BIJLAGE no. 3
S9BKÖ
Ski
8
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1885.
Wij komen nu in de derde plaats tot een bezwaar door
burgemeester en wethouders geopperd tegen de door ons
voorgestelde regeling van het onderwijzend personeel aan de
naar de ambachtsschool overgebrachte avondschool; een be
zwaar waarvan wij niet zonder eenige bevreemding kennis
namen. Burgemeester en wethouders n.l. kunnen zich niet
vereenigen met ons voorstel om den directeur der ambachts
school aan het hoofd van de gereorganiseerde avondschool te
stellen. Zij meenendat die voorwaarde èn bij den directenr
en de leeraren der burgerdag- en avondschool èn bij de hooge
Regeering ernstig bezwaar zal ontmoeten.
Wij kunnen de reden voor deze meening niet bevroeden.
Volgens ons voorstel zou de cursus der aan de ambachts
school te verbinden avondschool niet dezelfde zijn als die der
tegenwoordige burgeravondsehoolmaar een meer geconcen
treerd leerprogram hebben en een geheel technische cursus
zijn waarbij de teekenvakken de spil van het geheele onder
wijs vormen. Daaruit vloeit voortdat aan het hoofd dier
school een deskundige in die vakken moet staan en wij
kunnen ons niet voorstellen dat dit bij iemand eenig bezwaar
zou kunLen ontmoeten Zeker niet bij den directeur der
burgerdag- en avondschoolwiens studiën op een geheel
ander gebied liggen. Allerminst zeker bij de leeraren der
burgerdag- er. avondschool die eigenlijk met de geheele zaak
niets uitstaande hebben daar zij op eene enkele uitzonde
ring naaan de gereorganiseerde avondschool niet zouden
kunnen worden verbonden. Eu al ware wat ons niet wel
mogelijk voorkomt het toch zoo al droeg de voorgestelde
regeling de goedkeuring van een of ander van hen niet weg
dit zou toch zeker voor den gemeenteraad geen bezwaar zijn,
om de regeling goed te keurenals deze ze goed oordeelde.
Waarom de hooge Regeering ernstig bezwaar zou maken
is ons even min duidelijk. Te 's Gravenhage heeft men bij
eene dergelijke reorganisatie als waarvan hier sprake is met
goedkeuring der Regering, den directeur der ambachtsschool
tot directeur der avondschool benoemd. En te Arnhem is
thans ook een dergelijk reorganisatieplan der burgeravond
school aanhangigwaarbij de inspecteur van het middelbaar
onderwijs, dr. Salverdavoorstelt aan den directeur der Arn-
hemsche ambachtsschool het directeurschap van deu avond
cursus op te dragen. Wat de Regeering nu te 's Gravenhage
en te A rnhem goedkeurtzal zij toch te Leeuwarden wel niet
afkeuren.
Zeker zou ons voorstel allerminst bezwaar ontmoeten met
het oog op den persoon van den directeur der ambachts
school. Vooreerst is deze in het bezit van eene acte van
bevoegdheid voor rechtlijnig teekenen bij het middelbaar
onderwijs en daarom kan uit het oogpunt van bevoegdheid
tegen zijne benoeming als directeur der avondschool zeker
niets worden ingebracht. Maar waar wij bovenal op wijzen
is dat hij aan de ambachtsschool getoond heeft de rechte
man te zijn om het onderwijs voor aanstaande ambachtslieden
te organiseren en te bezielen. De hoedanigheden door hem
daar getoond, maken hem juist tot den aangewezen persoon,
waar het er op aankomt van de avondschool te maken eene
inrichtingdie niet alleen de elementaire opleiding geeft aan
hendie de ambachtsschool niet bezoekenmaar ook aan de
verdere voortzetting der opleiding van aanstaande ambachts
lieden hare krachten wijdt.
