BIJLAGE no. 9. 28 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraa i te Leeuwarden, 1385. te volgenmogein 't algemeenvolkomen waar zijn zij komt ondergeteekende in de onderwerpelijke zaak ongegrond voor. Dr. Zaaijer wees er reeds opdat de gemeenteraad van Leeuwarden in der tijd niet zóó dachttoen hij besloot tot de oprigting van de burgerdagschool. Zeer zeker zou deze gemeente op niet minder goede gronden dan de grootere gemeenten RotterdamArnhemHaarlem en Leiden van die opheffing vrijstelling hebben kunnen verkrijgen. Waarom evenwel niet liever gesproken van tal van kleinere of met Leeu warden in bevolking gelijk staande gemeentenAmersfoort Breda DelftDeventerDordrechtGoes, GorinchemHoorn Kampen MaastrichtNijmegen Schiedam Sneek Tiel Veendam en Zutphenwaar overal, zij 't dan ook met rijks subsidie hoogere burgerscholen met vi/'/jarigen cursus van gemeentewege werden gevestigdgezwegen v&n verscheidene plaatsen met nog kleiner bevolkingwaar gemeentelijke hoo gere burgerscholen met driejarigen cursus volgens art. 10 der wet werden opgerigt en nu sinds jaren bloeijen V Volkomen eens is ondergeteekende het met de meerderheid, dat de gemeente niet heeft te zorgen voor jongelieden uit andere gemeenten, uit welke thans verscheidene de gemeen telijke inrigtingen van hooger, middelbaar en lager onderwijs bezoeken dat zijn die jongelieden die uit omliggende ge meenten dagelijks herwaarts komenom onderwijs te ont vangen en na het eindigen van den schooltijd naar hunne familiën buiten de stad terugkeeren. Ondergeteekende brengt, zij 't misschien ten overvloedein herinnering het door hem iu de raadsvergadering van 15 Nov. 1884, bij de behande ling der gemeentebegrooting voor 1885, aan de hand gegeven denkbeeld omafgescheiden van de betaling van het school geld voor die jongelieden van de gemeenten waartoe zij behooren eene zekere bijdrage te vorderen een maatregel die, zoowel in sommige gemeenten van Frieslandals in andere provinciën onder goedkeuring van hooger gezag wordt toegepast. Het bezwaar der kosten bij burgemeester en wethouders eigenlijk het hoofdbezwaaris geenszins weg te cijferen Moet echter ook in deze zaak alweder het laatste woord aan de geldkwestie worden verleend en dit bezwaar dus den door slag geven het zij zoo Ondergeteekende begrijptdat dan alles wat hij thans deed en schreeften minste voor het oogen- blik nutteloos is geweest Het is intusschen ook reeds door dr. Zaaijer in het licht gesteld, dat het bedrag der kosten veel te hoog is opgevoerd. De door dezen berekende verlagiLg ad p. m 2000 is echter nog grooter. Het bedrag toch van het aan even tueel eervol te ontslaan leeraren der burgerdagschool toe te kennen pensioen komt niet in zijn geheel ten laste van de gemeente, zooals dit door burgemeester en wethouders is voorgesteld. Ingevolge art. 35 der wet op het middelbaar onderwijs heeft de gemeente niet meer dan de helft van het bedrag van dit pensioen te betalende andere helft wordt door den staat gedragen. Voorts vestigt ondergeteekende er de aandacht opdat burgemeester en wethouders het pen- sioensbedrag voor een der leeraren hebben berekend naar den maatstaf van 40 dienstjarenterwijl hij er slechts 17 telt. Het door de meerderheid van de commissie van rappor teurs aanbevolen correctief, omcasu quon.l. bij ophef fing der burgerdagschooldoor de gemeente te doen betalen het schoolgeld voor min- en onvermogende leerlingen aan de rijksschool kan ondergeteekende niet bevallen. Hij is het niet eens met de commissie van rapporteurs, dac de belang hebbende ouders niet door hun eergevoel zouden worden teruggehouden dezein haar oog slechts schijnbare gunst van de gemeente te vragen. Volgens haar zou de ouder- vinding bij audere inrigtingen van onderwijs dikwijls het tegendeel hebben bewezen. Is hieronder te verstaandat reeds „dikwijls" hier ter stede de toepassing zou zijn gevraagd van de laatste alinea van art. 46 der wet op het lager onder wijs volgens welke onvermogenden nietminvermogenden mede niet of slechts voor een gedeelte aan de heffing van het schoolgeld aan de lagere scholen zijn