Bijlage no. 18. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden} 1885." 99 VOORSTEL van burgemeester en wethouders van Leeuwardennaar aanleiding eener resolutie van de gedeputeerde staten van Friesland, d.d. 3 September 1885, betref fende de voorgestelde wijziging van het besluit tot heffing eener directe belasting ten behoeve der gemeente Leeuwarden. MIJNE HEEREN! Bij resolutie van 3 September 1885, no. 15, hebben ge deputeerde staten uw besluit van den 25en Augustus 1.1., tot wijziging van het besluit tot heffing eener directe belasting op het inkomenteruggezonden met eene nota van op- en aanmerkingen. Achten gedeputeerde staten eene verhooging van het maximum der te heffen belasting in de begeleidende memorie van toelichting niet voldoende gemotiveerden wordt door dat college nadere uiteenzetting van de noodzakelijkheid dier verhooging gewenscht, in het tweede deel der nota wordt op nieuw aangedrongen op eene wijziging van art. 8 van het vigeerend heffingsbesluit in denzelfden geestals dit ook bij gelijke aanleiding door gedeputeerde staten in 1881 is verlangdmaar door uwe vergadering toen is geweigerd. Wij zijn van meening, dat ter beantwoording der door ge deputeerde staten opgeworpen bezwaren het volgende kan worden aangevoerd I. In de memorie van toelichting welke aan gedeputeerde staten is overgelegd werd hoofdzakelijk gewezen op de ver mindering van gewone inkomsten, welke het gevolg zijno.a. van de vermindering der bijdrage uit 's rijks personeele be lasting van de intrekking der subsidie voor de middelbare school voor meisjesde verminderde bijdrage van het St. Anthony-gasthuis in de verpleging van krankzinnigenvan de verminderde opbrengst der gemeentelijke exploitatie van het aschlandterwijl tegenover die verminderde inkomsten de gewone uitgaven een verhoogd cijfer aantoonenzoodat op die wijze het evenwicht tusschen de gewone inkomsten en gewone uitgaven is verbroken. Ter nadere verduidelijking van deze motiveering voegen wij hierbij een vergelijkend over zicht van de gewone inkomsten en uitgavenzooals die op de begrootingen van 1885 en 1886 zijn uitgetrokken in ver gelijk met de rekening over 1884. Daaruit blijkt, dat de som ter vervanging der uitkeering van het 1 - der rijks per soneele belasting voor 1886 reeds bijna ƒ4000.lager is moeten worden geraamd dan voor 1885. Neemt men nu hierbij in aanmerking, dat dit middel van inkomst in 1874 opbracht ƒ75,789.91 en in 1884 ƒ92,697.wat over tien jaren een verschil geeft van ƒ16,907.dan zal het wel geen verder betoog behoevendat die uitkeeringthans op een onverandelijk cijfer bepaaldals bron van inkomst be langrijk zal verminderendaar de gemeente van alle verdere toeneming der rijks personeele belasting niets meer zal ge nieten. Wat de verminderde opbrengst der gemeentelijke reiniging betreftzoo gelooven wij dat de in de nota door gedepu teerde staten geopperde vraagof de vermindering van in komsten van de faecaliën-verzameling niet te donker is afge schilderd in bepaald ontkennenden zin moet worden beant woord. Die vermindering is het gevolg van de mindere Bijvoegsel behoorende bij de Leeuwarder Courant. opbrengst van den compost. Bij de mindere welvaart der landbouwers ook in de veenkolonie, kunnen dezen de vroegere prijzen voor dit fabrikaat niet meer bestedenterwijl het steeds vermeerderend aanbod van het artikel door de oprich ting van nieuwe soortgelijke exploitatiën ook op kleinere plaatsen bovendien den prijs drukt en zal blijven drukken. De geringere prijs was oorzaak dat in 1884 de ontvang der exploitatie bedroeg 44,013.86, terwijl de uitgaven 41,093.48 beliepen, zoodat de netto opbrengst, in 1883 nog 11,330.38, in 1884 tot 2,920.38 is ingekrompen. Dit is dan ook de redendat wij op de begrooting van 1886 de raming der opbrengsten op dat verlaagd cijfer heb ben moeten baseeren. Terwijl er in de genoemde omstandig heden geene aanleiding kan worden gevonden spoedig eene verbetering van den prijs der compost te verwachten is het wel waarschijnlijk dat de uitgaven der gemeentelijke reini ging door de vermeerderde eischen der hygiëne eer zullen rijzen dan dalen en is het dus te vreezendat de grens van den achteruitgang en de netto opbrengsten der exploitatie der faecaliën-verzameling nog niet is bereikt. Terwijl nu de gewone inkomsten der gemeente om boven genoemde en andere oorzakenvolgens bijgevoegden staat over 1886 in 't geheel bijna 11,000.lager moesten wor den geraamd dan voor 1885is de raming der gewone uit gaven bijna ƒ8,000.hooger, een verschil dus van ƒ19,000, hetwelk langs den gewonen comptabelen weg slechts door eene verhooging van de percentage der belasting op het inkomen kan worden verkregen. Ten einde die verhooging waartoe wij in den tegenwoordigen gedrukten toestand niet dan gedrongen door omstandigheden van onzen wil onafhan kelijk het voorstel dedenbinnen zoo eng mogelijke grenzen te beperken, brachten wij op de ontwerp-begrooting de per centage van 3.52 op 3.95 waardoor de gewone inkomsten met ƒ20,000.worden vermeerderd. Deze verruiming maakt het echter noodzakelijk het bruto te heffen cijfer op ƒ175,173.51 uit te trekken. Had de minder gunstige toestand van handel en nijverheid ons niet gedwongen ons tot het onvermijdelijke te bepalen dan zoude het wenschelijker zijn geweest in plaats van bij 3.95 pet. te blijven de percentage op 4.25 pet. te brengen en daartegenover eene buitengewone aflossing van schuld in evenredigheid van die meerdere heffing voor te stellen, welke dan als buitengewone uitgaaf had opgewogen tegen dat deel uit het saldo van 1884dat nu onder de uitgaven voor bui tengewoon onderhoud wordt versmolten. Uit deze omstandigheid vloeit de wenschelijkheid voort, om, nu toch tot eene verhooging van het maximum van de te heffen belasting op het inkomen moet worden overgegaan het nu te bepalen maximum zoo te stellen dat het bij even tueel te blijken noodzakelijkheid althans eenige zij het dan ook geringe ruimte van verhooging der percentage aanbiedt. Want mocht de noodzakelijkheid van eenige nieuwe gewone uitgaaf in den loop des jaars worden geborenof mocht ons eenige bron van inkomst in dien tijd ontvallen, of mocht men voortgaan aan den nood der schatkist ten koste der ge meente-inkomsten te gemoet te komen in alle die gevallen blijft er niets anders over om in de behoeften voor de ge meentelijke huishouding te blijven voorzien, als eene verhoo ging van de belasting op het inkomen zijnde de eenige min of meer elastische heffingwelke der gemeente alsnog is overgelaten. In verband met die omstandigheden komt het 17

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1885 | | pagina 51