Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1880. 1 Hijlaqe Ao. 14. VERSLAG van de Commissie van rap porteurs uit de sectiën van den gemeenteraad van Leeuwarden, om trent het verhandelde over de ge meente begrooting voor het dienst jaar 1890. Algemeene beschouwingen over het geheele zamenstel der be grooting werden in de le en 3e sectie niet gehouden. In de 2e sectic werd de opmerking gemaakt, dat indien het op de begrooting aangebragte saldo der rekening over 1888 ad 32,608.70 als eene buitengewone ontvangst moet worden be schouwd, de gewone uitgaven niet door gewone inkomsten kun nen worden gedekt. Men was van meeningdat de geraamde gewone ontvangsten een bedrag aanwijzen van ƒ725,236.411, die der gewone uitga ven 744,541.10, terwijl de buitengewone ontvangsten zijn uit getrokken op ƒ182,608.70 en de buitengewone uitgaven op 163,300.--. Met het oog hierop werd de wenschelijkheid uit gesproken, om zoovect mogelijk te trachten op den duur eene betere verhouding te verkrijgen. Hiertegen werd aangevoerd, dat ofschoon men zich met deze beschouwingen in hoofdzaak wel kon vereenigen, echter niet moet worden voorbij gezien, dat de cijfers der begrooting meer malen veel verschillen met de werkelijkheid, o. a. is de opbrengst der exploitatie van de gasfabriek doorgaans veel hooger dan het cijferdat op de begrooting daarvoor is uitgetrokken, en dal te vens niet mag worden vergeten dat verschillende uitgaven, op genomen onder de gewone uitgaven, strikt genomen als buiten gewone uitgaven moeten worden beschouwd. De behandeling van de artikelen gaf tot de volgende opmer kingen aanleiding A. UITGAVEN. Volgno. 88. De bij dit artikel voorgestelde traclements-ver- hooging werd in de 3e sectie besproken. Men kon zich wel vereenigen met het toekennen van hoogere jaarwedden aan den adjunct-commies en den klerk, belast met het aanhouden der bevolkingsregisters, en ook tegen de voorge stelde verhooging der tractementen van de bevolkings-agenten bestond in beginsel geen bezwaar. Maar aangezien de jaarwedden van de laatstgenoemde amb tenaren op een vast cijfer zijn vastgesteld bij het reglement opgenomen onder no. 2 van het Gemeenteblad van 1884, was men van meening, dat eene wijziging van dat reglement de vaststelling van dezen begrootingspost behoorde vooraf te gaan. Rapporteurs hadden het voornemen burgemeester en wethou ders in overweging te geveneen voorstel lot wijziging van het bovenaangehaalde reglement den Raad ter vaststelling aan te bieden. Nu evenwel in de laatstgehouden raadsvergadering een voorstel van bovengenoemde strekking aan den raad is aange boden bepalen zij zich enkel tot de mededeeling van hetgeen hieromtrent in de sectiën'is besproken. Volgno. 98. In de 2e sectie werden inlichtingen gevraagd waarom op dezen post eene som van ƒ400,is uitgetrokken, terwijl op de begrooting van den Directeur der gemeentewerken niet meer dan ƒ350,— is voorgesteld. Bij de bespreking hiervan en na inzage te hebben genomen van de bevelschriften der in 1888 op het onderwerpelijk artikel gedane betalingen werd de opmerking gemaaktdat onder de bedoelde uitgaven schijnbaar zoodanige zijn opgenomendie naar men meendeop een ander artikel der begrooting tehuis behooren. Men achtte eene som van ƒ350.voor de hierbedoelde uit gaven voldoendeen wenschte terugbrenging van dezen post tot evengeineld bedrag. Rapporteurs vereenigen zich hiermede en stellen mitsdien voor, het cijfer onder volgno. 98 uit te trekken op ƒ350, Volgno. 