onderworpenvoor andere scholen in deze gemeente geldt de bepaling niet, dan moet ondergeteekende dit gezegde tegenspreken. Sedert de invoering der genoemde wet tot heden iszoover hem uit eene andere betrekkingals voorzitter der commissie van toe- zigt op het lager onderwijs bekend nog slechts tweemaal de bedoelde toepassing ingeroepen. Of overigens het aangeprezen middel wel in overeenstem ming met de wet zou zijnis bij ondergeteekende nog niet zoo geheel zeker. Ook bij den inspecteur dr. van Aken schijnt in dit opzigt eenige twijfel te bestaan, In zijn brief van 28 Februarij 1885 toch schrijft hij dat de betaling van het school geld door het gemeentebestuur wel geen bezwaar bij de Re gering zal vinden doch dat de vraag ishoe gedeputeerde staten over dergelijken begrootingspost zouden oordeelen. Ondergeteekende is aan het einde zijner nota gekomen. Zij is langer geworden dan in zijn plan was gelegen Het hooge belang van het onderwerp leidde hem er nogtaus onwillekeu rig toe alles bij te brengen wat hij ter wederleggiug dei- bezwaren tegen zijn voorstel noodig achtte. Hij wenscht te besluiten meteenigszins gewijzigdterug te geven de woorden die hij aan het slot zijner aangehaalde nota van 1878 bezigde: „De wetgever heeft door de bepa ling betreffende de burgerdagschool erkend de behoefte aan eene betere opleiding van zekere klasse van burgers. Hij wilde die behoefte bevredigen, doch het middel was slecht gekozen. Toch moet de gemeente datzelfde middel nog steeds bezigen en daarvoor tevens aanzienlijke kosten besteden. Het zou derhalve van verstandig overleg en van goed inzigt getuigen indien de raad beslootzij 't ook met eenige meerdere kosten een ander middel toe te passeudat tot het algemeen ge- weuschte doel kon voeren. De uitgaven van thans zijn voor een goed deel onvruchtbaardit zou ophouden het geval te wezen indien eene regeling als de voorgestelde die op den duur toch niet kan uitblijven tot stand kwam waardoor in derdaad belangen van verschillenden aard zouden worden be vorderd." Leeuwarden9 Mei 1885. A. DUPARC Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1885. VOOHSl'fiL van burgemeester en wethouders tot wijziging van het besluit tot heffing en verordening op de invordering van haven gelden in de gemeente Leeuwarden MIJNE HEEREN! De toepassing vau eenige bepalingen van het besluit tot heffing van eene belasting onder den naam van havengeld, vastgesteld bij uw besluit van den 23 Augustus 1883, goed gekeurd bij koninklijk besluit van den 0 October a. v., no. 29 Gemeenteblad no. 18 vau 1883), heeft bezwaren opgeleverd, waardoor wijziging van dat besluit wenschelijk wordt geacht. Zoo heeft de ondervinding geleerd dat het ter vermijding van onaangenaamheden noodig is, in het besluit tot heffing eene bepaling op te nemen, die omschrijft, wat verstaan moet worden onder „inhoud van een schip". De inlassching van eene alinea in art. 1 achter letter h strekt hiertoe. De voorgestelde tusschenvoeging van de woorden „telkens en" in de voorlaatste alinea van art. 1 achter het woord „schippers en voor het woord „terstond" wordt ter verduide lijking wenschelijk geacht. Het komt ons voor, dat de redactie van art. 2 kan worden verbeterd en enkele bepalingen wijziging of aanvulling be hoeven. Zoo hebben wij de algemeene vrijstelling in het nieuwe ar tikel 2 in de eerste plaats genoemd. De laatste alinea van art. 2 sub 2 achten wij noodig ter voorkoming van vele moeijelijkheden, die vooral bij lagen waterstand zich herhaaldelijk voordoen over de toepassing van het heffingsbesluit. Wij zijn van meening, dat, indien een schipper, tengevolge van den lagen waterstand genoodzaakt is een gedeelte der vracht iu een ander schip over te laden, met het bepaalde voornemenom zoodra de waterstand in het door hem te kiezen kanaal dit toelaat, dat gedeelte der vracht weer in zijn eigen schip in te laden, hij in deze gemeente geen havengeld verschuldigd is. Wordt echter een gedeelte der vracht uit een schip over geladen in een ander vaartuig, waarmede het naar eene andere plaats wordt vervoerddan diewaarnaar het eerstbedoelde