14
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1884.
Bij uw besluit van den 23 September 1875 is overeenkom
stig ons voorstel (zie bijlage no. 3 van het verslag van
's raads handelingen over 1875) besloten tot vaststelling van
de thans neg vigerende verordening op het meten en wegen
van granen.
Uit het rapport nopens het onderzoek in de sectiën van de
ontwerp-verordeninguitgebragt den 7 September 1875
blijktdat in de sectiën tegen de ontworpen bepalingen geene
bedenkingen waren geopperdalleen werd er in eene sectie
de vraag gedaan, waar de weging der granen zoude geschieden.
Naar aanleiding van die vraag gaven de rapporteurs ons in
overweging of het niet noodzakelijk zoude zijn weeghuisjes
op te rigten.
Bij de behandeling van de ontwerp-verordening in de ver
gadering van den 23 September 1875 drong een der rap
porteurs op nieuw aan op het stichten van onzijdige weeg
stations.
Volgens de daarop door den voorzitter gedane toezegging,
werd dan ook de zaak van de weeghuisjes spoedig door ons
collegie in overweging genomen.
Wij stelden een onderzoek inop welke wijze het meten
en wegen in deze gemeente plaats heeft en hoe of dit elders,
speciaal ook in Groningen, geschiedt.
Daarbij bleekdat de aan- en doorvoer van granen te
Groningen op geheel andere wijze geschiedt dan in deze gemeente.
Terwijl toch in Groningen de aanvoer plaats heeft bij groote
partijenmeestal bij scheepsvrachten van een en denzelfden
eigenaarworden de granen hier in den regel met beurt
schepen aangevoerdbij kleine partijen van verschillende
eigenaars.
De doorvoer in de gemeente Groningen heeft plaats met
wagensterwijl die hier met pramen geschiedt.
Eindelijk worden de granen hier meerendeels op den markt
dag bij kleine partijen aangevoerdterstond op de beurs ver
handeld en vervolgens nog denzelfden dag met beurtschepen
naar verschillende dorpen verzonden of in de pakhuizen ge-
bragtterwijl te Groningen de aanvoer van granen, die vooraf
op de beurs zijn verkochtmeestal op de gewone dagen der
week worden aan- en doorgevoerd.
Wij kwamen dan ook spoedig tot de overtuiging, dat de
handelsgebruiken te Groningen in zoo veel opzigten verschillen
van die te Leeuwarden dat het niet raadzaam scheen op het
voorbeeld van eerstgenoemde gemeente maatregelen te nemen,
die hoe gunstig die daar ook mogen werkenhier tot velerlei
bezwaren aanleiding zouden kunnen geven.
Wij werden in onze meeniugdat er in handelszaken met
behoedzaamheid te werk moet worden gegaanbevestigd
toen er terstond na de in werkingtreding der verordening
van den 23 September 1875 op het meten en wegen van
granen bezwaar werd gemaakt tegen de bepaling van art. 13
dier verordening, waarin uwe vergadering aanleiding heeft
gevonden dat artikelbij uw besluit van den 22 Maart 1877,
te wijzigen.
De bepaling toch in art. 13 dat het meten en wegen van
granen niet anders mogt geschieden dan indien zij in zakken
van 100 of 50 liter inhoud waren aangevoerdovergenomen
uit de te Groningen vigerende verordening bleek in deze
gemeente zoodanig in te druischen tegen het handelsgebruik,
dat eene strenge handhaving van die bepaling aanleiding
zoude hebben gegeven tot belangrijke stagnatie in den handel.
De motieven tot wijziging van gemeld artikel zijn vermeld
in ons voorstel van den 22 February 1877 (bijlage no. 5 tot
het verslag van uwe handelingen over dat jaar) alsmede in
het verslag pag. 32—34.
Volledigheidshalve deelen wij mededat er vóór de be
handeling van ons voorstel een adres onderteekend door 25
handelaren meest uit deze gemeente, was ingekomenom art.
13 der verordening onveranderd te behouden maar dat, toen
het artikel was gewijzigd 72 kooplieden en aanvoerders van
grauen uit deze provinciebij adres van den 13 April 1877,
hunne groote ingenomenheid met dat besluit tot wijziging
hebben betoond.
Uit dit adresbij de stukken overgelegdblijktdat het
geen in de provincie Groningen gunstig werktin deze pro
vincie aanleiding zoude geven tot groot ongerief en verwarring.
Het ligt voor de hand datbij het groote verschil van
inzigt bij de handelaren zei ven over het invoeren van maat
regelen den handel betreffendehet voor het gemeentebe
stuur uiterst moeijelijk is een besluit te nemen waardoor
wijziging wordt gebragt in het hier bestaande handelsgebruik.
