Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1S87.
Gedeputeerde Staten, zoomede van het ter inzage liggen in
het vorige artikel bedoeld geschiedt kennisgeving op de wijze
in art. 3 omschreven en onder mededeeling van de bepaling,
opgenomen in het volgende artikel.
Art. 11.
Binnen drie weken na de in het vorige artikel bedoelde ken
nisgeving kunnen bij Gedeputeerde Staten bezwaarschriften te
gen den legger worden ingediend.
Art. 12.
De legger wordt door Gedeputeerde Staten, na onderzoek van
de bezwaarschriften en naar de hierop gevolgde beslissingen,
definitief vastgesteld en ten blijke hiervan gewaarmerkt.
Gedeputeerde Staten geven aan het gemeentebestuur kennis
van de definitieve vaststelling van den legger en van de daarin
door hennaar aanleiding van de ingekomen bezwaarschriften t
aangebragte veranderingen of aanvullingen.
Op verlangen van Gedeputeerde Statengeschiedt gelijke
kennisgeving, door tusschenkomst van het gemeentebestuur, aan
hendie bij Gedeputeerde Staten bezwaarschriften hebben
ingediend.
Art. 13.
Binnen veertien dagen na de terugontvangst van den door
Gedeputeerde Staten definitief vastgestelden legger wordt hij
door burgemeester en wethouders afgekondigd bij openbare
kennisgeving op de wijzein art. 3 omschreven.
Art. 14.
De legger treedt in werking acht dagen na zijne afkondiging.
Art. 15.
Een ieder is bevoegd, ter secretarie inzage te nemen van den
legger en afschriften of uittreksels daarvan op zijne kosten te
vorderen
Art. 16.
De vastgestelde legger wordt telkensna verloop van vijf
jarendoor burgemeester en wethoudersmet inachtneming
van de bepalingen, vervat in de artt. 215, aan eene her
ziening onderworpen.
Art. 17.
Bij overgang van den eigendom van of van een zakelijk regt
op onderhoudpligtige perceelen of ingeval van het vestigen van
zoodanig regt wordt door burgemeester en wethouders ambts
halve of op verzoek van belanghebbendenmet inachtneming
der bepalingen van artt. 2 15, de vereisebte wijziging van den
legger bevorderd.
Art. 18.
Met geldboete van ten hoogste vijftien gulden wordt gestraft
hij, die, hetzij hij al of niet met het onderhoud van het betrok
ken werk is belastplaveijen of kunstbedden van de openbare
straat geheel of gedeeltelijk wegneemt of schendtal ware het
ook door het wegbreken of wegnemen van enkele steenen
tenzij het een of ander geschiede met vergunning van of namens
den burgemeester en met opvolging van de door of namens
dezen aan de vergunning te verbinden voorwaarden.
De bovenstaande bepaling is mede van toepassing op hem
die een gedeelte van het plaveisel van de openbare straat wenscht
op te nemen tot het plaatsen van steigerwerken of dergelijke of
tot het herstellen van in die straat gelegen riolen of andere
werken.
Art. 19.
Met geldboete van ten hoogste vijf gulden wordt gestraft
1°. hij, die bij het reinigen van de openbare straathet
plaveisel daarvan op eenige wijze zelfs door het wegspoelen
van het zand of andere zelfstandigheden, tot verbinding van het
plaveisel dienende beschadigt
2°. hijdie nieuw gevloerde straten gedurende de eerste
vier weken nadat het vloeren heeft plaats gehad schrobt.
Art. 20.
Met geldboete van ten hoogste tien gulden wordt gestraft
1°. hij, die van de met klinkersteenen bevloerde openbare
straat of gedeelten daarvan gebruik maakt met paarden of met
voer- of rijtuigenmet een of meer paarden bespannen, tenzij:
a. ingeval van dringende noodzakelijkheid bij het uitwijken
voor anderenof het naderen tot een bepaald^ erf', waarheen
dat rij- of voertuig is bestemd
b. indien de straat over hare geheele breedte of in het mid
den met klinkertsteenen is bevloerd
2°. hijdie met paarden ezels runderen of eenig ander
veeof met rij- of voertuigen van twee of meer wielen voor
zien uitgezonderd kinderwagens met de hand voortbewogen
of door bokken getrokken gebruik maakt van eenige andere
door burgemeester en wethouders uitsluitend voor voetgangers
aangewezen openbare straat.
