liijlage No. 11. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1887. ANTWOORD van burgemeester en wet houders op het verslag van de com missie van rappor tours uit de sectiën, omtrent het onderzoek der begroo ting voor 1888. Burgemeester en wethouders zijn het eens met de leden, die van oordeel zijn, dat het heffen eener retributie voor het gebruik van de openbare straat tot het opslaan of bergen van goede ren zeer weinig zou opbrengen. Zoo als verder terecht is op gemerkt is bovendien het gebruik van de openbare straat voor die doeleinden bij art. 63 der verordeninghoudende algemeene bepalingen van politiemet boete bedreigd. Vrijstelling voor een bepaalden tijd van de bepalingen van genoemd artikel wordt alleen verleendindien de noodzakelijkheid daartoe blijkt. Inderdaad heeft bij de samenstelling der begrooting het stre ven naar een zuinig beheer op den voorgrond gestaan. Burgemeester en wethouders spreken bij deze den wensch uitdat de verschillende commissiën en allen die verder op de meerdere of mindere uitgaven voor de gemeente invloed kun nen uitoefenen mede doordrongen zullen zijn van de noodza kelijkheid om in alles een gepaste zuinigheid in acht te nemen. Het deed burgemeester en wethouders genoegen te mogen ontwaren, dat een meer breede toelichting der begrooting den leden niet onwelkom was. UITGAVEN. Volgn. 68. Burgemeester en wethouders kunnen meegaan met het voorstel, om het tractement van den opzichter der be plantingen met 100 te verhoogen. De noodzakelijkheid van het vaststellen eener speciale instruc tie voor dezen opzichter is tot dusver niet gebleken. Uit het in het rapport medegedeelde blijkt reeds genoegzaam, welke de werkkring van dezen beambte is. Ook kan moeilijk worden toegegeven, dat de instructie voor de opzichters (Ge meenteblad van 1873 no. 21) daarop, in verband met de spe ciale aanduidingen in het rapport aangehaald kwalijk zou pas sen. Alleen de artt. 81415 en de laatste zinsnede van art. 16 maken hierop eene uitzonderingdoch al de overige bepa lingen der instructie gelden in meerdere of mindere mate ook voor den opzichter der beplantingen. Intusschen zullen burgemeester en wethouders nader overwe gen of eene bijzondere instructie voor dezen opzichter meer gewenscht is. Volgn. 101. Het voetpad naar Snakkerburenkadastraal be kend gemeente Leeuwarden sectie F no. 899, voor zoover het loopt van de scheepstimmerwerf tot den molen van den heer Bokma en alzoo langs het stuk land, aan de gemeente behoo- rende, kadastraal bekend sectie F, no. 1965, moet door de gemeente worden onderhouden. Nu verkeert dit gedeelte voet pad in zoodanigen toestanddat afdoende verbetering noodig is. Het pad is aan de zijde van de Ee langzamerhand veel ver smald en nu bestaat het voornemen, dat pad weer te brengen op zijne vroegere breedte en van een houtbeschoeiïng te voorzien. Men wenscht dit werk in twee jaren uit te voeren. Volgn. 102. Voor zooveel noodig zal de bestrating in de Minnemastraat verbeterd worden. Vervloeiing van het bestaande plaveisel in het Zaailand zou zeker minder kostendoch de aanwezige keien zijn daar ter plaatse ondoelmatigomdat de weg ook bereden wordt. Men zou dus een keuze moeten doen tusschen bevloering met Yvoir- keien en met waalklinkert. Ter besparing van kosten is de keus op de laatste steensoort gevallendieaangezien de weg niet zoo druk bereden wordt, ook naar het oordeel van den directeur der gemeentewerken aan het doel kan beantwoorden. Met het oog op den stand der begrooting is verbetering van het waagsplein uitgesteld. Volgn. 105. Na den directeur der gemeentewerken nader te hebben gehoord, kunnen burgemeester en wethouders genoegen nemen met de door heeren rapporteurs voorgestelde verminde ring van dezen post met f 175. Volgn. 107. Burgemeester en wethouders zijn mede van oordeel, dat het bestrooien van alle straten bij gladheid aan bezwaren onderhevig is. Volgn. 109. Burgemeester en wethouders willen gaarne toe stemmen, dat het aanschaffen van electrische klokken of het vermeerderen van uurwerken, als op het beursgebouw en aan het schoolgebouw aan den Arendstuin aanwezig zijn wel over weging zou verdienendoch zij meenen, dat aan vermeerdering van publieke uurwerken geen dringende behoefte bestaat. Daar om is vooreerst van hen geen voorstel daartoe te verwachten. Volgn. 121. Het verven van het beurs- en waaggebouw zal worden uitbesteed. Dat de raming daarvan te hoog zou zijn, kan niet worden toegegeven. Volgn. 124. De verfwerken worden jaarlijks uitbesteed. Voor uitvoering in eigen beheer is geen personeel aanwezig. De gewone onderhoudswerken aan bruggen riolenkolken walbeschoeiïngen en dergelijke worden door de werklieden van de stadsfabricage verricht. Volgn. 141. De opvattingdat, bij aanneming van dezen post door den raaddaardoor in beginsel zal zijn uitgemaaktdat de raad is vóór het maken van een volkszweminrichting van wege de gemeenteis ook de onze. Bij aanneming van dezen post is dan ook een bepaald voor stel tot het maken van zoodanige inrichting te wachten tenzij het mocht blijken, dat geene geschikte plaats is aan te wijzen of de inrichting te groote uitgaven mocht vorderen. Volgn. 144. Hier en daar moet vernieuwing van de luifels plaats hebben. Eigenlijk betreft het hier gewoon onderhoud. Aan het te kennen gegeven verlangen om het te vernieuwen gedeelte een ietwat fraaier voorkomen te gevenzal dus moeie- lijk kunnen worden voldaan. Volgn. 217. Op Maandag den 16 Juli 1792 werd alhier de eerste harddraverij van wege de gemeente gehouden. Gecommitteerden tot revisie van 's stads financiën hadden te kennen gegeven „dat het in het algemeen de ingezeetenen van „dese stad plaizier zoude doen, dat in de Leeuwarder jaarmarkt „naar het voorbeeld van veele steden in deze provincie, van stadsweege een sweep wierd verdraafd dat zij uit aanmerking „dat gewoonlijk op zoo een dag inportant veel menschen van „buiten in de stad koomendie zoo door consumtie als door „commersie met de Ingezeetenen een aanmerkelijk voordeel aan „de stad en de Burgerij toebrengen gemeend hadden deeze „zaak ter deliberatie van Magistraat en Vroedschap te moeten „brengen." Dit college besloot, aan het voorstel gevolg te geven. Met de meerderheid van rapporteurs zijn burgemeester en wethouders van oordeeldat de redenen, die tot het instellen van eene harddraverij hebben geleid, nog grootcndeels bestaan. INKOMSTEN. Volg. 20. De opmerking is juist. Het uitgetrokken bedrag moet met f 70 verminderd worden. Volgn. 21. Na het indienen der begrooting is, tengevolge van afstand van terrein voor het plaatsen van den watertoren op taxatie van deskundigen, aan den huurder van de Klanderij eene vermindering van huur toegestaan van ƒ125. Ook is na dien tijd besloten tot ainotie van het gebouw n°. 183 in de Kalvergloppe.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1887 | | pagina 91