Wij hebben dan ook getracht van verschillende zijden in
lichtingen in te winnen omtrent de wijzigingen die èn door
het bestuur der le afdeeling der maatschappij van landbouw
in Frieslandèn door de beurscommissieèn door de kamer
van koophandel en fabrieken in de bovenvermelde verorde
ning worden voorgesteld.
In de eerste plaats hebben wij ons bij missive dd. 3 Junij
1881 no. 53/358 tot de kamer van koophandel en fabrieken
gewendmet verzoek ons te willen meded^elen welke on
regelmatigheden waarop door haar is gewezener hebben
plaats gehaddie grond geven tot grieven tegen het meten
en wegen van granen alhier en uit welke feiten kan blijken
dat onder het personeel der meters-wegers personen zijn, die
geheel ongeschikt zijn voor huune betrekking, terwijl wij aan
het bestuur der le afdeeling der maatschappij van landbouw
in Friesland hebben verzocht ons te willen mededeelen waar
uit kan blijken, dat het toezigt op de meters wegers te wen-
schen overlaat.
De kamer van koophandel gaf ons bij missive dd. 17 Junij
1881no. 1381 te kennendat de mededeeling van de haar
ter oore gekomen gevallen van begane onjuistheden in het
meten en wegen in een officieel stuk groote moeijelijkheden
oplevertmaar dat zij bereid was een of meer leden uit haar
midden af te vaardigen, om mondeling deswege inlichtingen
te geven.
In eene conferentie, gehouden door eene commissie uit ons
midden met een lid van de kamer van koophandelis echter
niet gebleken dat er onregelmatigheden in het meten en we
gen hebben plaats gehad die grond zouden kunnen geven
tot grieven tegen het meten en wegen van granen in deze
gemeenteterwijl ons geen feiten zijn medegedeeldwaaruit
zoude kunnen blijkendat er zich onder het personeel der
meters-wegers personen vinden die ongeschikt zijn voor hunne
betrekking.
Integendeel meenen wijdat de woorden van den voor
zitter, bij de behandeling van de verordening in de raads
vergadering van 23 September 1875 gesproken, namelijk, dat
de gemeente roem mag dragen op het corps meters-wegers
nog van toepassing zijn.
Op de door ons tot het bestuur der le afd. der maatschappij
van landbouw in Frieslandbij missive dd. 3 Junij 1881
n0- 53/3c9 gerigte vraagis bij missive dd. 14 Junij a.v. geant
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1884.
15
woord dat de le afdeeling geene bepaalde feiten kan con
stateren waaruit het onvoldoend toezigt op het corps meters
wegers blijkt
Hoe gaarne wij ook wilden voldoen aan den wensch van
bovengemelde corporatiën om u een voorstel aan te bieden tot
wijziging van de bestaande verordening, vonden wij echter in
het ref>ultaat van het door ons ingesteld onderzoek naar de be
weerde grieven, geene termen daaraan voetstoots gevolg te geven.
Immers wel verre van overtuigd te zijn dat een voorstel
tot herziening der verordening aanbeveling verdiendemeen
den wij dat daartegen ernstige bezwaren bestonden.
Nu echter de aangewezen adviserende ligchamen herhaalde
lijk op de bovengemelde wijzigingen bleven aandringen, waren
wij van oordeeldat op nieuw een onderzoek behoorde te wor
den ingesteldten einde ons zooveel mogelijk op de hoogte
van de zaak, die het hier geldt, te stellen. Wij droegen daarom
den kommandeur der korenmeters-wegers op, zich naar Gro
ningen te begeventen einde een onderzoek in te stellen
naar de wijze van het meten en wegen van granen aldaar.
Het door hem ingeleverd rapport, dd. 30 November 1882,
leggen wij hierbij over.
Hieruit blijktdat er gewigtige bezwaren bestaan om het
meten en wegen van granen in weeghuisjes verpligtend testellen.
De wijze van vervoer der granen met pramen op Vrijdag,
juist op de uren dat het scheepvaartsverkeer in de binnen
grachten het drukst isverzet zich hiertegen.
In dezen stand der zaak meenden wijdat het aanbeveling
verdiende bij wijze van proef, op eene aangewezen plaats,
één weeghuisje te stichten ten einde dan te kunnen nagaan,
in hoever de handel van die gelegenheid tot weging van grauen
zoude gebruik maken.
Wij besloten alzoo den 23 December 1882 den directeur
der gemeentewerken op te dragen bij het opmaken van een
plan voor eene nieuwe vischmarktin overweging te nemen,
om 't zij daarin te maken eene afzonderlijke gelegenheid tot
het meten en wegen van granen hetzij in de onmiddellijke
nabijheid van die marktplaatsaan de zijde van het vaar
water een gebouwtje voor dat doel te ontwerpen.
Wij stelden ons voor om zoodra het door den directeur
der gemeentewerken in te zenden plan door ons was goed
gekeurd aan u voor te stellenom bij wijze van proef
neming bedoeld weeghuisje te maken en de resultaten daarvan
af te wachten alvorens een definitief besluit te nemen op
de meergemelde adressen.
