24
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden t 1885.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1885.
25
Voor dit zoogenaamde „geschenk" getroostte de gemeente
zich nogtans een aanzienlijk offer, door, gelijk ook in het ver
slag van de commissie van rapporteurs in heriuuering wordt
gebragtvoor hare rekening te nemen de stichtiog vau eeu
gebouw ten behoeve der schoolwaarvan de kosteu ruim
ƒ70,000 bedroegeu, ongerekend de waarde van den grond,
later nog tot uitbreiding van den tuin aan de school toe
gevoegd.
Op het punt der „concurrentie" ontmoeten inspecteur en
meerderheid elkander weder. De meerderheid spreekt zelfs
van .een tamelijk illusoir maken" dier belangrijke somindien
de gemeente eene „concurrerende" inrigtiug in het leven roept.
Het woord „concurrerende inrigting" moge nog al klinken,
heeft het hier echter inderdaad ook beteekenis? Van welken
aard zou de concurrentie zijn? Waar, gelijk ook door dr.
Zaajjer duidelijk is aangetoondeene school als door onder
geteekende met de commissie van toezigt en wijlen den
inspecteur dr. Steijn Parvêwordt verlangdbelangrijk in
karakter verschilt van de eerste drie jaren eener school met
vijfjarigen cursusgelijk ad Ilum nader zal worden aange
toond hoe kan daar worden gesproken van eene „concur
rerende" inrigting?
Doch er is meer.
Utrecht en Groningen zijnevenals Leeuwardenin het
bezit eener r^'Arsschool met vijfjarigen cursus. Toch heeft de
Regering er geen bezwaar in gezienachtereenvolgens ver
gunning te verleeneu tot opheffing van de in deze twee
plaatsen indertijd opgerigte burgerdagschool en hare vervan
ging door eene hoogere burgerschool met driejarigen cursus,
volgens art. 21 der wet. Zeer zeker zou de Regering daartoe
niet zijn overgegaan indien zij in laatstgenoemde school eene
met de rijksschool concurrerende inrigting had gezien.
Nog sterker zijn de voorbeelden, ontleend aan Amsterdam
RotterdamHaarlem en s Graoenhage. In al deze plaatsen
werden na de inwerkingtreding der wet op het middelbaar
onderwijs van gemeentewege hoogere burgerscholen met vijf
jarigen cursus opgerigt Nadat echter de radeu dier ge
meenten de behoefte aan eene school met driejarigen cursus
volgens genoemd art. hadden ingezienschroomden zij niet
haat naast de eigene school met vijfjarigen cursus, te vestigen.
Zij lieten zich dus niet weerhouden door het zoogenaamde
motief, dat daardoor de eerstgenoemde inrigting of liever de
tot hare oprigting «n instandhouding gedane aanzienlijke uit
gaven „tamelijk illusoir" zouden worden gemaakt.
Of eenige ontvolking der rijks hoogere burgerschool alhier
der Regering juist zoo bijzonder onaangenaam zou zijn, schijnt
wel eenigszins te mogen worden betwijfeld. Het ligt nog
versch in het geheugenmet welke groote moeijelijkheid de
minister van binnenlandsche zaken onlaugs had te kampen ter
verkrijging van de door hem aangevraagde som tot bestrijding
der kosten van uitbreiding van het gebouw der genoemde
schoolnoodig geworden door hare steeds toenemende be
volking. In hoever overigens een zoo groot getal leerlingen,
waardoor ai meer en meer parallel-klassen moeten worden op
gerigt werkelijk in het belang der inrigting isligt niet
aan ondergeteekende ter beoordeeling.