103. Naar aanleiding van den op dit volgnummer voorkomenden post van 2500,voor de voortzetting der aan gevangen verbetering van den Stienserweg werd zoowel in de 2e als in de 3e sectie opgemerkt, dat voor de hierbedoelde ver betering nu al zes jaren, en wel in 1882, 1883, 1884, 1887, 1888 en 1889, telkens ongeveer een gelijk bedrag op de begroo ting is uitgetrokken. De vraag werd gedaan of niet met minder kosten in een voldoend onderhoud van dezen weg zou kunnen worden voor zien en of de aangevangen verbetering binnen weinige jaren kan zijn afgeloopen. In de 3e sectie werd geantwoord dat de uitgetrokken som niet moet worden aangemerkt als bestemd tot onderhoud van den wegmaar moet strekken tot gedeeltelijke vernieuwing waarvoor nu al verscheidene jaren telkens Az 300 Ma. worden aangewezen. Rapporteurs zijn door dat antwoord ten deele bevredigd en meenen de vraag te moeten doen hoelang met dit werk nog zal moeten worden voortgegaan, tot de algeheole voltooijing. Volgno. 104. In alle sectiën werd deze post besproken, en verschillende bestratingen genoemdwaarvan men meende, dat een voldoend onderhoud te wenschen overliet. In de le sectie werd voor verbetering aanbevolen de bestra tingen van de Poststraat en van de Brolspijp bij het Nauw benevens de kleine ingang van het plantsoen op de voormalige veemarkt. Overkruining of overbrugging van de hier bestaande goot werd wenschelijk geacht. Ook meende men zou hier een opschrift van verbod tegen toelating van honden in het plantsoen kunnen worden geplaatst, evenals bij den hoofdingang. In de 2e sectie werd de aandacht gevestigd op de onvoldoende bevloering van het Noord- en Zuidvlietde Nieuweburen de Boterhoek en in het Sint Jobsleenterwijl in de 3e sectie werd aangedrongen op verbetering der bevloering van het Waagsplein. Onder mededeeling, dat hun gebleken is, dat in den bestaanden toestand betreffende de Poststraatreeds de gewenschte ver betering is aangebragtbrengen rapporteurs de overige opmer kingen aan burgemeester en wethouders over, en vestigen hierbij tevens nog de aandacht op de bestrating van het Zaailand loopende van de Zuiderstraat naar de VVirdumerdijk en veroor loven zich de vraagof dit gedeelte niet zoude kunnen worden bevloerd met waalklinkertevenals van de Zuiderstraat naar de Prins-Hendriksstraat is geschied. Volgno. 105. In de 3e sectie kwam ter sprake het leiken der binnengrachten. Er werd herinnerd aan den meer dan gewonen stankdie dit jaar in de zomermaanden uit de binnen- en buitengrachten opsteegen gevraagd of dit werd veroorzaakt door het onvol doend diephouden van den bodem of door de nabij gelegen aardappelmeel- en stroopfabrieken. Men achtte het wenschelijk dat tegen het waterbederf in de grachten zooveel mogelijk maatregelen werden genomen, en een onderzoek worde ingesteld, of voor het leiken misschien geerie betere werktuigen zouden zijn aan te wijzen dan de sedert onheugelijke jaren in gebruik zijnde beugel. In de eerste sectie werd gewezen op den ongunstigen toe stand van de sloot ten zuiden van het terrein van den vijver aan den Oostersingelen na bekomen inlichtingdat afdoende verbetering van dezetot in het Vliet doorloopende sloot van wijden omvang zoude wezenwerd wenschelijk geacht het rein- houden van het eerstbedoeld gedeelte aan de ernstige zorg van burgemeester en wethouders aan te bevelen. Rapporteurs brengen het vorenstaande onder de aandacht van burgemeester en wethouders, en bevelen het reinhouden der grachten in het algemeen en ook van het gedeelte sloot bij den vijver aan den Oostersingelaan de aanhoudende zorg van het collegie aan. Zij geven hierbij in overweging of het niet wen-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1889 | | pagina 85