Bijlage no. 16
Bijlage tot liet verslag der handelingen van den gemeenteraad tc Leeuwarden, 1889.
VOORSTEL van Burgemeester en Wet
houders tot vaststelling van eene
verordening, omtrent het doen
van aanbevelingen en voordrag
ten do benoeming en het ont
slag van gemeente-ambtenaren
enz.
Mijne Heeren
De verordening regelende de benoeming en het ontslag van
gemeente-ambtenaren en bedienden mitsgaders de wijze van
benoeming van de leden en beambten van liet bestuur van ge
meentelijke inrigtingen en van Godshuizen en andere instel
lingen van liefdadigheid, vastgesteld den 15 April 1853, is ge
heel verouderd.
In art. 2 dier verordeningen worden betrekkingen genoemd
die niet meer bestaan of bij de bijzondere verordeningen met
andere namen zijn aangeduidterwijl enkele andere er niet in
voorkomen.
Verder is de benoeming voor onderscheidene daarin bedoelde
betrekkingen geregeld bij de betrekkelijke verordeningen zelve
waardoor eene opsomming in een speciaal besluit geheel over
bodig is.
Wij hebben daarom nagegaan in hoever het nog, met het
oog op art. 145 der Gemeentewet noodig was, in ééne verorde
ning saam te vatten het opdragen van de benoeming en het
ontslag van sommige ambtenaren en bedienden aan burgemees
ter en wethoudersen uit art. 3 van de hierbij gevoegde ont-
werp-verordening zal u blijken dat zich dtt tot een klein getal
bepaalt.
Daaromen ook omdat de daargenoemde betrekkingen van
weinig gewicht zijn hebben wij gemeend dat enkele bepalin
gen van hoofdstuk I der verordening van 1853 niet behoefden
te worden overgenomen. Het 2de en 3de hoofdstuk dier ver
ordening kan geheel als overbodig beschouwd wordendaar die
onderwerpen bij de bijzondere reglementen alle van later dag-
teekeningbehoorlijk zijn geregeld.
Als toelichting op de artikelen der ontwerp-verordening mee-
nen wij te kunnen volstaan met de opmerking, dat eene bepa
ling als onder art. 6 is opgenomen wel voorkomt in de veror
deningen betreffende de exploitatie der gasfabriek en der stads
reiniging doch ontbreekt ten aanzien der plaatselijke werken.
Wij hebben het daarom wenschelijk geacht voor die tak van
dienst hier eene bepaling te moeten opnemen gelijk aan die
welke ten opzigte der werklieden voor de gasfabriek en de
stadsreiniging is vastgesteld.
Op grond van het voorgaande hebben wij de eer u ter vast
stelling aan te bieden bijgaande ontwerp-verordening omtrent
het doen van aanbevelingen en van voordragten de benoeming
en het ontslag van leden van collegieën van gemeente-ambte
naren en bedienden en van werklieden in dienst der gemeente,
voor zoover dit niet bij de wet of bijzondere plaatselijke veror
deningen is geregeld.
Aldus voorgesteld ter Raadsvergadering van den 24 Decem
ber 1889, door burgemeester en wethouders van Leeuwarden,
(get.) P. LYGKLAMA a NIJEHOLTVoorzitter.
P. A. BERGSMA Secretaris.
De raad der gemeente Leeuwarden
Overwegende dat het wenschelijk is de verordening rege
lende de benoeming en het ontslag van gemeenteambtenaren en
bediendenmitsgaders de wijze van benoeming van de leden
en beambten van het bestuur van gemeentelijke inrigtingen
en van Godshuizen en andere instellingen van liefdadigheid
vastgesteld den 15 April 1853 te herzien;
Gezien art. 145 der Gemeentewet
Heeft goedgevonden
I. vast te stellen de volgende
VERORDENING omtrent het doen van
aanbevelingen en voordragten,
de benoeming en het ontslag van
leden van collegieënvan ge
meenteambtenaren en bedienden
en van werklieden in dienst der
gemeentevoorzoover dit niet
bij de wet of bij bijzondere plaat
selijke verordeningen is geregeld.
Art. 1.
Voor elke benoeming door den Raad te doen, wordt door bur
gemeester en wethouders eene aanbeveling van ten minste twee
personen aangeboden.
Art. 2.
Bij elke voordragt of aanbeveling worden overgelegd al de
verzoekschriften met de bijlagen van al de personen die naar
de opengevallen betrekking of bediening dingen.
Art. 3.
Door burgemeester en wethouders worden benoemd en ont
slagen
a. de keurmeesters van de stedelijke harddraverijen.
b. de boden de conciergeen alle verdere bedienden van
en voor het gemeentebestuur en het gemeentehuis.
c. de gemeente-omroeper.
d. de toeziener op de tijdregeling en de klokluiders.
e. de opzigter der beplantingen.
f. de brugwachters.
(j. de gaarders van brug- markt- en veergelden.
h. de turfmeters en turfdragers.
i. de turfbrengers in lokalen van gemeentegebouwen.
j. de schoonmaaksters van gemeente-gebouwen.
k. de concierge van het gymnasium.
I. de concierge van de middelbare school voor meisjes.
m. de portier van de burgerdag- en avondschool.
Art. 4.
Indien door burgemeester en wethouders de vervulling van
eene opengevallen betrekking of bediening niet noodzakelijk
wordt geacht, dan wordt door hen tijdig den Raad een dien
overeenkomstig voorstel aangeboden, om het even of de benoe
ming geschieden moet door den Raad dan wel door burgemees
ter en wethouders.
Art. 5.
Burgemeester en wethouders beschikken niet op eene voor
dragt tot ontslag dan na den ambtenaar of bediende wien het
geldt, hetzij ter vergadering of voor eene commissie uit hun
midden in de gelegenheid te hebben gesteld zich te verant
woorden.
Art. 6.
De regeling van het getal en de bepaling der wijze van be
noeming schorsing en ontslag van de werklieden bij plaatse
lijke werken en inrigtingen worden aan burgemeester en wet
houders opgedragen.
II. In te trekken de verordening van 15 April 1853.
Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leemvardm.