BIJLAGE no. 14.
5
Bijlagen tot liet verslag der handelingen
Nota van den heer J. Troelstra omtrent de ont
werp-verordening op de gemeentelijke bewaar
scholen benevens amendementen op eenige
artikelen dier verordening.
Den Heer Voorzitter van den Gemeenteraad.
Naar mijne meening heeft de raadscommissie tot regeling
van het voorbereidend onderwijs aan de gemeentelijke bewaar
scholen zich op een minder juist standpunt geplaatst, wat be
treft eenige bepalingen in de ontwerp-verordening op de
gemeentelijke bewaarscholen, voor zoover die met het benoemen
eener commissie vau bijstand in verband staan.
De commissie zegt in de toelichting op de ontwerp-verordening:
„Ofschoon in de aan uwe commissie verstrekte opdracht niet
//lag opgeslotenmede te ontwerpen eene verordening tot re-
r/geling van den werkkring van de vaste raadscommissie, heeft
//zij het toch dienstig geoordeeld, ook dit punt voor te berei
dden. Deze regeliug toch hangt nauw zamen met die van de
//bewaarscholen zelve. Bovendien zal nu de taak van burge
rmeester en wethouders vergemakkelijkt en tegelijkertijd de
^afdoening der zaak bespoedigd worden/'
Zeker heeft de commissie door het indienen van het hier
bedoelde ontwerp de taak van burgemeester en wethouders
vergemakkelijktmaar zij hadnaar mijne meening in de
grond-verordening geene bepalingen moeten opnemendie
heenwijzen op het instellen van eene commissie van bijstand
en allerminst bij art. 22 die commissie in het leven moeten roepen.
Art. 54, 2e alinea der gemeentewet bepaalt, dat de raad
aan vaste commissiën zijner leden kan opdragen, burgemeester
en wethouders in het beheer van bepaalde takken van de
huishouding der gemeente bij te staan doch alleen op voor
dracht van burgemeester en wethouders.
Blijkbaar heeft de wetgever zich voorgestelddat de taak
van het dagelijksch bestuur voor het beheer en de uitvoering
van sommige zaken te zwaar zou kunnen zijn.
Maar de beoordeeling daarvan heeft hij aan het dagelijksch be
stuur zelve overgelaten. Hieruit volgt m. i. niet alleendat
burgemeester en wethouders hebben te beoordeelen of zij bij
stond noodig achten, maar ook, hoever die bijstand moet gaan.
In den regel zullen dus de voorstellen voor de regeling der
werkzaamheden van eene commissie van bijstand van burge
meester en wethouders moeten uitgaan maar mede volgt uit
den gemeenteraad te Leeuwarden, 1880.
deze beschouwingen, dat in eene grond-verordening geen sprake
kan zijn van eene commissie van bijstand.
Dat reeds op 14 Augustus 1884 op voordracht van burge
meester en wethouders is besloten tot het instellen van eene
commissie van bijstand, doet in. i. aan de juistheid dezer r e-
nering met betrekking tot de onderwerpelijke verordening niets
te kort.
Zoo men zich hierop wilde beroepen zou ik antwoorden
waarom dan niet, vooral nu art. 22 reeds bepaalt dat er eene
vaste raadscommissie zal zijn, direct en volledig in de grond-
verordening alles opgenomen, wat die commissie heeft te doen.
In de artt. 11, 13, 15, 18 en 20 wordeu telkens de
woorden //door of van wege burgemeester en wethouders" ge
bezigd, en ziet men de verordening, regelende den werkkring
van de vaste raadscommissie in, dan bemerkt men, dat in
al die gevallen niet burgemeester en wethouders, maar de
raadscommissie zal handelen,
Van tweeën één dus of in de grond-verordening moet op
genomen worden alles wat de raadscommissie heeft te doen
bf zij moet er geheel buiten gelaten worden.
Dit laatste komt mij voor het juiste standpunt te zijn, om
welke reden ik de eer heb de volgende amendementen in te
dienen op de verordening op de gemeentelijke bewaarscholen
Art. 11. In de 2e alinea te roieeren de woorden //of van
wege."
Art. 13. In de 2e alinea te roieeren de woorden: //door
of van wege burgemeester en wethouders."
Art. 15. De le alinea te roieeren. In de 2e alinea tus-
schen de woorden //toelating" en //wordt" te voegen „tot
de scholen der tweede en derde klasse."
Art. 17 te doen vervallen.
Art. 18. De laatste alinea te doen vervallen.
Art. 19. De aanhef te lezen als volgt: //Buiten de va-
cautiën wordt er" enz.
Art. 20 te doen vervallen.
Art. 22 te vervangen door de volgende bepaling: „Behou
dens het bepaalde in de vorige artikelen is verder het geheele
beheer der bewaarscholen opgedragen aan burgemeester en
wethouders.
Gaarne zal ik die amendementen voor zooveel noodig verder
mondeling toelichten.
Het Lid van den Raad
13 September 1886. J. TROELSTRA.
GEDRUKT BIJ L. G. L. HOEK ST EI N TE LEEUWARDEN.