Ad Hum. Met alle bescheidenheid veroorlooft onderge
teekende in gevoelen te verschillen met den inspecteur dr.
van Aken, als deze beweert, dat eene school, waar de be
ginselen van levende talenwiskunde enz. worden onder
wezenzou voorzien in de bestaande behoefte, Onderge
teekende wil aannemen dat onder „levende talen" worden
i verstaan NederlandschFrauschHoogduitsch en Bngelsch
onder „wiskunde" de beginselen daarvan en onder het niet
gedefinieerde woordje „enz." aardrijkskunde, geschiedenis, hand-
teekenengymnastiek en welligt nog kennis der natuur als
voortzetting van dit op de gewone lagere school behandeld wor
dende leervak. Meer echter zal op zoodanige school niet
mogen worden onderwezen. Plant- en dierkunde, natuur- en
scheikunde boekhouden al deze leervakken waarvan ken
nis in zoovefe opzigten nuttig of noodig is voor de jonge
lingen die de voorstanders eener school met driejarigen cur
sus op het oog hebben vallen in de termen der wet op het
middelbaar onderwijs. Zij mogen derhalve geen plaats in
nemen in het programma eener school voor zoogenaamd meer
uitgebreid lager onderwijs. Wat zal het bovendien voor deze
jongelingen gevenindien zij bloot met de beginselen der ge
noemde drie levende talen worden bekend gemaakt Het
schijnt waarlijk geen breed betoog te vereischendat het
door den inspecteur aanbevolen onderwijs al zeer weinig
noemenswaardige vruchten kan opleveren voor dien breeden
zoom der burgerijdiezooals de commissie van toezigt
het met zooveel waarheid uitdrukthet midden hou
dend tusschen den welgestelden man van handel en
bedrijf en den ambachtsmanbehoefte heeft aan betere en
uitgebreider vorming dan de dagschool en, laat onderge
teekende er bijvoegen evenzoo de door den inspecteur dr.
van Aken bedoelde school kan geven, en aan wien juist eene
middelbare school met driejarigen cursus zoo zeer ten goede
zal komenof, om het dr Zaaijer uit volle overtuiging
na te zeggen „van eene klasse vati ingezetenen die ruim
haar deel heeft in den struggle for life en die de eenige is,
voor wien verdere ontwikkeling en vorming na het gewone
lager onderwijs hier ter stede niet voldoende is gezorgd."
Het gebrek aan sympathiedie de bij herhaling beoogde
splitsing vau de 3e klasse der rijks hoogere burgerschool heeft
ondervondenwas natuurlijk en pleit alweder te meer voor
eene school met driejarigen cursus. Die splitsing kón geen
opgang makendewijl zij in meer dan één opzigt te veel gaf
voor de jongeliedenwaarop de voorstanders der laatstge
noemde school het oog hebben De commissie van toezigt
die uit ondervinding kon spreken heeft dit in hare missive
van l Februari} 1884 duidelijk uiteengezet. Ondergeteekende
meent te kunnen volstaan met naar dit belangrijke stuk te
verwijzen en evenzeer naar het ontwerp-programma voor een
driejarigen cursus opgenomen in den brief van wijlen den
inspecteur dr Steijn Parvêvan 19 Februarij 1882. Bij ver
gelijking van dit ontwerp met het bij deze noia overgelegd
programma der rijksschool alhier zalnaar ondergeteekende
zich vleitook door de bestrijders van zijn voorstel moeten
worden erkend dat het geheele karakter van het onderwijs
aan laatstbedoelde schooldat tot zekere hoogte voorberei -
dend is voor inrigtingen van onderwijsdie achter de hoo
gere burgerscholen met vijfjarigen cursus zijn gelegenan
ders is dan dat aan de schooi met driejarigen cursuswaar
alles op het geven van eind-onderwijs is ingerigt.
Uit den geringen bijval, dien de bedoelde splitsing onder
vond thans te concluderendat van een eventueel op te
rigten school met afgeronden driejarigen cursus geen betere
uitslag is te verwachten gaat inderdaad al te ver.
Wat intusschen in dezen alles afdoetzijn juist de gunstige
uitkomstentot dusver verkregen van de scholen met drie
jarigen cursusvóór en na opgerigt te Rotterdam (1875)
Amsterdam (twee, één in 1876 één in 1881), Utrecht (1880),
Haarlem (1880), Groningen (1882) en 's Gravenhage (1883),
wat Amsterdam UtrechtGroningen en 's Gravenhage betreft,
na opheffing van de burgerdagschool.
