Bijlage no. 8. 6 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1890. B. PLAN. Art. 1. Deze geldleening wordttegen eene rente van drie en een half ten honderd in liet jaar, aangegaan tot een bedrag van f 220,000. Art. 2. De wegens deze leening onder een doorloopend volgnummer uit te geven schuldbekentenissen worden gesteld op naam of aan toonderter keuze van de deelnemersieder ten bedrage van duizend gulden. Zij kunnen ook in onderdeelen van vijfhonderd en van twee honderd gulden worden gesplitstuit te geven onder hetzelfde nummergeteekend met letter A, B en zoo noodig, G, D en E. Art. 3. Bij elke schuldbekentenis wordt afgegeven een stel halfjarige coupons verschijnende 1 Januarij en 1 Julij van elk jaar. Daarbij wordt verder gevoegd een bewijs tot het kosteloos bekomen van nieuwe coupons voor het vervolg. De verschenen coupons en de volgens art. 9 bij uitloting jaar lijks ter aflossing aangewezen schuldbekentenissen zijn betaal baar ten kantore van den gemeente-ontvanger te Leeuwarden en bij de Kasvereeniging te Amsterdam. De rente en aflossing der schuldbekentenissen worden ge vonden uit de plaatselijke inkomsten der gemeentein het bij zonder zullen de inkomsten van de gasfabriek daarvoor zijn verbonden. Art. 4. De deelneming in deze geldleening wordt bij openbare in schrijving opengesteld. De inschrijvingen geschieden voor een of meer aandeelen groot duizend guldenterwijl daarbij wordt vermeld hoeveel obligatiën van f 1000 of van ƒ500 of van ƒ200 de inschrijver verlangt, ingeval zijne inschrijving wordt aangenomen, onder opgave van den persoon ten wiens name de obligatiën moeten worden gesteldwanneer daaraan boven het stellen van dezen aan toonder de voorkeur wordt gegeven. Voor zoover de aanbiedingen aan burgemeester en wethou ders aannemelijk voorkomen erlangt de hoogste bieder de aan deelen waarvoor hij heeft ingeschreven daarop volgt degene die na hem het hoogste bod heeft gedaan en zoo vervolgens. Indien door twee of meer der hoogstbiedenden voor gelijken prijs meer is ingeschreven dan benoodigd is beslist het lot tusschen henmet dien verstandedat bij gelijk cijfer van in schrijving houders van oude schuldbrieven in de conversie be grepen (zijnde de leeningen voor de gasfabriek van 1884 en 1885) de voorkeur genieten, mits zij bij de inschrijving te ken nen geven, dat zij van die vooi keur eventueel gebruik wenschen te maken. De billetten van inschrijving moeten op zegel geschreven en vóór of op den door burgemeester en wethouders te bepalen tijd bij dat collegie ingekomen zijn. Op den omslag der billetten moet worden vermeld „Billet van inschrijving voor de geldleening van ƒ226,000." De opening daarvan heeft in het openbaarop een door bur gemeester en wethouders te bepalen tijdstipin eene vergade ring van hun collegie plaats. Binnen vier dagen na het openen der billetten wordt aan de belanghebbenden wier inschrijvingen geheel of gedeeltelijk zijn aangenomendaarvan kennis gegeven. Art. 5. Wanneer niet voor het volle bedrag van deze leening is in geschreven of wel door burgemeester en wethouders de inschrij vingen ten deele onaannemelijk zijn geachtwordt door dat collegie voor het resterend bedrag op nieuw eene inschrijving opengesteldovereenkomstig de bepalingen van dit planzoo noodig met wijziging van den termijn van storting en het tijd stip van ingang der rente. Ook kan in die gevallen het bedrag, waarvan de inschrijvingen aannemenlijk voorkomen, aangenomen en de verdere deelneming door hen gesloten worden. Art. 6. De storting der ingeschreven sommenzoover betreft de ten gevolge der eerste openstelling aangenomen inschrijvingen moet geschieden in één termijn, op den 2 Januarij 1891. De rente gaat in met den eersten dier maand. Bij vernieuwde openstelling der inschrijving wordt het tijd stip van storting en ingang der rente van de alsdan aan te ne men sommen ingevolge art. 5 aangewezen. Art. 7. Bij de storting worden aan de deelnemers de verlangde schuld bekentenissen door den gemeente-ontvanger afgegeven. Art. 8. Op deze leening wordt, aan te vangen met het jaar 1892 afgelost gedurende de eerste drie jaren jaarlijks minstens ƒ13,000, de volgende vijfjaren jaarlijks minstens 15,000, de daarop volgende vier jaren jaarlijks minstens ƒ18,000, en de overige jaren jaarlijks minstens 20,000. De raad regelt verder het bedrag der af te lossen som. Art. 9. De uitloting heeft jaarlijks plaats in eene openbare vergade ring van burgemeester en wethouders, in de maand October. De uitslag daarvan wordt in een of meer der in de gemeente uitkomende dagbladen alsmede in twee te Amsterdam of elders verschijnende effectenbladen bekend gemaaktmet oproeping tevens van de houders der ter aflossing aangewezen schuldbe kentenissen om op den volgenden tweeden Januarij de hun aan komende geldentegen overgave der schuldbekentenissen en van de alsdan niet verschenen couponsin ontvang te nemen ten kantore van den gemeente-ontvanger te Leeuwarden of van de Kasvereeniging te Amsterdam. Art. 10. Aan de gepatenteerde kassiers of handelaars in effecten wordt f- pCt. provisie toegekend voor de door hen ingeschreven en door burgemeester en wethouders aangenomen sommen, te vol doen op daartoe aan dezen in te dienen declaratie. Art. 11. De obligatiën en coupons welke niet binnen vijf jaren na den ternrjn van aflossing en verschijning zijn aangeboden, wor den na dien tijd niet meer voldaan maar vervallen ten voor- deele der gemeente Leeuwarden. Boekdrukkerij van A. Jongbloed, te Leeuwarden. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1890. 1 Aan den Raad der gemeente Leeuwarden. Mijne Heer en Onder bijvoeging van eene memorie van toelichting hebben wij de eer U hierbij ter vaststelling aan te bieden I. Eene verordening tot het heffen van marktgeld II. Eene verordening op de invordering van dat regt. Leeuwarden den 8 April 1890. Burgemeester en Wethouders P. LYGKLAMA a NIJEHOLTBurgemeester. P. A. BERGSMA Secretaris. VERORDENING tot het heffen van marktgeld. De Raad der gemeente Leeuwarden Overwegende, dat het wenschelijk is de verordening op het heffen van marktgeld wegens staanplaatsen voor het uitstallen en uitventen van waren (met uitzondering van vee) zoo mede ten dienste van openbare vermakelijkheden, vastgesteld den 12 Januarij 1854, en gewijzigd bij besluit van den 8 Junij daaraanvol gende te herzien Besluit, vast te stellen de volgende VERORDENING tot het heffen van marktgeld. Art. 1. Er wordt ten behoeve der gemeente een regt geheven onder den naam van marktgeldwegens a. het plaatsen van kramendisschen karren kruiwagens en alle andere voorwerpen voor het verkoopen of ter verkoop uitstallen van goederen van welken aard ook b. het ter verkoop uitstallen van goederen op den grond c. het plaatsen van tentencarousselshakblokken enz. tot het houden van openbare vermakelijkheden of vertooningen, of het innemen daartoe van een bepaalde plaats in de open lucht; alles voorzoover dit geschiedt op openbare gemeentelijke pleinen straten wegen wallen enz.met uitzondering van het terrein der veemarkt en der vischmarktals zijnde het regt daarvoor geregeld bij afzonderlijke verordeningen. Art. 2. Het regt bedraagt per dag I. voor het gebruik omschreven bij art. 1 litt. a en b op de dagen waarop jaar- of weekmarkt wordt gehouden voor eene oppervlakte van drie centiare of daar beneden 5 cent, voor eene oppervlakte van meer dan drie tot en met zes centiare 15 voor elke verdere drie centiare of minder 5 cent meer; op andere dagen voor elke oppervlakte van zes centiare of minder 21 II. Voor het gebruik omschreven bij art. 1 lit. c: Voor eene oppervlakte van vijf centiare of minder 5 voor eene oppervlakte van meer dan vijf tot en met tien centiare10 voor eene oppervlakte van meer dan tien tot en met vijftig centiare20 voor eene oppervlakte van meer dan vijftig tot en met honderd centiare50 cent, voor eene oppervlakte van meer dan honderd tot en met honderdvijftig centiare80 voor elke verdere honderd centiare of minder, 10 cent meer. Art. 3. De verschuldigdheid van het regt voor het plaatsen van kra men tenten disschencaroussels enz. gaat in met den dag waarop met den opbouw is begonnen en eindigt met den dag waarop die voorwerpen geheel zijn weggeruimd. Art. 4. Het regt volgens deze verordening is niet verschuldigd we gens het houden van tentoonstellingen van voorwerpen van nij verheid en kunstniet om gewin gehouden wordende. Art. 5. Het regt is verschuldigd door dengenedie het in art. 1 omschreven gebruik van de openbare gemeentelijke pleinen straten, wegen, wallen enz. maakt, en, bij afwezigheid van dezen door hem die in zijne plaats optreedt. Art. 6. Deze verordening treedt in werking op den 1 Januarij 1891 met welk tijdstip de verordening op het heffen van marktgeld, vastgesteld den 12 Januarij 1854 en gewijzigd bij besluit van den 8 Junij daaraanvolgende, vervalt. VERORDENING op de invordering van het marktgeld. De Raad der gemeente Leeuwarden Gelet op zijn besluit van heden tot het heffen van markt geld; Besluit vast te stellen de volgende VERORDENING op de invordering van het marktgeld- Art. 1. De invordering van het regt geschiedt door middel van open bare verpachtingtenzij de Raad uitdrukkelijk besluitdat de invordering bij gaardering zal geschieden. De verpachting geschiedt telkens voor den tijd van drie ja ren tenzij de Raad, op voorstel van burgemeester en wethou ders, mogt besluiten, den duur van verpachting korter of lan ger te stellen. De voorwaarden der verpachting worden door burgemeester en wethouders vastgesteld. Indien de Raad tot invordering bij gaardering besluit, wordt door hem eene instructie voor den gaarder vastgesteld. Art. 2. Burgemeester en wethouders doen steeds onverwijld open bare kennisgeving van den naam van den pachter of gaarder. Art. 3. Het regt kan voor eiken dagwaarvoor het verschuldigd is dadelijk worden ingevorderd. Art 4. De belastingschuldigen moeten het verschuldigd regt dadelijk

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1890 | | pagina 36