2 Bijlage tol het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1881). schelijk en uitvoerbaar zoude zijnom in plaats van in de maanden Mei en Junij gelijk in 1889 is geschied, inliet vroege voorjaar met het leiken een aanvang ie maken en zulks door een voldoend getal personenopdat dit werk vóór de meer warme dagen kan zijn afgeloopen. Voorts kwam in bespreking eene bij de stukken overgelegde missive van den directeur dir gemeentewerken d.d. 28 Junij 1889, waarbij wordt voorgesteld alsnog op de bcgrooting uit te trekken de vereischte bedragen voor het plaatsen van seinlichten bij bruggenhet maken van eene speelplaats bij de gemeente school No. 2 van de aan de St. Anthonystraat gelegen thans ongebruikte plek gemeentegrond en de beplanting van de plek grond ten westen van het beurs- en waaggebouw. Men kon zich met de voorgestelde uitgaaf voor seinlichten wel vereenigen en ook tegen de beplanting van het aangewezen terrein als tijdelijke maatregel bestond geen bezwaarmaar het maken van eene speelplaats bij de gemeenteschool No. 2 vond geen bijval. Rapporteurs vereenigen zich hiermede en stellen voor onder volgno. 105 eene som van ƒ120 ten behoeve der bovenbedoelde seinlichten uit te trekken en dit artikel dientengevolge te bren gen op 7005. Volgn. 106. Onder dit volgnummer wcnschte de 3e sectie op te nemen de op hoofdstuk V uitgetrokken som van ƒ150 voor aankoop van boo menzadenenz. ten behoeve van den Prinsentuin; aangezien daardoor het toezigt op de kosten van de gemeentelijke beplantingen zoude worden vergemakkelijkt. Men roemde den ijverde ambitie en de kunde van den opzig- ler der beplantingen maar eemge voorzigtigheid en beperking werd ter voorkoming van mogelijke overdrijving niet geheel overbodig geacht. De meerderheid van rapporteurs kan zich met de voorgestelde overbrenging van den aangewezen begrootingspost niet vereeni gen; zij is van meening dat de uitgaven ten behoeve van den Prinsentuinwaaronder natuurlijk ook die voor aankoop van hoornen enz. in één afzonderlijken post behooren te woiden za- mengevat en dus geen deel daarvan onder de kosten van de algemeene beplanting mag worden vermengd. Rapporteurs doen derhalve in dezen geen voorstel tot wijzi ging. Op grond echter van de opmerking bij artikel 105 ge maakt in zake de beplanting van de plek grond ten westen van het beurs- en waaggebouw wordt voorgesteld, de bij dit artikel uitgetrokken som ad ƒ710 te verhoogen met ƒ60 en dientenge volge vast te stellen op ƒ770. Volgn. 109. In de le en 3e sectie werd de vraag gedaan, of de kosten van bijthakken in de omschrijving van dezen post voorkomende, ook niet begrepen is in volgno. 112, waarvan de toelichting die kosten opneemt. Het daarop gegeven antwoord, dat bedoeld werk ten deele wordt uitbesteed en ten deele dooi de werklieden der fabricage geschiedt, werd bevredigend geacht. Rapporteurs bepalen zich enkel tot de mededeeling van het vorenstaande. Volgno. 112. In de 2e sectie werd de vraag gedaan, waarom de uilgaaf aan de werksters voor het schoonhouden van het gemeentehuisblijkens de specificatie in de memorie van toe lichting geraamd op ƒ515.30, ongeveer ƒ100.hooger is dan het vorige jaar. Eenige nadere toelichting hieromtrent weid wenschelijk geacht. Rapporteurs brengen deze vraag ter beantwoording aan bur gemeester en wethouders over. Volgnos. 120 en 121De gewijzigde omschrijving van de artt. 4 en 5afdeeling III van hoofdstuk III der uitgaven werd in de 3e sectie niet als eene verbetering beschouwd. Men was van meeningdat de kosten der inning van de beursregten beter gevoegd konden worden bij de jaarwedde van den beursmeesterdan bij de kosten voor onderhoud van meubelen brandstof en licht, evenals tot nu toe plaats had. De meerderheid van Rapporteurs deelt deze meening niet; zij wenscht de jaarwedde van den beursmeester als een afzon dcrlijken post te behouden, gelijk ook de jaarwedden der beambten enz. aan alle andere gemeentelijke inrigtingen als afzonderlijke artikelen op de begrooling zijn vermeld. Wanneer tegen de zamenvoeging van de verschillende uitgaven ten behoeve van de handelsbeurs zooals die thans op de begrooting zijn omschre ven, bezwaren mogten bestaan, dan zou men liever deze afdee ling met één artikel willen vermeerderen. Rapporteurs zien echter de noodzakelijkheid daarvan niet in en onthouden zich mitsdien ten dezen een voorstel te doen. Volgno. 