Nadat bovenbedoeld ontwerp door ons was ontvangen
droegen wij den directeur op, daarover het advies in te winnen
van den heer G Schilthuis dien wij als lid van de kamer van
koophandel èn van de beurscommissieden daarvoor aange
wezen persoon achtten.
De heer Schilthuis maakte evenwel bezwaar aan ons ver
zoek te voldoen en gaf in overweging het plan aan het oor
deel der kamer van koophandel te onderwerpen.
Daartoe werd door ons besloten
De kamer kon zich, blijkens haar schrijven van den 11
September 1883, no. 1450, niet met het onderwerpelijke plan
vereenigen Zij herinnerde echter aan den inhoud harer mis
sive d d. 9 Augustus 1882, no 1420, waarbij in over
weging was gegeven voorshands drie weeghuisjes te stichteu
en wel één op Vijversbuurt bij het Vliet, een aan denoord
zijde der Willemskade bij de gemeenteschool no. 4 en een bij
de Bestraat aan de Dockumcr Ee.
Met het oog op dat afkeurend advies hebben wij afgezien
van ons voornemen om een weeghuisje in de nieuwe visch
markt te maken.
Wij stelden daarop de missive van de kamer van koop
handel dd. 11 September 1.1. met een daarbij overgelegde
teekening van een weeshuisjezooals die te Groningen be
staan in handen van den directeur der gemeentewerken
met opdragt aan ons in te zenden eene begrooting van kosten
van een weeshuisjevolgens het opgegeven model.
De directeur voldeed aan die opdragt bij missive dd. 27
September 1.1., no. 392/, waaruit blijkt, dat de kosten van
bedoeld weeghuisje 275 zullen bedragen.
Ten opzigte van het verzoek tot herziening van de veror
dening op het meten en wegen van granendeelen wij nog
mededat de le afdeeling van de maatschappij van landbouw
in Friesland op nieuw bij adresdd. 21 Julij 1883 op af
doening heeft aangedrongen terwijl de beurscommissie zich
bij adres, dd. 30 Junij 1.1., tot ons heeft gewend, onder
overlegging van een gewijzigd reglementmet verzoek dat in
overweging te willen nemen en het daarna aan u ter goed
keuring te onderwerpen.
De commissie gaf echter te kennendathoe wenschelijk
zij ook een paar voorgestelde wijzigingen in de verordening acht,
zij niet zoude durven aanraden daartoe te besluiten indien
niet door de gemeentebesturen van Franeker en Harlingen
gelijke bepalingen in de in die gemeenten bestaande verorde
ningen worden opgenomen.
Naar aanleiding daarvan hebben wij aan die gemeente
besturen de vraag voorgelegd of zij genegen zouden zijn in
hunne verordening op het meten en wegen van granen eene
bepaling op te nemen omtrent den verpligten aanvoer van
het graan in zakken van 100 of 50 liter inhoud alsmede of
zij met ons wilden medewerken tot vaststelling van een uniform-
tarief voor de gemeenten Leeuwarden, Harlingen en Franeker.
De kamer van koophandel en fabrieken te Franeker gaf
daaromtrent bij hare missive, dd. 24 October 1883, no. 138,
aan burgemeester en wethouders dier gemeente te kennen
dat eene bepalingzooals de beurscommissie alhier aanbe
veelt zoowel aan de landbouwers als aan de kooplieden
noodelooze lasten en onkosten zoude veroorzaken.
Volgens de bestaande verordening toch is men geheel vrij
aan de verkochte granen enz. te leveren in zakken van 200
of 75 liter, maar, aangezien de landbouwers slechts zakken
van 75 liters hebben, wordt door hun geen gebruikgemaakt
van zakken van 100 liter inhoud. Door hierin verandering
te brengenzoude men hen dwingen zich grootere of kleinere
zakken aan te schaffenhetgeen volgens de meening der
kamertot vele onaangenaamheden aanleiding zoude geven.
Wat de kooplieden betreft, ook deze zouden de voorge
stelde verandering niet gaarne zien tot stand gebragt in ver
band met de werkloonen der korendragers.
Ten opzigte van een uniform tarief van meet- en weeg-
loonen voor de drie gemeentengeeft gemelde kamer van
koophandel te kennen dat dit gemakkelijk kan worden ver
kregen indien de gemeentebesturen van Leeuwarden en
Harlingen slechts het tarief der gemeente Franeker aannemen.
Dat tarief toch is billijk en werkt zoo goedals maar kan
worden verlangd, hetgeen ook hieruit blijkt, dat die land
bouwers welke hunne granen enz. even goed te Leeuwarden
on Harlingen als te Franeker kunnen leverentoch aan
j laatstgenoemde plaats de voorkeur geven.