Bijlage No. 12. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1887 BEGROOTING 1888. VOORGEDRAGEN SOMMEN. SOMMEN voor 1887 TOEGESTAAN. TOELICHTINGEN. UITGAVEN. 214 VIII 215 III 1 f 1700 997 216 217 218 IX 219 220 221 XI I III Memorie 500 950 300 4000 4865 f 1700 811 Memorie 500 500 op de leening 1884 n 1885 f 7000.- - 5000.— Zamen f 12000. Op dit artikel is uitgetrokken het bedrag der verleende pen sioenen aan Dr. D. C. Pleijte1200.— Wed. J. v. d. Horst 500. Zamen f 1700. Bij verschillende besluiten werden de volgende gratificatiën verleend als aan M. S. Hirschf 125.— Wed. J. Voorst 200. Wed. J. Hollander 208. Wed. J. Sartorius 52.— Wed. H. Slaaff100.— F. Treklof 156. S. v. d. Meer156.— 350 - 4000 4035 - Te zamen bedragende f 997. Ten einde die gratificatiën ook over 1888 uitte keeren is, in verband met 't Raadsbesluit dd. 14 Februari 1878het bedrag daarvan op de begrooting uitgetrokken. Even als het vorige jaar wordt voor uit te reiken prijzen bij de van gemeentewege tijdeus de jaarmarkt te houden harddra verij eene som van f 500.voorgedragen. Behalve eene som van f 500.voor verschillende uitgaven bij publieke vermakelijkheden onderhoud van toestellen enz is in 1888 eene buitengewone uitgaaf noodig voor Twe^ nieuwe tenten voor harddraverijen f 250.— Een van zeildoek te maken tent voor muzikanten - 50. Verbetering van de tijdelijke brugjes - 70. Verwen van de muziektent bij de beurs - 80. Hierbij de bovenvermelde uitgaven voor gewoon onderhoud ad f 450.— 500.— Maakt zamen f 950. Men heeft gemeend dat de uitgaaf bij dit artikel bedoeld met de uitgetrokken som zal kunnen worden bestreden. Leze subsidie is tot een verhoogd bedrag verleend bij raads-' besluit van 17 November 1883. De stand der begrooting laat toe, dat een eenigszins hooger bedrag dan het vorige jaar voor onvoorziene uitgaven beschik baar kan worden gesteld. Men acht dit evenwel noodzakelijk tot versterking van sommige artikelen die ten gevolge van de toegepaste zuinigheid bij de opmaking der begrooting in den loop van het dienstjaar mogten blijken te laag te zyn ge raamd. Opgemaakt door Burgemeester en Weihouders van Leeuwarden. Boekdrukkerij van A. Jcnqbloed Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1887. VERSLAG van de Commissie van Rap porteurs uit de sectiën van den Ge meenteraad van Leeuwarden, om trent het verhandelde over eene nota van den heer A. Duparc ten aanzien van conversie van gemeen teschuld, ingediend in de Raadsver gadering van 27 September 1887. Naar den inhoud van de voormelde nota die geen voorstel bevat tot het door den Raad nemen van een besluitbepaalde de discussie daaromtrent in de sectiën zich tot algemeene be schouwingen. De eerste en derde sectiën namen de nota ter hand, toen hoofdstuk VIII Afd. I van het ontwerp der gemeentebegrooling voor 1888 „renten en aflossingen van de door de gemeente aangegane geldleeningen" bij haar aan de orde was. De tweede sectie besprak ze na afloop van haar onderzoek van die begrooting. Rapporteurs volgen in dezen de orde dooi de 2de sectie aangegeven omdatal werd ook die nota bij 's Raads beschikking van 27 September j.l. bestemd om in de sectiën tegelijk met de gemeente-begrootmg voor 1888 te wor den behandeldhierdoor niet is uitgemaakt, dat bij de behan deling van de begrooting daarop moest worden geleteen eisch, dien de Raad, ter naauwernood door praelectuur van den inhoud der nota gesaisisseerd, kwalijk had kunnen stellen en na kennisneming van de daarna rondgedeelde afdrukken zeker niet kan hebben bedoeld. Immers al werd wat de nota op het oog heeft tot eene conversie van gemeente-schuld overgegaan dan zou het effect hiervan de rentebesparing zich niet reeds in 1888 doen gevoelen terwijl verhooging van het cijfer voor af lossing van schuld door het aanbrengen van een gelijk bedrag onder de inkomsten als provenu van geldleening zou moeten worden opgewogenzoodat ook in dit opzigt zoodanig besluit zonder invloed op het evenwigt der begrooting zou blijven. Met het oog alzoo op het ontbreken van effectief verband tusschen de gemeente-begrooting voor 1888 en de onderwerpelijke nota en ook uit overweging van het bijzondere gewigt van den be oogden maatregelhebben rapporteurs op het voetspoor der 2dQ sectie de nota afzonderlijk behandeld en gemeendook een speciaal verslag daaromtrent te moeten uitbrengen. In de eer ste sectiewaarvan de steller van de nota deel uitmaakte werd als hare bedoeling en die van de ten vorigen jare inge diende vermeld, de aandacht van burgemeester en wethouders op conversie van de gemeenteschuld te vestigen, met vriende lijke uitnoodiging, om hunne zienswijze over dit of eenig ander plan van conversie aan den Raad te willen