Aan het slot van onze opmerkingen gekomenmogen wij
niet nalaten U te wijzen op het groote voordeeldat aan
de overbrenging van het onderwijs der herhalingsschool en
der avondschool naar de ambachtsschool is verhonden. Al
hebben wij gelukkig in den laatsten tijd niet meergelijk
vroegtr, te klagen over gebrek aan orde op de herhalings
school al is de geest der leerlingen er beterhunne belang
stelling in het daar genoten onderwijs laat nog veel te wen-
schen over. Nog altijd wordt het volgen dier lessen door
velen van hen als een taak beschouwdwaaraan zij zich
onderwerpen wijl zij daartoe volgens de statuten der ambachts
school verplicht zijn. Deze toestandvreezen wijaal niet
veranderenvoor het tegenwoordige herhalings-onderwijs als
integreerend bestanddeel hij het onderwijs der ambachtsschool
is opgenomen Dan pas kan het ten volle tot zijn recht komen en
kan het verband met de tegenwoordig aan de ambachtsschool
onderwezen vakken meer dan een doode letter zijn. Maar
ook dan pas zullen de leerlingen het groote belang van dit
onderwijs leeren inzien en zal de tegenwoordige onverschillig
heid voor belangstelling plaats maken. Onder de uitstekende
leiding van den tegenwoordigen directeur der ambachtsschool
mogen we dan een flink ineensluitend theoretisch en prac-
tisch onderwijs verwachten. En wanneer dan de burger avond
school gereorganiseerd aan de ambachtsschool verbonden
niet alleen voor hendie niet aan de ambachtsschool hunne
opleiding genieten de leerschool wordtmaar ook geleidelijk
voor de verdere bekwaming der oud-leerlingen van de am
bachtsschool zorgt, dan voorzeker zal de plaats onzer inwo
ning zich kunnen beroemen op het gebied van het ambachts-
onderwijs andere gemeenten ten voorbeeld te zijn.
Het Beduur der vereeniging Tde Ambachtsschool"
te Leeuivarden
E. ATTEMA Voorzitter.
J. ZAAIJER Az.Secretaris.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1885.
VOORSTEL der raadscommissie voor het
ontwerpen van strafverordeningen tot vast
stelling eener ontwerp-verordening tot voor
ziening tegen en bij brand in de gemeente.
Wij hebben de eer u hierbij aan te bieden eene ontwerp-
verordeniug tot voorziening tegeu en bij brand, ter vervanging
van de bij raadsbesluit van 4 April 1865 vastgestelde ver
ordening van politie ter voorkoming en blussching van brand.
Het zal u blijken dat het ontwerp in meer dan één opzigt
van de bestaande verordening verschilt.
Zoo bevat het ontwerp geene bepalingen omtrent
1 het bewaren enz. van buskruit, vuurwerk en schietkatoen,
het koken van olie en het smelten van smeerniet bestemd
tot huiselijk gebruikhet raffineren van zwavel en salpeter
het maken van vermiljoen, vernis, terpentijn enz. (artt. 2127
en 32 der bestaande verordening)
2. het bewaren enz. van petroleum (artt. 2831 alsboven.)
In al deze onderwerpen is sedert lang bij de wet voorzien.
Het geschiedde bij die van 2 Junij 1875 Staatsblad no. 95)
tot regeling van het toezigt bij het oprigten van inrigtin-
geu welke gevaarschade of hinder kunnen veroorzaken.
Voorts zijn omtrent het vervoer, den in-, uit- en door
voer verkoop en opslag van buskruit en andere ligt ontvlam
bare of ontplofbare stoffen nadere bepalingen vastgesteld bij
de wet van 26 April 1884 (Staatsblad no. 81).
Ingevolge art. 150 der gemeentewet is de gemeenteraad
dus onbevoegdte dezen aanzien bepalingen vast te stellen.
Wel is de bij art. 1 van laatstgenoemde wet bedoelde algemeene
maatregel van inwendig bestuur nog niet vastgesteld, doch,
gelijk onlangs uit de dagbladen is gebleken, is die maatregel
reeds sinds geruimen tijd in voorbereiding en mag zijne uit
vaardiging waarschijnlijk eerlang worden tegemoet gezien.
Daarentegen behelst het ontwerp verscheidene voorschriften,
die in de bestaande verordening niet voorkomen.
Zij betreffen de voorzorgen
1tegen brand in schepen beladen met petroleum of andere
ligt brandbare of ligt ontplof bare oliën of stoffen (art. 2226);
2. tegen en bij brand in localiteiten, waarin openbare ver
makelijkheden worden gegeven (artt. 3847).
De gebiedende noodzakelijkheid tot het vaststellen van zoo
danige voorschriften zal wel algemeen worden erkend.
