Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1887. te belemmeren. Verder zijn de onderscheidene zinsneden ge lijkluidend aan de bestaande behoudens eene kleine aanvulling; waar gesproken wordt van den bovenkant der lijst voor het meten van de hoogte. De woorden „of goot" zijn daaraan toe gevoegd voorts zijn de onderscheidene leden in eene andere volgorde gerangschikt. Art. 3 Bevat hetzelfde voorschrift als art. 1 der bestaande verorde- ding doch in eenigzins andere bewoordingen die geen twij fel omtrent de beteekenis overlaten. Art. 4 Is gelijk aan art. 7 oud. Art. 5. De bepalingen van dit artikel zijn in hoofdzaak overgenomen uit art. 2 der bestaande verordening. De aanhef van het artikel is gewijzigd overeenkomstig de redactie van art. 3 (nieuw). Sub a komt het ons beter voor te lezen u-aar de bodem vochtig isdan „swaar de grond niet uit zich zelf droog is," en imperatief voor te schrijven welke stoffen tot aanvulling kunnen worden gebezigd. De diepte blijft dezelfde. Sub b is de dikte der laag cintelsthans 0.05, gebragt op 0.10 meter. De bepalingen sub c en d zijn nagenoeg gelijkluidend al thans geheel van dezelfde strekking als in de bestaande veror dening is voorgeschreven. Artt. 6 en 7. Behoudens eenige redactie-wijziging, geheel overeenkomstig artt. 3 en 6 der bestaande verordening. Art. 18. De eerste drie leden zijn geheel gelijkluidend aan art. 8 der bestaande verordening. Naar aanleiding van een schrijven aan onze commissie van een geacht geneesheer alhier is aan dit artikel eene nieuwe zinsnede toegevoegd. Tot toelichting daarvan verwijzen wij kortheidshalve naar bedoeld schrijven dat bij de stukken wordt overgelegd. Art. 9. Dit artikel bevat dezelfde voorschriften als het bestaande ar tikel 9, behalve dat uit het tweede lid is weggelaten de be voegdheid van burgemeester en wethouders, om vergunning te geven tot afwijking van het algemeen voorschriftdat ieder woning één privaat moet bezitten indien zich op minder af stand dan 30 meter een publiek privaat bevindt. Wij wenschen deze afwijking alléén toe te staan voor gemeenschappelijke pri vaten. Ook is het laatste lid eenigzins gewijzigd. De be doeling der wijziging is alléén om voor te schrijven, dat bij het stichten of inrigten van nieuwe of het verbouwen van bestaande woningen de privaten zóó worden gemaakt als volgens de ge- zondsheidsleer het meest doelmatig is. Dit artikel is evenmin als de vorige artikelen van terugwerkende kracht. Art. 10. In hoofdzaak bevat dit artikel dezelfde bepalingen als art. 10 oud. De woorden voor zij in gebruik worden gesteldschijnen ons overbodig en zijn daarom weggelaten. Mot het oog op de te wachten waterleiding, komt het ons wensche lijk voor, burgemeester en wethouders ook bevoegdheid te geven, afwijking te veroorloven van de bepalingen van dit artikelindien en voor zoolang de woning aan die waterleiding op voldoende wijze is aangesloten. Art. 11. In dit artikel zijn eenigzins verkort overgenomen de voor naamste voorschriften van de artikelen 11 en 13 der bestaande verordening. Art. 12 (oud) achten wij geheel overbodig. Even eens komt het ons overbodig voor; in alle technische bijzonder heden af te dalen. De hoofdstrekking blijft behouden. Het gebruik van water- digte bouwstoffen is noodig. Niet al te groote wijdte is wen- schelijk. Ook het maken van een behoorlijken rooster en kolk wordt in het nieuwe artikel voorgeschreven. Daarbij is echter tevens de eisch gesteld dat een stankafsluiting worde aange- bragteene inrigtingdiemet het oog op de gezondheidsbe langen het belangrijkste deel van een riool uitmaakt. Art. 12. Dit artikel strekt, evenals art. 14 der bestaande verordening, om bij verandering van pakhuizen of werkplaatsen tot woningen de voorafgaande bepalingen, voor zooveel noodig, van toepassing te verklaren. Art. 13. In dit art. en in de volgende artikelen wordt de proces-orde geregeld voor het onbewoonbaar verklaren van voor de gezond heid nadeelige of voor het leven gevaarlijke woningen. Deze laatste aanduiding is nieuwzij komt onsom onderscheidene redenen wenschelijk voor. Naar ons oordeel behoort de magt, om woningen onbewoonbaar te verklaren geheel in overeen stemming met de bestaande verordeningte blijven berusten bij den gemeenteraad. Uit de artikelen betreffende deze aange legenheid blijkt intusschen dat het voorstel tot onbewoonbaar verklaring van burgemeesteren wethouders zal uitgaan. Daarin ligt als van zelf opgesloten dat burgemeester en wethouders hunne aandacht aan dit onderwerp niet zullen kunnen onthou den, en daarom mag het onr.oodig worden geacht, art. 15 der bestaande verordening te behouden. De bepalingen, voorkomende in artt. 10 en 17 der bestaande verordening, worden gewijzigd teruggevonden in art. 13 van dit ontwerp. Het komt ons doelmatig voorop het algemeen voorschrift onmiddellijk in hetzelfde artikel de mogelijke afwijking daarvan te doen volgen en in een volgend