Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1887.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1887.
VI. Verordening, regelende de politie op de openbare ver
makelijkheden plaatsen van vereeniging van personen en ver
lotingen.
Art. 11.
Zie de toelichting op art. 9 der verordening sub I.
VII. Verordening regelende de politie op den in- en ver
voer den verkoopt enz. van dood vee en van vleeschvisch en
vruchtenwaarvan het gebruik voor de gezondheid schadelijk
kan zijn.
Art. 3.
Zie de toelichting op art. 9 der verordening sub I.
r
Art. 6.
Politiebcdienden zijn niet onder de ambtenaren, maar onder de
beambten te rangschikken. Toevoeging van dit laatste woord is
daarom wensclielijk.
Art. 7.
Het laatste lid is in overeenstemming gebragt met de slot
woorden van het nieuw art. 101 der gemeentewet (art. 24 der
invoeringswet).
VIII. Verordening op de marktpolitie.
Art. 46.
Zie de toelichting op art. 9 der verordening sub I.
IX. Verordening, regelende de verpligting tot kennisgeving van
de verhuizingen binnen de gemeente.
In deze verordening behoefde alleen de strafbepaling te worden
gewijzigd.
X. Verordening van politie op het leggen der schepen en op
de scheepvaart.
Art. 30.
Zie de toelichting op art. 9 der verordening sub I.
Ait. 34.
Voor het weglaten der slotwoorden „alles onverminderd de
verpligting tot schadevergoedingzoo daartoe termen bestaan"
wordt verwezen naar de toelichting op art. 8 der verordening
sub. I.
XI Verordening tot voorziening tegen en bij brand.
Artt. 34 en 35.
Bij art. 446 van het wetboek van strafregt wordt o. a. straf
baar gesteld het weigeren van door de openbare magt gevorderd
hulpbetoon bij het bestaan van gevaar voor de algemeene vei
ligheid van personen of goederen. Ontegenzeggelijk behoort de
burgemeester onder de „openbare magt" en is bij brand het
hier bedoelde „gevaar" aanwezig.
De woorden „den burgemeester of" in art. 34 en „de burge
meester of' in art. 35 moeten derhalve vervallen. Voor het
overige dient het art. te worden behouden daar al ligt de op-
perbrandmeester zou kunnen worden geacht, niet onder de.
„openbare magt" te behoorén.
Zij het ten overvloedewordt intusschen voorgesteld beide
artikelen te doen beginnen met de in twijfelachtige gevallen ge
bruikelijke formule „Onverminderd enz."
Art. 48. I De gemelde wijzigingen braglen mededat de verordening
I hare meeste artikelen min of meer belangrijk moest worden
Zie de toelichting op art. 9 der verordening sub 1. Bngewerkt. Daar ook de overige artikelen, uit anderen hoofde,
■ijziging noodig maakten en bovendien nog eene aanvulling in
XII. Verordening op het aanleggen onderhouden engebrube|ang dcr volksgezondheid zeer wenschelijk werd geacht,
ken der openbare ijsbanen. Beenden wij eene geheel nieuwe verordening te moeten op-
Art. 9. Baken.
Zie de toelichting op art. 9 der verordening sub I.
B. Verordening tot voorkomingwering en beteugeling
Art. 1.
oud.
zich slechts tot de aangetaste kinderen zal
niet meer van „woning enz" te worden ge-
Art. 2.
besmettelijke ziekten. I Zie artt. 1 en 2
Bij het nagaan dezer verordening stelden wij ons twee vrager» Nu het verbod
1°. Of nog langer speciale voorzieningen noodig waren voor kinklcpalen behoeft
hoest en hoofdzeer of andere huidziekten, en of niet aan burgemeestAroken.