Art. 21.
Hij die een hand- of kruiwagen over een trottoir of een
met klinkertsteenen bestraatlangs de huizen loopendvoet
pad voert, daarover een vat rolt of daarop met een wieier rijdt,
wordt gestraft met geldboete van ten hoogste tien gulden.
Art. 22.
Met geldboete van ten hoogste tien gulden wordt gestraft
1°. hij, die over eene beweegbare brug anders dan stapvoets
rijdt
2°. hijdie zich bevindt of begeeftof paardenezels
runderen of eenig ander vee drijft of met een voertuig komt
op eene beweegbare brug, nadat zij losgemaakt of vóórdat
zij geheel vastgezet is
3°. hijdie eene beweegbare brug opent of pogingen daar
toe doet.
Deze laatste bepaling geldt niet voor de brugwachters of den
hunnentwege met de bewaking der brug belasten persoon.
Art. 23.
Hijdie op eene beweegbare brug loopt nadat zij losgemaakt
en vóórdat zij geheel vastgezet iswordt gestraft met eene
geldboete van ten hoogste vijf gulden..
Art. 24.
Hijdie over grasperken van openbare plantsoenen en
wandelwegen of over kantzoden ot bermen van openbare
wegen voet- of bijpaden maaktdaarover gaatrijdt of paar
den ezels, runderen of eenig ander vee daarop leidtdrijft of
laat loopenwordt gestraft met geldboete van ten hoogste
tien gulden.
Art. 25.
Hij die paardenezels runderen of eenig ander vee langs
openbare beplantingen of wegen laat grazenwordt gestraft
met geldboete van ten hoogste tien gulden.
Art. 26.
Hij, die hoenders, ganzen, een jen, kalkoenen of ander pluim
gedierte laat los loopen op de openbare straatwordt gestraft
met een geldboete van ten hoogste vijf gulden.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1887.
Deze bepaling geldt niet voor hemdie van den burgemees
ter vergunning heeft bekomen tot het drijven van ganzen of
kalkoenenom ze door of in de gemeente te vervoeren.
Art. 27.
Met geldboete van ten hoogste tien gulden wordt gestraft
1°. hijdie opgaande boomen op de openbare straat snoeit
of laat snoeijenzonder daartoe geregligd te zijn;
2°. hij, die in openbare plantsoenen in boomen klimt,
het plantsoen of de bloemperkenleuningenpalen of raster
werken beschadigt, zoden af- of uitsteekt, of daar in den grond
graaft, zonder daartoe geregtigd te zijn.
Art. 28.
Hijdie tegen op de openbare straat staande boomen of
antaarnpalen of tegen leuningen van bruggen karpetten, loopers of
matten uitklopt, wordt gestraft met geldboete van ten hoog
ste vijf gulden.
Art. 29.
Hijdie touwenkettingen of metaaldraden vastmaakt of
vastheeft aan op de openbare straat staande boomen, lan
taarnpalen, palen van beschoeijingen, stekken of palen of aan leu
ningen vait bruggenwordt gestraft met geldboete van ten
hoogste vijf gulden.
Art. 30.
Hydie met haken of kloeten steekt in op de openbare
straat staande boomen bruggen pijpen stekken palen leu
ningen of in het metselwerk van bruggen pijpen of wallen
wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijf gulden.
Art. 31.
Hijdie ankerspuntijzers of dreggen in de openbare straat
plaatsthetzij om vaartuigen vast te leggenhetzij om die
voort te winden of te trekkenwordt gestraft met geldboete
van ten hoogste vijf gulden.
Art. 32.
Hijdie een openbaar water uitleikt of daaruit modder
steenen of dergelijke voorwerpen verzameltwordt gestraft met
geldboete van ten hoogste vijf gulden.
Deze bepaling geldt niet voor de in art. 1 bedoelde on-
derhoudpligtigenten aanzien van de daarbij genoemde wer
ken, en voor de van wege de gemeente of de provincie met het
in het le lid van dat artikel omschreven werk belaste personen.
Art. 33.
Hij, die anders dan 's voormiddags tot twaalf uur de straat
schrobtglazenaan de openbare straat gelegenaan de bui
tenzijde wascht of kleedenloopersmatten of karpetten op
de openbare straat klopt of uitslaatwordt gestraft met geld
boete van ten hoogste vijf gulden.
