2 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1890. Daar volgnummer 130 voor „memorie" kan worden gesteld zou het eindcijfer dezer afdeeling door de door ons voorgestelde verhooging geene verandering behoeven te ondergaan. Volgno. 14-G. Met eenige bevreemding hebben wij kennis genomen van de gemaakte opmerkingen ten aanzien van de voorgedragen verbetering van de Korfmakeispijp. Wij kunnen volstrekt met deelen het beweren, als zou de beoogde verbetering niet opwegen tegen de belangrijke uitgaaf, daaraan verbonden en evenmin kunnen wij instemmen met hen, die de verbetering van de pijp niet noodzakelijk achten en die als belemmerend voor de scheepvaart beschouwen. Van dit laatste kan zeker in 't geheel geen sprake zijn. Naar onze meening is het groote belang van het voorgestelde werk, met het oog op de veilige passage aldaar, boven alle bedenking verheven. Verwijzende naar de memorie van toelichting op dezen post, meenen wij alsnog op uitvoering van de voorgestelde verbete ring te moeten aandringen. Volgno. 147. Wij hebben van de ten dezen gemaakte op merkingen kennis genomen en deelen daaromtrent mededat het in de bedoeling ligt, om, te gelijk met het maken der rio len het gebruik van de bestaande open goten langs de stra ten voor het afvloeijen van het menage water te doen verval len. Volgno. 149. Het is de bedoeling, om de uilvoering van het plan alhankelijk te stellen van de medewerking der betrokken eigenaren voor zoover die noodig is. In het oog zal worden gehouden, dat de voorgestelde demping in de allereerste plaats ten goede komt van de bewoners der naastbij gelegen panden. Volgn. 153 Het verlangde rapport kan te zijnertijd van bur gemeester en wethouders worden tegemoet gezien. Volgn. 169. Met eenige bevreemding hebben wij kennis ge nomen van de bewering, dat het in strijd zou zijn met de in structie van den gemeente-ontvangerindien dezen overeen komstig ons voorstel eene veihooging van bureaukosten werd toegekendook om daaruit het salaris van een klerk te kunnen bestrijden. Wij achten die meening geheel ongegrond. Volgens art. 107 in verband met art. 104 der gemeentewet wordt de jaarwedde van den gemeente-ontvanger door de Gede puteerde Statennadat de Raad is gehoord onder 's Konings goedkeuring bepaald. Hij staat in dit opzigt geheel gelijk met den burgemeester de wethouders en den secretaris. De bedoeling is blijkbaar, dat die jaarwedde zuiver zoude wor den genoten, d. w. z. dat, indien de omvang der werkzaamhe den van dien aard is, dat de ontvanger hulp van anderen noo dig heeft, hij hiervoor schadeloos gesteld behoort te worden, even goed als voor het papierde pennen en de inkt die hij behoeft. En nu is juist bij art. 6 zijner instructie van de veronderstel ling uilgegaan, dat personele hulp onontbeerlijk is. De pligt is hem opgelegd, te zorgen voor een voldoend en geschikt perso neel aan zijn kantoor, ten einde het publiek geregeld en met spoed te kunnen gerieven. Rationeel en billijk is het dus, dat hem de uitgaven deswege in den vorm van bureaukosten (wat het werkelijk zijn) worden vergoed. Trouwens voor uitgaven voor personeel wordt reeds vergoe ding verleend. Het toegekende bedrag van 450.is te veel voor uitgaven wegens schrijfbehoeften. Bij de bepaling dier som is reeds gerekend op uitgaven voor persoonlijke hulp eenvou dig is het bedrag niet voldoende om de salarissen van het geheele personeel daaruit te kunnen bestrijden. De vraag kan alleen zijn heeft de ontvanger ook te veel per soneel in zijn dienst Was men van die meening, dan zou men het bedrag der bureaukosten vaststellen niet tot een