en wethouders kon worden overgelaten, te dien aanzien in de veroiT
dening omtrent de orde en tucht op de scholen van openbaar lagd
onderwijs eene bepaling op te nemen, gelijk laatstelijk, bij huL
besluit van 15 Mei 1886 (Gemeenteblad no 14), was geschied oilhot arl' 3 oud bedoelde verbod aan onderwijzers of
trent herbaalde of voortdurende storing van het onderwijs? Indorwijzeressen lag opgesloten, dat zij kennisgeving ontvingen
2». Of, zoo deze vraag ontkennend moest worden beantwoord' he' ontstaan van kinkhoest in eene woning enz., waarin
dan toch nog langer behoud noodig was van het voorschriftd sc 100 óaam o m erL'n ICV1" cn*
het bezoek van scholen aan al de kinderen uit eene woning enJ Daar he'. ïerb,od thana ud d° verordening zelve zal vo gen
t r. i ii i i- tS het noodig, dat aan de hoofden of bestuurders der scholen
waarin zich kinkhoest heeft geopenbaard, dus ook van die, IM b'4
Mm de in art. 1 voorgeschreven kennisgeving mededeeling worde
welke de ziekte niet is waargenomen, zou kunnen worden vei« i in-
■'(laan. Anders zouden zij van het bestaan der ziekten alligt
heel onkundig blijven. Hen dan nog strafbaar te stellen we
boden
De vereeniging ter bevordering van volksgezondheid, door onB 1C'
,,|ciis het toelaten der kinderen in de scholenzou in de hoog-
geraadpleegd was van gevoelen, wat het eerste punt betreiir
dat dit gevoegelijk bij de verordening van orde en ontucht koBe ma e omeS vaar 'o zlJn-
worden geregeldomdat de bedoelde ziekten inderdaad storen! ^rt 3
op het onderwijs kunnen werkenen, wat het tweede punt aai!
gaatdat het gemelde voorschrift werkelijk als onnoodig was tl Met het oog op dc belangrijke verzachting van den verbodsr
beschouwen. Hoofdzeer en andere huidziekten echter zou ^iftaatrcgelkan hij thans gerust gebiedend worden voorgeschre-
door een geneeskundige wenschen te zien geconstateerd ter vooiA,,, j)e verantwoordelijkheid van burgemeester en wethouders
koming van mogelijke willekeurige handelingen van het hoolA^ dan tevens weg>
der school. I eigenlyke toelaten der leerlingen in de scholen geschiedt
Bij nadere overweging intusschen kwamen wij tot het beslui»^ door de onderwyzers of onderwijzeressen maar door de
dat voorziening m het eerste punt door den raad ook verder we,|uofdcn of bestuurders der scholen. Ook in navolging van art.
schelijk was te achten. Wel is waar werken de bedoelde zitt|5 der wel Yan 4. December 1872 (Staatsblad no. 134) zijn
ten storend op liet onderwijs de hoofdreden waarom de bepaliii|aat.om de woorden .hoofden of bestuurders van scholen"
destijds in de verordening werd opgenomen was, gelijk ha;
ge-
Waar thans de hoofden of bestuurders verpligt worden de
[inderen af te wijzenmag het ten eenenmale overbodig wor-
geachtook nog een verbod voor de kinderen of liever
ior de ouders of voogden van dezen vast te stellen.
Ten aanzien van den termijn voor de opheffing van het ver-
Art. 4.
Zie art. 4 oud.
I In overeenstemming met het advies van de vereeniging voor
Jolksgezondlieid zijn de woorden „volgens verklaring van een
Jeneeskundige" ingelascht.
Art.
titel genoegzaam aanduidtvoorkomingwering en beteugelm
van besmettelijke ziekten.
Dat nu niet alleen kinkhoest, maar ook hoofdzeer en andc
huidziekten van besmettelijken aard zijn, wordt door de genet ^0(
kundigen erkend.
Wat kinkhoest betreftspreken hier de cijfers trouwens "flo.1 wordt verwezen naar art. 3 oud.
duidelijk mogelijk. Gemiddeld sterven in ons land veel meer mei
schen (grootendeels kinderen) aan kinkhoest, dan aan maz
len en zelfs aan roodvonk. Voor Friesland en ook voor Len
warden geldt dit eveneens. Blijkens de verslagen van het gi
neeskundig staatstoezigt over de jaren 1880 tot en met 1884
stierven in deze vijf jaren gemiddeld per jaar aan
mazelen in Nederland 1246, in Friesland 102, in Leeuwarden f
roodvonk 486, 33,
kinkhoest 1459, 145, l!
Hierbij dient in het oog te worden gehouden, dat in sommige dez<
jaren mazelen en ook roodvonk nog wel epidemisch voorkwamei
Naar het ons voorkwamwas daarom het behoud van h
voorschrift op den tegenwoordigen voet alleszins te verdedigc
Wat echter den doorslag gaf, was, dat werd het voorschr
in de verordening van orde en tucht opgenomen het alleen o|
de openbare lagere scholen van toepassing zou zijndaar dez
verordening slechts voor deze s.cholen geldt. Alle andere scho
lendus ook de bewaarscholenzouden van den maatregel zij:
uitgesloten. Gelijk echter wel geen betoog zal vereischen, woni
de maatregel in de hoogste mate gevorderd juist voor de laat
ste soort scholenomdat deze worden bevolkt door kinderci
van een leeftijdbij welke kinkhoest den meest vruchtbarci
bodem vindt.
