Bijlage no. 16. VERORDENING op het bouwen en op het inrig ten van woningen en tegen het bewo nen tan voor de gezondheid nadeelige of voor het leven gevaarlijke woningen. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1887. Aan den gemeenteraad Wij hebben de eer U hierbij ter overweging en vaststelling aan te bieden eene ontwerp-verordening op het bouwen en op het inrigten van woningen en tegen het bewonen van voor de ge zondheid nadeelige of voor het leven gevaarlijke woningen. Voor de gronden, waarop zij rust, verwijzen wij naar de bijge voegde memorie van toelichting. De Commissie tot het ontwerpen van strafverordeningen P. LIJCKLAMA a NIJEHOLT. A. DUPARC. J. L. van SLOTERDIJCK. MINNEMA BUMA. J. C. MEIJER. Leeuwarden, den 27 December 1887. De raad der gemeente Leeuwarden Overwegendedat er noodzakelijkheid bestaat tot herziening van de verordening op het bouwen en inrigten van woningen zoomede tegen het bewonen van voor de gezondheid nadeelige woningen, vastgesteld bij raadsbesluit van 25 Maart 1880 {Ge meenteblad no. 5 van 1880); Gezien art. 135 der gemeentewet Besluit Vast te stellen navolgende Art. 1. Bij het aanleggen van eene nieuwe buurt moet tusschen de tegenover elkander staande gebouwen eene breedte van ten min ste 10 meter zijn en ruimte worden gelaten voor een verkeers weg van ten minste 2 meter. Art. 2. De hoogtetot welke gebouwen, muren of schuttingen mo gen worden opgetrokkenwordt bepaald als volgt Waar de aangrenzende straat of die straat met het water 12 meter of daarboven breed is, anderhalfmaal de breedte van die straat of van die straat met het water waar de breedte is van 11 tot 12 meter, 14 meter. 9 D 9 10 11 9 13 9 9 9 9 9 9 10 9 12 9 9 g 9 9 .8.9 9 11 9 9 9 .7.8 9 10 9 9 9 9 9 ,6,7 9 9 9 9 9 .5,6 9 8 9 9 9 9 9 ,4.5 9 7 9 n 9 9 ,3,4 6 9 9 9 9 beneden 3 9 5 9 Bij hoekhuizen geldt voor de toepassing van deze schaal de grootste breedte van straat, of van straat met water, waaraan het gebouw wordt opgetrokken. Bij vernieuwing of herstelling mogen de gebouwen tot dezelf de hoogte als vroeger worden opgetrokken. Het te vernieuwen of te herstellen gebouw mag echter niet eerder worden afge broken dan na voorafgaande kennisgeving van het voornemen daartoe aan burgemeester en wethouders en nadat deze de hoog te van het te vernieuwen of te herstellen gebouw hebben doen meten. Het dak mag aan weerszijden niet steiler worden opgetrok ken dan met een hoek van 45 graden en moet van eene goede afwatering zijn voorzien. De hoogte wordt gemeten uit de straat of het voetpad vóór het huis tot aan den bovenkant der lijst of gootofzoo geen van beiden er is, tot halverwege de hoogte van het dak. Waar de breedte van de straat of de kade met het water minder dan 3 meter bedraagt, mag geen nieuw gebouw worden gesticht, dan op een afstand van 6 meter van het tegenover staand gebouwmuur of schutting. Door breedte der straat wordt verstaan de afstand tusschen de voorkanten der tegen elkander overstaande gevels. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders eene afwijking toestaan van de bepalingen, in het eerste en vier de lid van dit artikel voorkomende. Art. 3. Van het voornemen tot het stichten of inrigten van nieuwe of tot het verbouwen van bestaande woningen moet schriftelijk kennis worden gegeven aan burgemeester en wethouders. Art. 4. De oppervlakte van elke woning mag niet minder zijndan 25 centiare binnenwerks. Art. 5. Bij het stichten of inrigten van nieuwe of het verbouwen van bestaande woningen moeten de volgende voorschriften in acht worden genomen a. Waar de bodem vochtig is, ter beoordeeling van burge meester en wethouders, moet de grond tot eene diepte van ten minste 0.50 meter uitgegraven en de gemaakte uitdieping met zandkolencintels of drooge aarde aangevuld worden. Voor ophooging zonder voorafgaande uitgraving mogen geene andere dan de genoemde stoffen worden gebezigd. b. Onder houten vloeren van den beganen grond, waaronder geen kelders zijn, moet over de geheele oppervlakte eene ruim te van ten minste 0.20 meter hoogte worden opengelaten, welke met eene laag kolencintels, ter dikte van ten minste 0.10 me ter, of met een dubbele steenlaag van geen mindere hardheid dan die van middelbonte mop in slappe basterd tras bevloerd en door open roosters in gemeenschap met de buitenlucht ge- bragt moet worden. c. De bovenkant van den vloer van den beganen grond moet ten minste 0.15 meter boven de stoep of, als er geen stoep isten minste 0.25 meter boven de kruin van den weg langs de woning worden aangebragt. d. Bij verdiepingen onder den beganen grond, deel uitma kende van eene woning, moet de onderkant van de balklaag ten minste 0.60 meter boven de kruin van den weg langs de wo ning worden aangelegd. Art. 6. Bij het stichten of inrigten van nieuwe of het verbouwen van bestaande woningen moeten a. de muren en vloeren van den kelder of van de verdie ping onder den beganen grond van waterkeerende materialen worden gemaakt b. de fundamenten, onmiddellijk aan en ter diepte van ten minste 0.10 meter beneden het trasraam geheel gemetseld wor den met slappe basterd tras, van steen, die geene mindere hard heid heeft dan die van middelbonte mop, en de meerdere diepte daarbeneden in zand worden gewerkt c. op elk fundament een trasraam worden gemaakt van klin kertsteen in basterd tras ter hoogte van ten minste 0.40 me ter waarvan ten minste 0.25 meter beneden de straat of het voetpad langs de woningen, en ten minste 0.15 meter boven den beganen grond in de woning worden gemetseld d. de steenen voor de buitenlagen van de buitenmuren ten minste de hardheid hebben van ondergele mop.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1887 | | pagina 93