Bijlage No. 20. VOORSTEL van de commissie voor het ontwerpen van strafverordeningen tot vaststelling van eene verorde ning op het bewaren van buskruit. Ontwerp-V eror dening. Verordening op het bewaren van buskruit. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1888. 1 Het is geblekendat er binnen deze gemeente winkeliers zijndie reeds sedert tal van jaren buskruit verkoopen en dus ook eene bewaarplaats daarvoor hebben zonder dat zij de vroeger, bij art. 21 der in 1885 vervallen verordening van po litie ter voorkoming en blussching van brand van 1865, voor geschreven vergunning hadden verkregen. Evenmin als het Koninklijk besluit van 31 Januarij 1824 (Staatsblad no. 19) voor het hebben van dergelijke bewaar plaatsen eene vergunning voorschreef, wordt zij door de wet van 2 Junij 1875 (Staatsblad no. 95) er voor gevorderd. Wel zijn sub II van art. 2 dezer wet genoemd „inrichtingen tot ver vaardiging, verwerking en bewaring van buskruit en andere ontplofbare stoffen," doch kennelijk zijn hieronder niet begrepen bewaarplaatsen gelijk de bedoelde. Die wet toch regelt het toe- zigt bij het oprigten van inrigtingen. Bezwaarlijk zullen kun nen worden gezegd hiertoe te behooren gedeelten van een pak huis winkel enz., waarin gelijk hierbuskruit alléén ter ver koop wordt opgeslagen. Dit klemt te meer, als men let op art. 24 der genoemde wetwaarbij de sub art. 2 II vermelde inrigtingen onder het toezigt van den Minister van Oorlog zijn gesteld, waai bij dus slechts kan worden gedacht aan bepaalde inrigtingendie opzettelijk en uitsluitend tot het vervaardigen van buskruit enz. zijn bestemd. Wat intusschen alles afdoet is, dat bij het le lid van art. 68 van het, krachtens art. 1 der wet van 26 April 1884 (Staats blad no. 81) uitgevaardigd, Koninklijk besluit van 15 October 1885 (Staatsblad no. 187),'houdende vaststelling van voorschrif ten omtrent het vervoerden in-, uit- en doorvoerverkoop en opslag van buskruit en andere ontplofbare stoffen, voor het be waren dier stoffen waaronder, volgens art. 1 van dat besluit ook buskruit wordt verstaan de vergunning van het gemeente bestuurovereenkomstig de wet van 2 Junij 1875 wordt ver- eischt. Ware toch die wet op bewaarplaatsen van buskruit gelijk de onderwerpelijke van toepassing eene bepaling als die van het genoemde Koninklijk besluit zou ten eenenmale onnoodig zijn geweest. Evenmin echter als inrigtingen welke tijdens het inwerking treden der wet van 1875 bestonden en voor welke volgens het Koninklijk besluit van 1824, geen vergunning noodig was inde toepassing dier wet vallen (men zie hierover het verhandelde in de Tweede Kamer der Staten-Generaal bij art. 20 dier wet en het Koninklijk besluit van 9 October 1883. Raad van State 1883, bl. 386), kunnen de bedoelde bewaarplaatsen door het le lid van art. 68 van het aangehaalde Koninklijk besluit wor den getroffen. Dit is duidelijk uit de bepaling van het 2e lid van dat art., dat zij die reeds eene bewaarplaats hadden vóór het inwerkingtreden der wet van 1875, zich moeten gedragen naar de voorschriften die door de gemeentebesturen voor het bewaren van ontplofbare stoffen zijn of zullen worden vastgesteld. Krachtens deze bepaling kan intusschen thans door den raad aan den ongeregelden toestand dezer bewaarplaatsen een einde wor den gemaakt. Dat dit noodig is zal wel niet in het breede behoeven te worden uiteengezet. Het valt toch niet te ontkennen dat het bestaan van deze bewaarplaatsen inderdaad een gevaar voor de veiligheid van personen en goederen oplevert en dat daarom maatregelen dienen te worden genomenom dit gevaarzoo veel mogelijk tot een minimum terug te brengen. Wij hebben de eer U tot dit einde hierbij eene ontwerp-ver- ordening ter vaststelling aan te bieden. Toelichting der artikelen schijnt onnoodig. Zij zijn in hoofd zaak overgenomen gedeeltelijk uit de verordening van 1865 gedeeltelijk uit het Koninklijk besluit van 1885. Wij verwijzen daartoe wat de artt. 5 en 7 betreftnaar art. 24 dier verordeningwat de artt. 2, 4 en 6 aangaat naar artt. 57, 12 en 69 van het Koninklijk besluit. De bepaling in het le lid van art. 6, dat het verbod niet van toepassing is op het voorhanden hebben van buskruit tot eene hoeveelheid van 3 kilogram berust op het 2e lid van art. 69 van het Koninklijk besluit. Voorgesteld ter raadsvergadering van 11 December 1888. De commissie voor het ontwerpen van strafverordeningen P. LYGKLAMA a NIJEHOLT. A. DUPARG. J. L. VAN SLOTERDIJCK. M1NNEMA BUMA. J. G. MEIJER. De raad der gemeente Leeuwarden Overwegende, dat er noodzakelijkheid bestaat tot vaststelling van voorschriften voor het bewaren van buskruit in bewaarplaat sen daarvoordie reeds bestonden vóór het inwerkingtreden der wet van 2 Junij 1875 (Staatsblad no. 95); Gezien artt. 135 en 161 der gemeentewet en het 2e lid van art. 68 van het Koninklijk besluit van 15 October 1885 (Staats blad no. 187); Besluit Vast te stellen navolgende Art. 1. Zijdie reeds eene bewaarplaats van buskruit hadden vóór het inwerkingtreden der wet van 2 Junij 1875 (Staatsblad no. 95), moeten zich gedragen naar de volgende voorschriften. Art. 2. De in art. 1 bedoelde bewaarplaats moet zijn geheel afge sloten op den zolder of de vliering van het huis of pakhuis. Zij moet op een afstand van ten minste 0.60 meter van ovens of stookplaatsen en van ten minste 0.30 meter van rookleidin gen zijn gelegen. Art. 3. Het is verboden in de bewaarplaats vuurlichtlucifers of andere licht brandbare of licht ontvlambare sloffen voorhanden te hebben of tabak te rooken. Art. 4. Het in de bewaarplaats voorhanden buskruit moet worden bewaard in metalen kisten vaten of bussen. Die kisten vaten of bussen moeten goed dicht en met me talen deksels gesloten en steeds met haren of wollen kleeden of dekens gedekt zijn. Art. 5. Het is verboden, in de bewaarplaats eene grootere hoeveel heid buskruit dan 50 kilogram voorhanden te hebben. Art. 6. Het is verboden in den winkel van het huis of pakhuis

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1888 | | pagina 94