kenbaar maken. Meerdere leden van die sectie warén van oordeel, dat de juiste tijd voor conversie voorbij, en het bovendien niet billijk zou zijn reeds nu weder tot renteverlaging over te gaan en ein delijk dat zelfs de uitnoodiging aan burgemeester en wethou ders, welke de nota zou bedoelen, met het oog op het cre- diet der gemeente minder gewenscht zou wezen. De tweede sectie begaf zich niet op het veld van bespiege lingen over conversie in het algemeen, of die, welke de nota bedoelde in het bijzonderomdat ze van oordeel was zich van nadere overweging te moeten onthoudenzoolang niet de steller van de nota met een bepaald voorstelwaarop een besluit zou kunnen worden genomenvoor den dag kwam, en zelfs in dit geval nog niet zonder praeadvies van burgemeester en wethouders. In de derde sectie werd, naar aanleiding van de notade vraag, of het wenschelijk zijtot conversie van de vóór 1887 aangegane schulden door eene leening tegen 31/* °/o te besluitenopzettelijk overwogen, en tegen eene toestemmende beantwoording aangevoerddat de laatste serie van de leeningen welke men in die conversie zou willen begrijpen, pas 1 October 188G was opgenomen, dat de conversie onbillijk zou werken voor hen die in de leeningen hadden deel genomen boven pari tenzij men dit nadeel zou willen vergoeden, in welk geval echter een deel van het beoogde voordeel voor de gemeente te loor zou gaan en dit moeijelijk onder cijfers zou kunnen worden gebragt, dat de onkosten vrij aanzienlijk zouden zijn en ƒ5000 aan provisie alleen zou heengaan dat naar de plans van sommige leeningendeze binnen 50 jaar worden afgelost, en ten slotte dat, al ware ze wenschelijk, de conversie uit een oogpunt van moraliteit niet zou zijn aan te bevelen. Bij gebreke van verdedigers van de bedoelde conversie werd de gestelde vraag met algemeene stemmen ontkennend beantwoord. Rapporteurs scharen zich eenstemmig onder de zienswijze der sectie. Wel zijn zij van oordeeldatvooral met het oog op de verklaring van de nota, door den steller zeiven in de eerste sectie gegeven, ze eigenlijk niet voor den Raad bestemd is; en hierom niet naar de sectiën had moeten zijn verzonden, doch zij meenen tevens dat, nu de raad hiertoe besloten heeft, althans eenige beschik king omtrent dat stuk dient te worden genomen. Evenwel, dat de raad die bij een in 1880 ingediend zeer gemotiveerd voorstel van burgemeester en wethouders tot conversie van ge meente-schuld, ruim twee jaar te voren door „conversie-plannen" van Mr. H. Wiersma was ingelicht, thans op eene weinig gemotiveerde nota van een zijner leden eene beslissing au fond zou gaan nemen achten ze niet raadzaam. Maar tot een in grijpenden maatregel ten aanzien van de gemeente-financiën den raad rauwelijks, d. i. zonder praeadvies van burgemeester en wethouders te doen besluiten, zou hun zeer bedenkelijk voor komen. Evenwel, zulk een besluit heeft de steller van de nota, blijkens zijn eigene toelichting ook niet op het oog gehad doch waarom legde hij, die de nota en hare strekking volledig kende, zich dan neder bij het voorstel tot verzending naar de sectiën waar een renvooi aan burgemeester en wethouders tot consi deratie en advies, een onderzoek au fond en een bepaald voorstel van dit collegie zou hebben uitgelokt Ook dit schijnt dus met de bedoeling van den steller niet te strooken, zoodat rapporteurs geene vrijheid vindenin dien zin te adviseren. Zij rekenen op grond van het aangevoerde zich ontslagen van het doen van een voorstel au fond, en geven in overweging de nota van den heer Duparc voor kennisgeving aan te nemen. Leeuwarden 22 October 1887. J. G. MEIJER, rapporteur le sectie. J. L. van SLOTERDIJCK, rapporteur 2de sectie en algemeen rapporteur. F. PLANTENGA rapporteur 3de sectie. Aan den Gemeenteraad. Bij de behandeling der gemeentebegrooting voor 1887 veroor loofde ondergeteekende zich den leden eene nota aan te bie den bevattende het plan eener conversie van het grootste ge deelte der gemeentelijke geldleeningen (ƒ1,034,000). De Voorzitter van den raad verklaarde dat de zaak bij bur gemeester en wethouders ter sprake zou worden gebragt en welligt tot een voorstel aanleiding zou geven. Sedert is bijna een jaar verloopen. De raad heeft echter niets van de zaak vernomen. Bij het ontwerp der gemeentebegrooting voor 1888 is zij even zeer met stilzwijgen voorbijgegaan. Ondergeteekende heeft haar intusschen van genoegzaam be lang geacht, om er opnieuw de aandacht van den raad op te vestigen. Hij heeft de eer, daartoe de overgelegde nota aan het oor deel van den raad te onderwerpen. Was ten vorigen jare de rente-besparing voor 1887 op 4,010

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1887 | | pagina 88