146. In de 2e sectie werd de vraag gedaan waarom bij het maken van een walmuur langs een gedeelte van de Noor dergracht, waarvoor eene som van 6500 op de begrooting is uit getrokken niet tegelijkertijd aldaar eene bestrating worde gelegd. Men zag de reden niet in, dit tot een volgend jaar uit te stellen; zelfs werd het wenschelijker geachtde voorgenomen verbete ring in eens uit te voeren. De meerderheid van Rapporteurs geeft de voorkeur aan de uitvoering van de hierbedoelde werken op de wijzeals door burgmeester en wethouders is voorge steld zoodat zij zich alléén bepaalt, van het gesprokene mede deeling te doen. Volgno. 147. In dezelfde sectie werd voorgesteld de geraam de som voor aankoop van keijen over te brengen naar volgno. 104 en alzoo te beschouwen als le behooren onder de gewone uitgaven voor onderhoud van bestratingen. Men ging daarbij van het denkbeeld uit, dat vermits de uitgaven voor aankoop van waalklinkert of andere steen voor de bestralingen onder de kosten van gewoon onderhoud begrepen zijn, ook die voor aan koop van keijen daaronder zijn te rangschikken. De meerderheid van rapporteurs deelt deze zienswijze niet zoodat de gemaakte opmerking slechts volledigheidshalve alhier wordt vermeld. HOOFDSTUK III. AFD. IX. Bij de behandeling van deze afdeeling werd zoowel in de le als in de 2e sectie de vraag gedaan wanneer de Oostersingel tegenover de gasfabriek voor beschoeijing en afdoende verbete ring aan de beurt zou komen. Rapporteurs brengen deze vraag aan burgemeester en wet houders over. Zij brengen hierbij in herinnering, dat de verbetering van den Ooslersingel heeft plaats gehad vooral ook met het doel om aldaar een rijweg te maken. Bij de memorie van beant woording van het verslag omtrent het sectie-onderzoek der ge meente-begrooting voor 1884 merkten burgemeester en wethou ders op, „de wenschelijkheid van een commumcatieweg te ma nken langs den Oostersingel is door ons meermalen betoogd. „De noodzakelijkheid is onlangs, tijdens de vernieuwing van de „rijksbrug in den straatweg nabij de gasfabriek opnieuw geble ken, dewijl bij gebreke van een tweeden toegangsweg tot de „bebouwde kom der gemeente, aan rij- en voertuigen en vee „door middel van een pontveer communicatie van en naar de „gemeente moest worden verstrekt." Rapporteurs zijn van meeningdat het bedoeld gedeelte weg, loopende van de Cambuursterbrug tot den rijksstraatwegmet een voor wandelweg aangelegden ondergrond niet voor rijweg bestand is Zij geven burgemeester en wethouders in overwe ging, om tot voortzetting van de aangevangen verbetering van den Ooslersingel langs het nog overige gedeelte, zij het niet bij deze, dan bij de volgende begrooting den raad de vereischte voorstellen aan te bieden. Volgno. 150. In de 3e sectie werd de aandacht gevestigd op de aangevangen restauratie van het voormalig waaggebouw waarvoor evenals het vorige jaar eene som van ƒ1060.