Intusschen waren wij het met de genoemde vereeniging eens, da
de thans bestaande bepaling volgens welke aan alle kinderen d
eene woning enz., waarin zich kinkhoest heeft geopenbaard, het be
zoek van scholen kan worden verboden, diende te vervallen en zi
dus alléén toepassing moest erlangen voor de aangetaste kindereri
Zie art. 5 oud.
Zoogenaamde „kleinkinderscholcn" kent men in deze gemeente
iet. Zij dragen hier allen den naam van „bewaarscholen".
Het woord „kleinkinder" kan daarom vervallen.
Ter
teachl
Ben.
Art. 16.
inlichting van de ingezetenenwordt het wenschelijk
de bij dc wet genoemde ziekten bij name te vcrmel-
Art. 7.
Behoudens verbetering van redactie, gelijk aan art. 7 oud.
Deze bepaling is
Biet voorkomen van
Art. 8.
hoogste wenschelijk. Zij strekt tot
verspreiding der smetstof gedurende
het gedeelte van den dagwaarop het verkeer op de openbare
straat het drukst is. Inzonderheid ook geldt dit van de school
gaande kinderen. Juist toch gedurende den tijddat deze zich
's morgens naar de scholen begeven, worden veelal kleeden
enz. op de straat uitgeklopt of uitgeslagen.
Art. 9.
Gelijk aan art. 9 oud, behoudens verbetering van redactie.
De beambten van de stadsreiniging zijn al zeer weinig in dc
gelegenheid, voor de naleving der verordening te zorgen. De
opdragt hiervan aan hen is daarom weggelaten.
Art. 10.
Zie art. 10 oud.
Voor het weglaten der strafbepaling voor de ouders of
voogden wordt verwezen naar de toelichting op art. 33®
alinea.
Er blijft thans van de strafverordeningen alleen nog de ver
ordening op het bouwen en inrigten van woningen zoomede
tegen het bewonen van voor de gezondheid nadeelige woningen
ter herziening over. Deze is bij ons in overweging. Wij stel
len ons vooru eerlang ook een ontwerp daarvan ter vaststel
ling aan te bieden.
Leeuwarden, den 14 Junij 1887.
De Commissie tot het ontwerpen van strafverordeningen
P. LYGKLAMA a N1JEHOLT.
A. DUPARC.
J. L. VAN SLOTERDIJCK.
MINNEMA BUMA.
J. G. MEIJER.
I. De raad der gemeente Leeuwarden
Overwegende dat ertengevolge van de invoering van het
wetboek van strafregtnoodzakelijkheid bestaat tot herziening
der verordening van politie op het begraven en de begraaf
plaatsen in de gemeente Leeuwarden, vastgesteld bij raadsbesluit
van 23 Maart 1870 (Gemeenteblad no. 3), gewijzigd bij raads
besluit van 24 April 1873 (Gemeenteblad no. 10)
Gezien artt. 7, 8, 26 en 28 der wet van 10 April 1869
(Staatsblad no. 65) en art. 24 der wet van 15 April 1866
(Staatsblad no. 64)
Besluit
Art. 8 der genoemde verordening te lezen als volgt:
De overtredingen van de bepaling dezer verordening worden
gestraft
die van artt. 1 2 en 3 met geldboete van ten hoogste f 25
die van artt. 45 en 6 met geldboete van ten hoogste f 15.
In art. 9 der genoemde verordening de woorden „aan den
commissaris en" te doen vervallen.
Aldus vastgesteld enz.
II.' De raad der gemeente Leeuwarden
Overwegende dat er tengevolge van de invoering van het
wetboek van strafregt, noodzakelijkheid bestaat tot herziening
der verordening betreffende de verdeeling der gemeente Leeu
warden in wijken en de nummering der gebouwen vastgesteld
bij raadsbesluiten van 23 Maart en 13 April 1876 (Gemeenteblad
no. 4), gewijzigd bij raadsbesluit van 9 Mei 1877 (Gemeenteblad
no 13)
Gezien art. 140 der gemeentewet en art. 24 der wet van 15
April 1886 (Staatsblad no. 64);
Besluit
Art. 8 der genoemde verordening te lezen als volgt
De overtredingen van de bepalingen dezer verordening wor
den gestraft met geldboete van ten hoogste f 5.
In art. 9 der genoemde verordening te doen vervallen dc
woorden „den Commissaris."
Aldus vastgesteld enz.
III. De raad der gemeente Leeuwarden
Overwegende, dat er, tengevolge van dc invoering van het
wetboek van strafregtnoodzakelijkheid bestaat tot herziening