Wat petroleum eu andere dergelijke oliën aangaat, hebben
de elders bij herhaling voorgekomen gevallen van brand aan
boord van met deze stoffen beladen schepen doen zien, welke
groote rampen daarvan het gevolg kunnen zijn. Zooals nu bekend
isworden ook te Leeuwarden vóór en na belangrijke hoe
veelheden petroleum in schepen aangevoerd. De gemeente
raad zou daarom moeijelijk langer tegenover de ingezetenen
zijn verantwoord indien hij niet bij deze gelegenheid maat
regelen voorschreef, om dergelijke rampen, zooveel mogelijk,
te voorkomen. Wij vleijen ons, dat het ontwerp te dien
«anzienook wat het toezigt betreftalles bevat, wat, zonder
de gestrengheid te ver te drijvennoodig is.
In niet mindere mate eischt het publiek belang, strenge
bepalingen te maken ter voorkoming van brand in localitei
ten waarin openbare vermakelijkheden worden gegeven en,
zooveel mogelijkte voorzien in de gevallendat desniette-
bljyofflsh. bbboorwdh bu d« llrïïwardrr courant.
min brand mogt ontstaan. Bepalen zich b>j brand in met
petroleum enz beladen schepen de gevolgenalthans mees
tentijds hoofdzakelijk tot de vernietiging van eigendommen
anders is het gelegen met brand in schouwburgen en derge
lijke localiteiten. Daarbij is de schade aan eigendommen dik
wijls slechts van ondergeschikt belangin vergelijking van
de ontzettende gevolgen door het verlies van menschenlevens
teweeg gebragt. Ook hier leveren andere plaatsen soms dag
op dag, berigten die wel in staat zijn, de aandacht op dit
hoogst gewigtig punt te vestigen en maatregelen ter voorzie
ning te nemen.
Iu verscheidene gemeenten van ons land is dit dan ook
reeds ingezien. Daar zijn plaatselijke verordeningen vastge
steld dienaar men mag vertrouwenzoo goed mogelijk
de zaak regelen en ons dan ook bij het opmaken der voor
deze gemeente noodig geoordeelde bepalingen tot rigtsnoer
hebben gestrekt. Wordt slechts streng de hand gehouden
aan de vast te stellen voorschriften dan zal niet alleen het
ontstaan van brand in schouwburgen enz. kunnen worden
voorkomenmaar zullen ooknaar wij ons vleijenindien
zichin weerwil van alle voorzorgde gevreesde ramp toch
voordoet, de verschrikkelijke gevolgen daarvan of wegblijven
óf van veel minderen omvang zijndan anders zeer zeker het
geval zou wezen. Het kan niet worden ontkend dat door
de voorgedragen bepalingen een niet geringe last wordt ge
legd op hendie openbare vermakelijkheden doen houden in
schouwburgenconcertzalen schouwburg- of paardrijdersten
ten doch eigenlijk zullen zij er ten laatste slechts bij kunnen
winnenindien bij het publiek de zekeiheid bestaatdat die
localiteiten kunnen worden bezochtzonder dat met genoeg-
zamen grond vrees behoeft te bestaan voor het ontstaan van
branden datzoo dergelijke ramp al mogt voorkomen, voor
de veiligheid ook verder het noodige is tot stand gebragt.
Gelijk voorts bekend isis reeds thans meer dan één van de
bedoelde localiteiten te dezer stede in meerdere of mindere
mate op den bij het ontwerp voorgeschreven wijze ingerigt
zoodat de last ten slotte zal blijken minder groot te zijn
dan oppervlakkig wel schijnt.
De verdere bepalingen van het ontwerp vorderen weinig
toelichting. In hoofdzaak vindt men ze reeds in de bestaande
verordening. Wij hebben nogtans gemeend, de voorschriften
ter voorkoming van brand in gebouwen eenigszins te moeten
verscherpen. Zij 't ookdat onze gemeente gelukkig veelal
voor groote branden wordt bewaard, dit mag, onzes inziens,
den raad niet terughoudenin dezen te doen wat in zijn ver
mogen is. Wordt naar behooren de hand aan de verordening
gehouden dan zalnaar wij meenen te mogen aannemen
de toestandwaarop wij wezenin het vervolg nog gunstiger
worden.
Verder is de redactie van de meeste overgenomen artikelen
gewijzigd enwaar dit noodig bleek te zijnverduidelijkt.
Leeuwardenden 12 Januarij 1885.
De Commissie voor het ontuerpen van strafverordeningen
P. LYCKLAMA a NIJEHOLT.
A. DU PARC.
J. L. var SLOTERDIJCK.
C. W. A. BUMA.
MINNEMA BUMA.