— op de begrooting is uitgetrokken. Een der leden merkte opdat de hoogst trage voortzetting van bedoeld werk tot verbetering van een gemeentegebouw op een der schoonste gedeelten van de stad niet langer mag wor den geduld. Hij sprak de meening uit, dal velen met hem zullen instem men waar hij er op aandringt, dat aan de restauratie in het volgend jaar voor goed oen einde worde gemaakt. Wordt de verbetering naar de tegenwoordige wijze van wer ken nog geruimen tijd voortgezetdan vreest hij, dat de be Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1889. staande luifel, aan wier wegneming dan niet vóór 1892 kan ge dacht worden, het moegelijk tot dien tijd zal kunnen volhouden. Algemeen achtte men het wenschelijk burgemeester en wethou ders uit te noodigen, den raad een voorstel te doen om te be sluiten tot voltooijing der restauratie van het voormalig Waag gebouw in 1890 en daartoe het vereischte bedrag op de begroo ting beschikbaar te stellen. Rapporteurs vereenigen zich met de medegedeelde zienswijze en noodigen burgemeester en wethouders uit, de vereischte voor stellen als boven is bedoeld den raad ter vaststelling aan te bieden. Volgno. 181. In de le en 2e sectie werd opgemerkt, dat in verband met het raadsbesluit van 24 September j.l., waarbij overeenkomstig het voorstel van cuialoren van het gymnasium besloten is tot benoeming van een tijdelijk leeraar in de Na tuurlijke Historie aan het gymnasium, gedurende acht uren per week, op eene jaarwedde van ƒ800. sub lilt a van art. 1 af deeling II van hoofdstuk VII met twee honderd gulden moet worden verhoogd. In verband hiermede stellen rapporteurs voorde jaarwedden der leeraren van het gymnasium uit te trekken op ƒ31,150. Volgno. 206. In verband met eene in de le sectie daarom trent gemaakte opmerking stellen rapporteurs voorde toelage ten behoeve van de dienstdoende schutterij overeenkomstig de bij raadsbesluit van 3 September 1889 vastgestelde begrooting voor de schutterij, te verminderen met ƒ165.— en mitsdien uit te trekken op 4685. Volgno. 222. Rapporteurs stellen voorde onder dit volg- nommer uitgetrokken som met 78.— te verhoogen en mits dien uit te trekken op 1075.- in verband met het raadsbe sluit van 27 Augustus 1889 no. 5 waarbij de aan S. van dei- Meer verleende toelage met 1.50 per week is verhoogd. Bij deze afdeeling werd in de le en 2e sectie de vraag ge daan of de tijd tot het invoeren van eene pensionering van alle ambtenaren en werklieden, in dienst der gemeente, wegens ouderdom enz., niet zou mogen worden geacht aangebroken te zijn. Uitvoerige gedachtenwisseling was hiervan het gevolg waarbij ook de aandacht werd gevestigd op hetgeen vroeger opzigtens deze aangelegenheid bij den raad is verhandeld. Een bepaald besluit werd in de le sectie met genomen terwijl in de 2c sectie een voorstel werd aangenomen om het gesprokene onder de aandacht van burgemeester en wethouders te brengen. Rapporteursofschoon overtuigd van de moeijelijkheid eener juiste regeling van de onderwerpelijke zaakvoldoen aan het loesluit der 2e sectie, en geven burgemeester en wethouders tevens in overweging op nieuw te onderzoeken of en in hoe ver pensionering van gemeente-ambtenaren wenschelijk en uil voerbaar isen casu quo daaromtrent voorstellen aan te bieden. Volgno. 225. In de 3e sectie was men van meening dat deze post van de bcgrooting zoude kunnen worden gerojeerd. Rapporteurs deelen dit gevoelen niet. De hierbedoelde uit gaven zijn op de begrooting uitgetrokken ingevolge raadsbesluit van 28 Januarij 1875, waarbij is bepaald, dat de helft der kos ten van de alhier krachtens Z. M. gunstige beschikking te hou den harddraverij om van wege Z. M. den Koning uit te loven prijzen voor rekening der gemeente zal worden genomen. Zoolang nu dit besluit niet is ingetrokken dient de betrek kelijke post op de begrooting te worden vermeld. Tot intrekking van voornoemd besluit wenschen rapporteurs evenwel niet het initiatief te nemen zij vermecnen echter te moeten voorstellen dezen post voor memorie uit te trekken. Volgno. 