be drag dat de ontvanger daarvoor uitgeeft, maar tot eene som als de raad daarvoor noodig achtte. Moeijelijk kan nu worden aangenomen, dat de door ons voor- Boekdrukkerij van A. Jc gestelde som van ƒ1000 te hoog is tc achten. Een vertrouwde cn geschikte hoofdklerk zal toch aan een kantoor als dat van den gemeente-ontvanger wel noodzakelijk worden geacht j evenals het noodig is, dat hij een persoon heeft voor het rond brengen der duizende aanslagbillelten en voor kleine diensten. En dan mag worden aangenomen, dat voor de bezoldiging van dit personeel wel 800 a 900 noodig zal zijn. Rekent de ontvanger alle uitgaven aan zijne betrekking verbonden, dan zal hij vrij zeker aan ƒ1000 vergoeding voor bureaukosten nog eerder te weinig dan te veel hebben. De bepaling van art. 6 zijner instructie kan moeijelijk eene andere beteekenis hebben, dan dat het aanstellen van het per soneel aan hem is opgedragen. Hij moet weten, wie hij in zijn dienst wil nemen de algcheele verantwoordelijkheid voor handelingen of verzuimen van zijn personeel rust dan ook ge heel op hem (zie art. 27 der instructie.) Om de billijkheid van de verhooging aan te toonen, kunnen we niet anders doen dan te verwijzen naar de toelichting. Daaruit blijkt, dat dj gemeente-ontvanger thans ƒ1600 a I 700 zuiver genieteen salaris dat ongeveer gelijk staat met dat van den boekhouder aan de gasfabriek, die met f 1600 beloond wordt. Ook in andere groote gemeenten worden bureaukosten toege kend o.a. te Arnhem2700. Haarlem- 2500.— Nijmegen - 1200.— terwijl te 's-Gravenhage DordrechtLeiden Zutphcn Mid delburg en meer andere plaatsen alle uitgaven voor kantoor-loca- liteit, belooning van klerken bureaubehoeften en wat dies meer zij, door de gemeente worden betaald. Wij meenen voldoende te hebben aangetoond, dat uit een oog punt van billijkheid de voorgestelde toelage aan den gemeente ontvanger behoort te worden verleend en dit geenszins in strijd zou zijn met zijne instructie. Volgn. 179. Zooals wordt opgmerkt, moet deze post met ƒ130.worden verminderd, tengevolge van het met dit bedrag verlaagde subsidie aan het stads-ziekenhuis. Volgno. 184. Daar de aanstelling der bedoelde leeraren slechts is geschied voor den cursus 1890/91 komt het ons voor, dat deze uitgaven moeilijk voor een langer tijdperk kunnen worden geraamd. Wij stellen mitsdien voor, dit artikel te verhoogen met 1334. Volgn. 202. Met het oog op het in het rapport medegedeel de kan deze post voor „memorie" worden gesteld. Volgn. 203. Daar de betrekking van onderwijzeres aan de gemeentebewaarschool no. 6 met 1 Januarij 189i niet terstond zal worden vervuld, wordt verhooging van dit artikel niet nood zakelijk geacht. INKOMSTEN. Volgn. 10. Tengevolge van de onlangs plaats gehad hebbende verpachting der bruggelden zal het uitgetrokken bedrag van ƒ3300.met 252.50 kunnen verhoogd worden. Volgn. 14. De invordering der marktgelden is den 18 October j.I. verpacht voor den tijd van drie jaren tegen eene pachtsom van ƒ2800.het daarvoor uitgetrokken bedrag van ƒ3204 moet dus verminderd worden met 404.-— Volgno. 48. Wordt ons voorstel om volgno. 184 slechts te verhoogen met 1334 gevolgd, dan zal deze post verhoogd moeten worden met ƒ667,—. Opgemaakt den 25 October 1890 door Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden P. LYCKLAMA NIJEHOLT, Burgemeester P. A. BERGSMA Secretaris. te Leeuwarden. Bijlage tot liet verslag «Ier handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1890. 