
147
Volgens de begroeting 1862.
Uitgaven aan
de inkomst
Inkomsten, verbonden voor
inning of
onderhoud.
Blijft zuiver
bedrag.
1 Ope. Grondbelasting
2 Personeel
3 Hoofdelijken omslag
4 Belasting op voorwerpen van
verbruik
5 Bel. op toonoelvertooningen
6 honden
7 Yergunningsregt
8 Leges tol-, brug- en veergelden
9 Beurs en waag
10 Marktvelden en havongelden
11 Begralenisrechten
12 Land en landgoederen en gras
gewas
13 Opbrengst van huizen
14 Tol- en sluisgelden
15 Renten en grondpachton
16 Diverse inkomsten
17 Reiniging
IS Gasfabriek
8,360.
70.— f
15,886.—
58,200.—
170.—
103,895.—
9,405.—
525.—
4,667.25
1,170.
5,260.—
3,630.60
7,106.—
771.—
4,700.—
n
3,500.—
10,176.50
2,500.—
4,079.60
2,385.—
4,262.
5,638.97s
1,094.75
3,?00.—
8,290.—
15,536.—
58,030.—
94,490.—
525.—
3,49126
1,629.40
6,335.—
1,200.—
7,676.50
1.694.60
4,262.-
5,638.97!
1,094.75
3,300.—
Volgens de begrooling 1881
f 213,199.47s
Totaal der gewone inkomsten
Uitgaven.
1 Jaarweddenf 15,705.
2 Kosten van bestuur 10.538.-
3 Onderhoud van wegenstra
ten riolenvaarten, wallen,
plantsoentox-ens enz. 16,137.-
4 Straatverlichting10,000.
5 Brandweer5,421.-
6 Gezondheidspolitie 930.
7 Plaatselijke politie 13,086.64
8 Armwezen (na aftrek van bij-
dragen61,201.90
9 Onderwijs (na aftrek van bij
dragen en schoolgeld) 33,591.80
10 Militie-schutterij en uitkec-
ringen10,840.
11 Pensioenen4,029.-
12 Vermakelijkheden1,400.-
13 Rente en gewone aflossing v 23,135.-
14 Fonds voor onvoorziene uit
gaven 6,940.-
Totaal der gewone uitgaven f 212,955.34
Uit bovenstaande tabel blijkt dusdat even als in 1802
het geval wasook in 1884 de gewone uitgaven ongeveer
met de gewone ontvangsten in evenwicht zijn. Er zijn trou
wens jaren geweestdat het even als nu voor 1885 meer
moeite heeft gekost dit evenwicht te behouden hetgeen ook
dikwijls aan buitengewonesoms tijdelijke oorzaken is toe
te schrijven. Zoo zijn er vooral voor den dienst van 1885
twee omstandigheden welke het brengen van evenwicht in
de begrooting hebben bemoeilijkt en wel de verandering in
de wet op het lager onderwijswaardoor de subsidie met
circa 6,000. is verminderd, zoodat de uitgaaf voor onder
wijs in 1885 niet minder dan 9,000.—hooger moet geraamd
worden dan in 1884 en in de tweede plaats eeue vermeer
derde uitgaaf voor de reorganisatie der straatverlichting, welke
eene verhooging van 7,000.ondergaat. Wat de eerste
post aangaat zal dietenzij de Rijkswetgever van meening
verandert door bezuiniging, langzamerhand moeten worden
geabsorbeerdterwijl de tweede vermeerdering gedeeltelijk
van geheel tijdelijken aard is.
Uitgaven aan
de inkomst
Inkomsten, vorbondenvoor
inning of
onderhoud.
Blijft zuiver
bedrag.
1 f
2
3 n
4
5
6
7 n
8
9
10 n
11 n
12
13
14
15
16 y,
17 r
18
16,779.18
29,619.97
15tJ,111.31
t)
94,783.91
500.—
1,900.—
5,600.—
0,055.
14,600.—
27.274
5,500.—
15,196.08
11,283.—
1,018.50
4,540.33
4,188.—
51,600.—
191,362.50
100.—
1,900.—
3,100.—
2,200.—
50.—
100.—
800.—
365.—
5,195.60
1,975.
4,100.
2,865.
4,920.—
40,137.—
152,765.—
Vermeerde
ring.
8,389.18
12,183.97
91,981.31
1,800.—
4,800.—
1,192.75
7,675.—
l
200
4,654.58
4,668.40
3,093 25
8,103.—
38,597.50
Vermindo-
ring.
1,906.09
75.
3,243.50
1,143.64s
Uitgaven.
1
f 31,088.—
2
13,954.—
3
n 31,697.—
4
16,620.—
5-
7,190.50
6
3,100.—
7
28,313
8
42,868.90
9
102,262.—
n
10
12,004.—
11
2,634.—
12
5,750.—
13
100,747.50
14
9,950.-
n
f 408,208.90
f
f 407,852.18 f 201,020.91 f 6,368.28s
15,383.-
3,416.
15,560.—
6,620.—
1,769.50
2,170
15,226.36
68,670.20
1,164.
4,350.
77,612.50
3,010.-
18,303.—
1,895.-
f 214,951.56 f 19,698.-
f) 4/5 der rijks personeele belasting.
Die vermeerderde ontvangst is zamengesteld uit de
volgende deelen
a. Netto winst van de gasfabriek
b. Zuivere opbrengst der buitengewone wer
ken waarvoor genoemde leeningen zijn ge
sloten
c. Meerder opbrengst van belastingten
gevolge der uitbreiding van de bebouwde kom
der gemeente
d. Andere vermeerderde opbrengst van
heffingen
f 38,597.50
38,782.98
22,710.
94,562.22
Samen
ƒ194,652.70