226. In de le sectie werd de aandacht gevestigd op de ui,teenloopende stemming van de verschillende instrumenten bij het muziekkorps in gebruik, als hoofdoorzaak van de soms min der volkomene harmonie bij de uitvoeringen op le merken, en werd de vraag gedaan, of niet door verhooging van het subsidie voor één jaar de commissie in staat zou moeten worden gesteld tot het aanschaffen van nieuwe instrumenten van gelijke stemming. Dit middel werd aanbevolen, vooral met het oog op den loffelijken ijver, dien de kapelmeester aan den dag legt tot ontwikkeling van het korps, doch die wegens voormeld gebrek niet de vruch ten draagt, die hij verdient. Bij gebreke van voldoende gegevens omtrent de kosten van bedoelden maatregel, waartoe de sectie in beginsel genegen zoude zijn, bleef het bij dezen wensch en werd hel doen van een voorstel aan rapporteurs aanbevolen. Vóór dat dit onderwerp door rapporteurs werd besproken, is door hen advies ingewonnen van de commissie uit den raad voor het stedelijk muziekcorps. Dit advies luidde gunstig, terwijl daarbij tevens werd gerap porteerd, dat de kosten der gewenschte verbetering zouden be dragen de som van ƒ830. Rapporteursde wenschelijkheid der bedoelde verbetering er kennende en gesterkt door bovengemeld advies, stellen voor, het subsidie ten behoeve van het stedelijk muziekcorps voor 1890 te verhoogen met ƒ830.— en derhalve uit te trekken op ƒ4830.—. INKOMSTEN. Volgno. 5. In de le sectie werd de vraag besproken of het invoeren van progressie en van onderscheiding van de inkom sten naar hunne bronnen bij de heffing van de onder nevens- vermeld volgnummer omschreven belasting, geen overweging zoude verdienen. Daargelaten het meer of min wenschelijke van zoodanige wijzigingwas men van meening dat hiertoe niet bij het vast stellen van den begrootingspost kan worden besloten, maar af zonderlijke voorstellen tot wijziging van het heffingsbesluit dienen te worden afgewacht. In de 3e sectie werd de wenschelijkheid besproken van eene gewijzigde klassenverdeeling in het bestaande besluit tot heffing van hoofdelijken omslag, door eene meer langzame opklimming van het belastbaar inkomen, met minder groote sprongen in de bedragen dan thans het geval is. Daar tegen werd echter opgemerkt, dat dergelijk denkbeeld zonder nader uitgewerkt te zijn, in eene sectie-vergadering tot onderzoek der gemeente-begrooting niet voor bespreking vatbaar moest worden geacht. Voor het tegenwoordige vond hel geop perd denkbeeld in deze sectic geen by val, zoodat daarvan alhier slechts volledigheidshalve melding wordt gemaakt. Rapporteurs merken omtrent het vorenstaande op, dat, welke wijziging in de bestaande verordening ook als wenschelijk moge worden beschouwd, in de le sectie teregt is betoogd, dat even tueel de vereischte voorstellen daartoe dienen te worden afge wacht. Volgno. 17. In verband met hetgeen omtrent dezen post in de Memorie van Toelichting is aangeteekend werd het in de 3e sectie met 4 tegen 2 stemmen niet wenschelijk geacht de vermoedelijke opbrengst van de hierbedoelde regten hooger dan op f 5000 te ramen. De meerderheid van rapporteurs kan zich hiermede niet ver eenigen en wenscht de raming te behouden zooals die door burgemeester en wethouders is voorgesteld. Rapporteurs doen derhalve geen voorstel tot vermindering van dezen post. Volgno. 18. In de le sectie werd opgemerkt, dat, na bekomen inlichtingen de op onderdeel a van dit artikel geraamde som veilig met ƒ1000 kan worden verhoogd. Rapporteurskennis genomen hebbende van bedoelde inlich tingen deelen deze opmerking en stellen mitsdien voor, litt. n van dit artikel met 1000 te verhoogen en te brengen op f 8500, en daarna het totaal van dit artikel vast te stellen op ƒ28720. Volgno. 30. Indien de laatstelijk afgekochte grondpacht ten laste van het St. Anth. Gasthuis nog in de raming van dezen post is begrepen, dan zal, volgens eene in de le sectie ge maakte opmerkingde uitgetrokken som met 24 cent moeten worden verminderd. Na hieromtrent gedaan onderzoekwaarbij gebleken is, dat tot afkoop van de bedoelde grondpacht werd besloten nadat de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1889 | | pagina 86