Art. 34.
De hoofdbewonergebruikereigenaar of beheerder eener
woningdie nalaatop aanmaning van de ambtenaren van
politie of van die der stadsreinigingde goten nevens zijne
woning onverwijld van sneeuwijs of vuilnis te zuiveren en te
zorgendat de afloop van het water door die goten niet worde
gestremdwordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijf
gulden.
Art. 35.
Hij die steenen asch stroobiezen mest of eenig ander
vuilnis op de openbare straal of op stoepen werpt of in open
bare wateren of op het ijs werpt of veegtwordt gestraft met
geldboete van ten hoogste tien gulden.
Art. 36.
Hij die aschstroobiezenmest of eenig ander vuilnis in
emmers, vatenbakken of dergelijke voorwerpen ook al zijn
deze overdektop stoepen of op de openbare straat nederzet
wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijf gulden.
Hiervan zijnonder de bepalingen van het volgende artikel
uitgezonderd de asch- of vuilnisemmersvaten bakken of an
dere dergelijke voorwerpen bestemd om door de van wege de
gemeente aangestelde bedienden bij de stadsreiniging te worden
geledigd.
Art. 37.
Hijdie zijne asch- of vuilnisemmers, vatenbakken of der
gelijke voorwerpen door de bij het vorige artikel gemelde be
dienden bij de stadsreiniging verlangt te hebben geledigd, mag,
behoudens het bepaalde bij het volgende artikeldie voorwer
pen behoorlijk overdektten hoogste een half uur vóór den
gewonen tijd van de komst dier bedienden in zijne buurt op
zijn stoep of op den wal vóór zijn huisofwaar geen stoep
of wal is op de straat tegen den voormuur van zijn huis plaat
sen.
Hijdie deze voorwerpennadat deze zijn geledigdniet on
middellijk daarna binnen 's huis neemtwordt gestraft met
geldboete van ten hoogste vijf gulden.
Art. 38.
Hij die zelfs tot het eindebij het vorige artikel vermeld
na des middags twaalf uur asch- of vuilnisemmers, vaten, bak
ken of dergelijke voorwerpen op stoepen of op de openbare straat
zet of aldaar laat staanwordt gestraft met geldboete van ten
hoogste vijf gulden.
Art. 39.
Hijdieniet tot de in art. 36 bedoelde bedienden be-
hoorendeasch of vuilnis uit de op stoepen of op de openbare
straat neergezette asch- of vuilnisemmers, vaten, bakken of der
gelijke voorwerpen ophaalt of deze ledigt, wordt gestraft met
geldboete van ten hoogste tien gulden.
Art. 40.
Hijdieniet tot de in art. 36 bedoelde bedienden be-
hoorendena negen uur des voormiddags binnen de bebouwde
kom der gemeente asch of vuilnis aan de huizen ophaalt of
vervoertwordt gestraft met geldboete van ten hoogste tien
gulden.
Art. 41.
Wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijftien gulden:
1°. hij die bij het ophalen of vervoeren van asch of vuil
nis behalve stalmestlangs de openbare straat binnen de be
bouwde kom der gemeente, van andere, wagens, schuiten of
voertuigen gebruik maaktdan die ingerigt zijn volgens de door
den burgemeester te geven voorschriften
2°. hijdie deze wagensschuiten of voertuigen meer dan
strijkelings vol laadt ennadat de te vervoeren stoffen daarin
zijn gebragtniet telkens sluit of overdekt
3°. hijdie bedoelde wagens schuiten of voertuigen in ge
bruik stelt, indien zij niet vooraf door den directeur der stads
reiniging in tegenwoordigheid van den commissaris of een in
specteur van politie, geschouwd en van een teeken van goed
keuring voorzien zijn
4o. hij die nalaatzoodanige wagensschuiten of voertui
gen alle drie maanden, op door de sub 3°. van dit artikel ge
noemde ambtenaren te bepalen tijd en plaatsaan dezen ter
herkeuring aan te bieden of die verder gebruikt, indien zij niet
op nieuw zijn goedgekeurd.
Op hendie de eigen asch of vuilnis uit hunne huizen naar
elders willen vervoerenzijn de bepalingen van al. 1 3 en 4
van dit artikelten aanzien van de daartoe te bezigen vervoer
middelen niet van toepassing.