schip bestemd is, dan komt het ons voor, dat de gezagvoer ders of schippers de belasting verschuldigd zijn. Aangezien van schepen van minder dan 5 kubieke meter inhoud geen belastiug wordt geheven, geeft de bijvoeging van de soort van die schepen slechts aanleiding tot misverstand. De woorden markt- of groenteschepen enz. komen daarom niet in art. 2 sub 3 voor Het motief voor de nieuwe bepaling in art. 2 sub 4 ligt voor de hand. Om belasting te heffen van schependie door de gemeente zelve worden gebruikt voor zaken van gemeentebelang, achten wij minder ge wenscht en veroorzaakt slechts noodelooze be- moeijingen. Wijziging van art. 3 is vooral noodig. De uitzonderingen, daar vermeld, zijn oorzaak van verschil van gevoelen tusschen den pachter en de schippers, waaromtrent herhaaldelijk onze beslissing wordt ingeroepenterwijl het bij die beslissingen Bijvoegsel behoorbnde bij de Leeuwarder Courant, ons gebleken isdat de hier bestendigde uitzonderingen ou- noodig zijn, en eene billijke toepassing uiterst moeijelijk maken. Onder anderen geeft het woord „woonschip" bij voortduring aanleiding tot verschil van opvatting en niet minder de zin snede „ter uitoefening van handel of nering in de gemeente ligplaats hebben". Wij hebben daarom een nieuw art. 3 ontworpen", datonzes inziens ter vervanging van het bestaandebehoort te worden vastgesteld. Het komt ons billijk voordat van de gezagvoerders van schepenwaarmede van de openbare gemeentewerken ten behoeve der scheepvaart aangelegdgebruik wordt gemaakt havengeld geheven wordt naar gelang van den tijdgedu rende welken die schepen in de wateren dezer gemeente ver toeven. Wij hebben gemeenddat voor de hier bedoelde vaar tuigen telkens na afloop van een termijn van vier weken op nieuw havengeld geheven moet worden. De tegenwoordige pachter van het havengeld neemt met deze wijziging genoegen. In art. 4 van het heffingsbesluit zal de letter a vóór het woord „genoemd"vervangen moeten worden door de letter e. Hierdoor wordt die bepaling omtrent trekschepen barges en stoombootenin overeenstemming gebragt met de laatste alinea van art. 4 van de verordening op de invordering. Bij deze gelegenheid kan ook eene misstelling in de laatste alinea van art. 4 van de verordening op de invordening van havengeldworden geredresseerddoor ter vervanging van sub lo. achter het cijfer 2 te lezen „laatste alinea". Wij hebben op grond der bovenstaande overwegingen de eer u voor te stellen te besluiten: I. In het besluit tot heffing van eene belasting onder den naam van havengeldvastgesteld den 23 Augustus 1883 goedgekeurd bij koninklijk besluit van 6 October a. v.no. 29, (Gemeenteblad no. 18 van 1883) aan te brengen navolgende wijziging a, achter letter h van artikel 1 te voegen het volgende: „Door inhoud wordt verstaan de ruimte der vaartuigen „bedoeld bij 2 van tabel XVI der patentwet, vastgesteld „bij de wet van den 22 April 1852 (Staatsblad no. 61)" htusschen de woorden „schippers" en „terstond", voor komende in de voorlaatste alinea van art. 1 te voegen de woorden „telkens en" e. ter vervanging van het bestaande art. 2 te lezen Art. 2. Geen regt is verschuldigd 1. „Wegens de vaartuigen, die uitsluitend aan wallen, „niet in onderhoud bij de gemeente laden of lossen of lig-, „plaats hebben. 2. „Wegens vaartuigen, die zonder oponthoud en zonder „te laden of te lossen de gemeente enkel doorvaren „als oponthoud wordt niet beschouwd een verblijf van rniu- „der dan 24 uur; de Zondag wordt niet medegerekend als „laden wordt niet beschouwd het innemen van winkelwareu „voor eigen huishoudelijk gebruik der gezagvoerders „als lossen wordt niet beschouwd het tijdelijk overladen van „een gedeelte der vracht in een ander vaartuigindien dit „noodig blijkt te zijn om den lagen waterstand tenzij het „ligter vaartuig de overgenomen vracht vervoert naar eene „andere plaats dan die, waarvoor het hoofdschip is bestemd. 3. „Wegens vaartuigen niet vallende onder letter g van „art. 1 van minder dan 5 kubieke meter inhoud, mits niet 8

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1885 | | pagina 15