1 Bijlage no. 20. VOORSTEL der commissie voor het ont worpen van strafverordeningen tot wijziging van de verordening rege lende de politie op den in- en ver voerden verkoop enz en de keu ring van vleesch, visch en vruchten Aan den Gemeenteraad Bij Uw besluit van 12 Augustus j 1. werd een op 3 Mei 1890 ingekomen adres van P. Span te Huizum en anderen in onze handen gesteldmet uitnoodiging, U voorstellen aan te bieden tot wijziging van de verordening regelende de politie op den in- en vervoer den verkoop enz. en de keuring van vleesch visch en vruchtenter tegemoetkoming aan de bezwaren, welke- verbonden zijn aan den inoer van versch vleesch. De bedoelde verordening is op 8 April 1890 door U vastge steld en zal 1 Januarij 1891 in werking treden. Die bezwaren zijn dus nog slechts verwachtniet ondervonden. Niettemin erlangde de vrees er voor steun bij Uwe vergadering en we zullen trachten, aan de bedoeling van Uw mandaat te voldoen Die bedoeling kan evenwel niet zamenvallen met het ver- langèn van hen wier adres ons in handen werd gesteld. Zij toch wenschen, voor buiten de gemeente wonende slagers ver krijgbaar te zien gesteld speciale personele vergunning van bur gemeester en wethouders tot invoer, vervoer en debiet in de gemeente van versch vleesch mits gedekt dour een bewijs van goedkeu ring van een in overleg met burgemeester en wethouders aan gewezen deskundige. Maar zoodanige vergunning zou immers geweigerd en, eenmaal verleend ingetrokken moeten kunnen wordenhetgeen mogelijk tot willekeurige toepassingmaar zeker tot niet geringe moeijelijk- en onaangenaamheden voor burgemeester cn wethouders zou leiden. Het komt ons beter voor, door wijziging van art. 2 een al- gemeenen regel te stellen die keuring builen de gemeente toelaat. Maar dan dienen ook in- en vervoer zonder voorafgaande goed keuring door de verbodsbepaling van dat artikel te worden ge troffen. En hierbij verliest art. 3 zijne beteekenis behalve in zooverre het de strekking heeft, den doorvoer ook van niet goed gekeurd vleesch vrij te laten door toevoeging van eene nieuwe alinea aan art. 2 kan hierin voldoende worden voorzien. In verband met die wijziging dient ook art. 12 eenige veran dering te ondergaan terwijl tegenover de meer gunstige bepa lingen voor het debiet van van buiten de gemeente afkomstig versch vleesch eenige verscherping van het toezigt behbort te staan die ook in het algemeen voor het in deze verordening geregelde wenschelijk schijnthiertoe behoort de in art. 9 alinea 1 voorgeschreven verpligling te worden uitgestrekt tot allen die, in welken vorm ook aan het debiet deelnemen. Bij de behandeling van het bovenstaande is onze aandacht nog getrokken door sommige bepalingen van deze verordening die voor verbetering vatbaar schijnen. Ofschoon ze buiten het ons verstrekte mandaat liggen meenen we wel te doen door die opmerkingen aan uwe overweging aan te bevelen. Omtrent art 7 alinea 1 zijn de vragen gerezen of niet met het oog op de bestemming van de verordeningtoezigt bij het slagten van het hier bedoeld vee doorgaande regel moet zijn of niet voor de doelmatige toepassing hiervan de plaats van slagting steeds door burgemeester en wethouders moet worden aangewezen en of niet het voorschrift ook toepasselijk moei worden gemaakt op al het slagtvee van verdachte kwaliteit. En inderdaad die vragen kunnen niet worden voorbijgegaan door wie overtuigd is, dat hel debiet van vleesch afkomstig van vee als hierbcdoeld evenzeer als het van buiten inge voerde voor de volksgezondheid schadelijk kan zijn, dat geringe verhooging van het cijfer van aangifte voor de belasting op liet gcslagt alligt bedenkelijke gevallen aan de werking der verordening kan onttrekken en dat het gevaar voor de