Gelijk ondergeteekende in den aanhef zijner nota schreef,
heeft hij zich diteigenlijk de geheele zaak beheerschende
punt inzonderheid aangetrokken. Hij heeft daarom van de
directeuren van al de genoemde zeven scholen inlichtingen
gevraagd omtrent hetgeen hunne ondervinding hen van de
uitkomsten hunner scholen heeft geleerdten einde daarvan
bij het opstellen zijner nota te kunnen gebruik maken. Tref
fend is inderdaad de eenstemmigheid in de door hen met de
meeste welwillendheid verstrekte opgaven omtrent den toe-
nemenden bloei dier scholen. Van jaar tot jaar klimt overal
het getal leerlingenwèl een bewijs, hoe deze soort scho
len passen in het kader van ons middelbaar onderwijshoe zij
voldoen aa» eene groote behoefte en hoe zij dus beantwoor
den aan de gunstige verwachtingenoveral elders bij hare
oprigting gekoesterdhoe eindelijk zij het zegel drukken op
het woord van wijlen den inspecteur dr. Steijn Parvêniet
lang vóór zijn dood tot den voorzitter en een lid van de
commissie van toezigt alhier gesprokenondergeteekende
is gemagtigder openbaarheid aan f£ geven„dat deze
scholen zijn de seholen der toekomst
De nota zou veel te uitgebreid worden indien onderge
teekende de van de directeuren ontvangen brieven in hun
geheel opnam. Hij meent nogtans niet te mogen nalaten
er het voornaamste uit over te nemenniet alleen ter wille
van de volledigheid der notamaar ook omdat het eene zaak
betreftwaaroverna van de haar gegeven onjuiste voorstel
lingen het volle licht moet schijnen óók voor de vele bui
ten den raad staande belangstellenden.
Voor de raadsleden zeiven zijn die brieven en de daarbij
behoorende school-programma's bij deze nota overgelegd.
Die directeuren schrijven o. a. het volgende
Rotterdam. „De H. B. S. met 3-j c. werd in 1875 geopend
met 38 leerlingen en telde in de negen daarop volgende
jaren 69, 88, 96, 89, 112, 134, 145, 149 en 140 leer
lingen.
Het aantal leerlingen zou zeker aanzienlijk grooter zijn
als het schoolgeld 60 voor meer leerlingen uit één gezin
50) lager wasik twijfel er niet aanof de H. B. S. met
3-j. c. zou dan eene der meest populaire instellingen van on^
derwijs te Rotterdam zijn.
De resultaten van de H. B. S. met 3-j. c. toch zijn be
paald gunstig te noemen men heeft hare leerlingen gaarne
op kantoren en in zaken de oud-leerlingen gaan goed vooruit.
De Rotterdamsche H. B. S. met 3-j. c. is niet bevolkt ten
koste van de H. B. S. met 5-j. c.wel ten keste van de
scholen van meer uitgebreid lager onderwijs.
De H. B. S. met 3-j. c. moet in de plaats treden van de
scholen voor M. U. L. O. enz."
Amsterdam no. 1. „Zwichtende voor een vrij sterken aan
drang van verschillende kanten, besloot in 1875 de gemeen
teraad tot het oprigten eener H. B. S. met 3 -j. c.ofschoon
men er geen groote verwachtingen van koesterde. In den
loop van 1876 werd het personeel benoemd en een voorloopig
lokaal gereed gemaakt, al vaar den 4 December de school kon
geopend worden. Al dadelijk overtrof de uitslag de stoutste
verwachtingen, want, ofschoon de opening midden in den cur
sus plaats had, hadden zich niet minder dan 170 candidaten
doen inschrijventerwijl tot toen toe aan de II. B. S. met
5-j. c. nooit meer dan ongever 100 candidaten per jaar ge
weest waren. Van de 170 candidaten werden er 87 toege
laten, zoodat bij de opening de eerste klasse uit drie parallel-
afdeelingen bestond, terwijl er nog eene kleine tweede klasse
was."