artikel de wijze van recla meren te regelen. De door ons aangebragte wijziging betreft in de eerste plaats de weglating der woorden in de eerste zinsnede en daardoor gevaarlijk voor den openbaren gezondsheidstoestand"voor welke woorden in de plaats treden „of voor hun leven gevaarlijk/' Het isnaar onze meening niet noodig aan burgemeester en wethouders op te dragen, reeds vóór het eventueel indienen van een voorstel te overwegen of eene woningdie voor de bewoners nadeelig of levensgevaarlijk is te achtengevaarlijk wordt voor den openbaren gezondheidstoestand. De gemeen teraad zal dft hebben na te gaan bij de overweging van het voorstelomdat de verordening strekt tot behartiging van de algemeene gezondheidsbelangen. De bepaling, voor de weggelatene in de plaats gesteld, strekt om te doen uitkomen dat bij levensgevaar voor de bewoners dus ook bij de mogelijkheid van verwondingen, de bevoegdheid van burgemeester en wethouders tot het doen van voorstellen niet uitgesloten is. In het tweede lid van dit art. is de bepaling van het eer ste lid van art. 17 der bestaande verordening overgeno men met bijvoeging op den derden regel van de woorden of gevaarachter „nadeel". Art. 14. Bevat in de eerste plaats de slotbepaling van art. 10 der bestaande verordening, aangevuld met den eisch van een ont vangbewijs voorts het voorschrift van art. 18 der bestaande verordening met eenigzins gewijzigde redactie en ten derde het laatste lid van art. 17 der bestaande verordening met be perking van den termijn voor het indienen van bezwaren tot veertien dagen waarmede in den regel overeenkomt de tijd die er verloopt tusschen het indienen en behandelen van voor stellen bij den gemeenteraad. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1887. Art. 15. Als art. 19 der bestaande verordening, aangevuld met de bepaling, dat het onderzoek der raadscommissie binnen ééne maand moet zijn afgeloopen en met de slotwoorden „met een bepaald voorstel." Het is, naar onze meening, noodig, dat de raadscommissie op grond van hare bevindingen een voorstel indient, en dat zoo danig voorstel binnen eene maand 11a de benoeming der com missie bij den raad wordt ingediend. Art. 16. In dit artikel is de hoofdbepaling van het eerste lid van art. 20 der bestaande verordening overgenomen. Het tweede lid is als een afzonderlijk artikel terug te vinden in art. 19 van dit ontwerp omdat dit een algemeen verbod inhoudt. Intusschen wordt ook in het nieuwe artikel de raad gebon den aan den termijn van één maand. Verder is het woordje „bewoonbaar" veranderd in „onbewoonbaar" en zijn de woor den „op voorstel van burgemeester en wethouders" weggela ten omdat het voorstel van de raadscommissie daarvoor in plaats treedtevenals steeds bij commissoriaal onderzoek van een voorstel de conclusiën der commissie het onderwerp van beraadslaging en besluit uitmaken. Art. 17. Gewijzigd art. 22 der bestaande verordening. Art. 18. Gelijkluidend aan art. 23 der bestaande verordening. Art. 19. In andere woorden wordt hier het verbod teruggevonden van het tweede lid van art. 20 der bestaande verordening. Art. 20. Als art. 24 der bestaande verordening met eene kleine redac tie-wijziging van het tweede lid, om te doen uitkomen, dat een verzoek, om een raadsbesluit in te trekken, bij den gemeenteraad moet worden ingediend. De burgemeester, die, volgens de wet, zoodanig stuk ontvangtkan indien de zaak spoedeischend is vóór dat het stuk in de eerstvolgende raadsvergadering ter tafel wordt genragt, een onderzoek doen instellen en het adres in de vergadering van het dagelijksch bestuur overbrengen. Art. 21. Als art. 25 der bestaande verordening. Art. 22. Als 26 der bestaande verordening. Art. 23. Als 27 der bestaande verordening. Art. 24. Als 28 der bestaande verordening, evenwel met de bepaling aan het slot, dat, indien iemand als lid van eene commissie of bestuur niet heeft medegewerkt tot een besluit, waardoor eene overtreding is ontstaan hij niet strafbaar is. Deze bepaling strookt met eene dergelijke in het nieuwe strafwetboek en met die, voorkomende in de verordening, houdende algemeene bepalingen van politie voor deze gemeente. Art. 25. Gelijkluidend aan art. 29 der bestaande verordening. Art. 26. Het komt ons wenschelijk voor, in dit artikel voor te schrij ven, dat met het opsporen en constateren van de overtredingen dezer verordening worde belast de opzigter, die door burgemees ter en wethouders, in overeenstemming met vroegere raadsbe sluiten, wordt aangewezen. Art. 27. Bevat de strafbepaling, die overeenkomt met de strafbepa lingen van de andere verordeningen dezer gemeente. Art. 28. Het schijnt wenschelijk gebruikgebruik te maken van de bevoegdheid, den raad bij art. 174 der gemeentewet toegekend, om een langeren termijn dan daarbij is voorgeschrevenvoor het in werking treden dezer verordening vast te stellen. Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1887 | | pagina 95