volksge zondheid niet uitsluitend bij het vleesch van slecht rundvee moet worden gezocht. Wij zijn hierom van oordeel, dat wijzi ging van deze alinea in den aangegeven zin eene verbetering zou zijn. Om duidelijk te maken dat ook na slagting onder toezigt het onderzoek van hol vleesch noodzakelijk is, dient in den aan hef van alinea 2 het woord „bovendien" te worden opgenomen. Het derde lid van art. 7 zalindien iedere slagting onder toezigt plaats heeft, kunnen vervallen. Naar aanleiding van een en ander hebben wij eene nieuwe redactie van art. 7 ontworpen. De tweede alinea van art. 8 zou aan duidelijkheid winnen zoo het derde woord „of" wordt weggenomen hierdoor toch vervalt de vraag of ook'op hen, die slageren vleeschverkooper tevens zijndeze verbodsbepaling toepasselijk zij. Eindelijk bevat art. 15 alinea 2 door verkeerde interpunctie eene onjuiste bepaling de komma nl. achter het woord „bur gemeester" moest vijl woorden eerder achter „genomen" staan. Voorts komt het ons wenschelijk voorde redactie zoo te wijzigen, dat de inbeslagneming niet beperkt blijve tot de schadelijk gebleken maar toepasselijk zij op alle voorwerpen waarmede overtreding wordt gepleegd, opdat ongestoord kunne worden onderzocht of het gebruik er van schadelijk zou kun nen zijn en of er alzoo termen bestaan voor den last tot ver nietiging of begraving. Na vorenstaande toelichting hebben wij de eer le. U voor te stellen a. Art. 2 van voornoemde verordening te doen vervangen door de volgende bepaling „Het is verboden, bij dag waaronder worden verstaan die „gedeelten van ieder etmaal, welke naar artikel 1 niet als nacht „worden aangemerktvan buiten de gemeente afkomstig versch „vleesch niet voorzien van een bewijs van goedkeuring van „den veearts der gemeentewaaruit het afkomstig isin de „gemeente in te voeren te vervoeren te verkoopenaf te „slaan, ten verkoop voorhanden te hebben of aan te bieden, af „te leveren of ten geschenke te geven. Aan slagers en aan „vleeschverkoopers is het bovendien verboden vleesch, als in het „eerste lid van dit artikel is bedoeld, in hunne winkels, berg plaatsen, woningen of op hunne erven voorhanden te hebben. „De bepaling van het eerste lid van dit artikel is niet van „toepassing ten aanzien van enkel voor doorvoer bestemd vleesch „mits in niet kleinere dan vierdedeelen van het geslagte dier." b. Art. 3 te doen vervallen en als gevolg hiervan de latere artikelen te vernummeren. c. Artikel 9 (nieuw 8) alinea 1 te doen vervangen door „Ieder, die vleesch, visch of vruchten in de gemeente invoert, „vervoert, verkoopt, afslaat, ten verkoop voorhanden heeft of „aanbiedt aflevert of ten geschenke geeft is verpligt, die „voorwerpen aan de gemeentelijke keurmeesters, den gemeente- „veearts of de beambten van politie op hunne aanvraag te ver- „toonen en het onderzoek en de keuring daarvan toe te laten". d. Art. 12 (nieuw 11) te doen vervangen door: „Het bewijs van goedkeuring in artikelen 2 en 6 bedoeld „de plaats en de wijze van het in de artikelen 34 en 6 be- „doeld onderzoek door den gemeente-veearts en de gemeentelijke „keurmeesters het kenmerk van goedkeuring en de wijze van „gebruik hiervan worden door burgemeester en wethouders vast gesteld en bepaald bij verordening in het Gemeenteblad op te „nemen en tegen betaling van de kosten verkrijgbaar te stellen." e. De in de verschillende artikelen voorkomende aanhalin gen van artikelen in overeenstemming te brengen met het be sluit sub b. 2. U in overweging te geven a. Art. 7 (nieuw 6) te doen vervangen door

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1890 | | pagina 102