Dan volgt eene statistiek van het getal leerlingen bij den
aanvang van de cursus-jaren 1877/781884/85, waaruit blijkt,
dat het getal leerlingen was achtereenvolgens 159, 192, 202,
247, 273, 274, 297 en 260. In de toelichting der cijfers wordt
er op gewezen, dat in 1881 eene tweede hoogere burgerschool
met 3-jarigen cursus werd opgerigt, in alles gelijk aan de
eerste, en in 1882 eene derde met volkomen gelijk programma
als dat van de beide andere scholen, doch met veel hooger school
geld, ƒ180 tegen ƒ30 (f). Verder doet de schrijver uitko
men dat de HB. S. met 5-jarigen cursus door de oprigting
der andere scholen tot een zuiveren toestand is geraakt. De
resultaten voor Amsterdam mogenvolgens hemwat het
getal leerlingen aangaat, schitterend worden genoemd.
Amsterdam no. 2. „Deze school werd geopend den 1 Sept.
1881 met 44 leerlingen. Bij 't begin van den cursus 1883/84
waren aanwezig 94, bij dat van den cursus 1883 84 132, bij
dat van den cursus 1884/85 211 leerlingen. In den loop van
dit jaar zal 't getal hoogst waarschijnlijk hooger worden, zoo
dat het dan ook wel niet lang zal duren, of de oprigting van
een 3e inrigting van dien aard zal noodzakelijk blijken."
Utrecht. Schoolgeld ƒ24. „De gronden, indertijd aangevoerd,
om de reorganisatie van de burgerdagschool in eene met drie
jarigen cursus te regtvaardigenstemmen overeen met die
vermeld in het mij door u toegezonden verslag (gevoelen der
minderheid). De toestand der school sedert hare oprigting
(1880) blijkt uit de volgende opgave van het getal leerlingen
December 1880 74, 1881 90, 1882 90, 1883 99, 1884 111."
Haarlem. Schoolgeld ƒ60. „Opleiding voor den handel is
hier de hoofdzaak. Talen, corresponderen, handelsrekenen in
alle onderdeelen en boekhouden zijn onze hoofdvakken; wis
kunde is, uit den aard der zaak, stiefmoederlijk bedeeld. Wij
zijn in 1880 begonnen met 40 leerlingen en zullen den a.s. cur
sus welligt met 75 openen. De werking der school moest
eerst meer bekend gewordenvan daar in de eerste jaren slechts
eene geringe vermeerdering van het aantal leerlingen. Thans
heb ik er 56, waarvan 23 in de le, 24 in de 2e en 9 in de
3e klasse. De hoofden der lagere scholen hebben mij mede
gedeeld, dat er dit jaar meer dan 30 candidaten toelatings
examen zullen doen, en bijna altijd komen ze flink onderlegd."
GroningenSchoolgeld ƒ25. „De school werd 5 Sept. 1882
geopend met 33 leerlingen en telde Sept. 1884 82 leerlingen
voor het schooljaar 1884/85."
s Gravenhage. „De geschiedenis van onze burgerdagschool
is geheel dezelfde als die ten uwent. Degenen, voor wie ze
bestemd was, kwamen niet, en die er wel kwamen, deden dit,
uitgelokt door het lage schoolgeld, namen eenige privaatlessen
in eene of andere taal en kregen meestal eene goede positie.
De H. B. S. met 5-j. cursus was overbevolkt, en wel vooral
door een 70- of 80-tal leerlingen, voor wie de dagschool te
laag of te min was en die toch blijkbaar geen behoefte had-
(f) Aan deze school is verbonden de handelsschool met tweejarigen
oursus. Zij wordt door leerlingen uit eon geheel anderen stand dan die,
waartoe do leerlingen van de beide andere scholen behooren, bezocht. Zij
is daarom in deze nota geheel buiten beschouwing gelaten.