ra Bijlage No. 13. 14 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1891). te ■a 2 "03 I <3 <D _hS O O 0 M S G II R IJ V 1 N G der ARTIKELEN. (UITGAVEN) BEGROOTING SOMMEN. primitieve na af- en over raming. schrijving. Werkelijk bedrag. VERZAMELING. Totaal van het Iste hoofdstuk Hde lilde IVde Vde Vide Vilde VlIIste IXde Xde Xlde Totaal der uitgaven BALANS. Bedrag der ontvangsten uitgaven Voordeelig slot 31788 15329 293810 13040 8317 36107 252964 1095877 5700 3917 1756850 1756851 1756850 85 50 35 01 35 66 31683 16470 296632 12540 8976 36137 250088 1095901 5926 2495 1756850 69 281/8 50 531/a 34 35 _l 31680 16863 293364 12531 8953 35999 249073 1065884 5925 2466 1722242 1767782 1722242 45539 191/2 891/, 021/8 13 301/8 58 8U/2 94 16 78 821/2 67 821/2 841/2 Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1890. 1 VERSLAG van de commissie van rap porteurs uit de sectiën van den raad der gemeente Leeuwarden naar aanleiding van het onderzoek van het voorstel van burgemees ter en wethouders van 27 Mei 1890 tot wijziging van het besluit op de heffing en de verordening op de invordering van eene directe be lasting op het inkomen. In de vergaderingen der drie sectiën, waaraan achttien leden deel namen, werd eenstemmig hulde gebracht aan burgemees ter en wethouders voor de uitvoerig en nauwkeurig bewerkte en over het geheel genomen welgeslaagde poging tot verbe tering van de vóór en na gebleken leemten en gebreken in de heffing van de inkomsten-belasting volgens de thans geldende verordening. Rapporteurs nemen gaarne deel aan die waardeering en con- stateeren in overeenstemming hiermede reeds dadelijk dat waar de beraadslaging in de sectiën deed zien hoe allen die er aan deelnamen met inderdaad bijzondere zorg de punten van behandeling aan hunne zeer ernstige overwegingen hadden onderworpen, waar een veelal uitvoerig enover het algemeen, grondig debat werd gehoudenbijna alle voorstellen van bur gemeester en wethouders ten slotte door de ruime meerderheid werden aangenomen. Toch zijn rapporteurs niet ontslagen van de taak om zij het ook slechts een weerklank van die beraadslagingen in hun rap port op te nemen. Bij de algemeene beschouwingen werd in de eerste sectie de vraag gesteldof ditzoowel als ieder ander voorstel betrek kelijk de heffing van inkomstenbelasting niet praematuur moet worden geachtzoolang aan de belofte der regeering tot her vorming van het gemeentelijk belastingstelsel niet is voldaan. Het antwoord hieropdat n.l. later vernomen uitingen den indruk hebben moeten geven datzoo al aan die toezegging zal worden voldaan de hervorming" zich wel bescheidenlijk zal bepalen tot het voor de gemeenten beschikbaar stellen van een grooter getal opcenten op de hoofdsom der grondbelasting, maakte een einde aan de discussie hierover. Overigens bleef de ontvankelijkheid van het voorstel onbestre den. In dezelfde sectie werd het gevoelen voorgestaan dat boven eene herziening van de geldende verordening de voorkeur zou toekomen aan het maken van eene geheel nieuwemet een ander stelsel van aanslag en wel naar de eigen aangifte van de belastingschuldigen. Dit stelsel zoo oordeelde men zou meer waarborgen geven voor juisten aanslag dan de thans voor geschreven rangschikking door den Raad zonder voorafgaande inmenging van de belastingschuldigenhel hier tegenover ge daan beroep op de ondervinding in deze gemeentewaar het heffen van inkomstenbelasting met rangschikking naar eigen aangifte is begonnen doch dit stelsel van aanslag is verlaten omdat de uitkomsten onvoldoende bleken, en terwijl het gemeen tebestuur van lieverlede en uit velerlei bronnen kennis had op gedaan omtrent de inkomsten der ingezetenendeed een voor stel in den zin van het eerstvermeld gevoelen verwerpen. De tweede en de derde sectie werden bezig gehouden met de vraag, of bij de ondernomen wijziging niet zou kunnen wor den ingevoerd een verschil van heffing naar de bronnen, waar uit de inkomsten worden getrokken in dien zin dat loonen bezoldigingen tractementen en inkomsten uit handelnering en bedrijf lagerde revenuen uit kapitaal hooger worden aangeslagen. Een bevestigend antwoord, voor zooveel loonen enz. betreft werd voorgestaan vooral op grond van de over weging dat zij, die dergelijke inkomsten genieten, buiten deze ook een deel van de bron dier revenuen, van hun kapitaal hunne werkkracht verteeren en hierin achterstaan bij hen wier kapitaal door het genot van de renten niet afneemt. En het systeem van distinctieven aanslag in zijn geheel werd op gron den van billijkheid en met een beroep op wat m andere ge meenten in dat opzicht geldt aanbevolen. Toch legden de voorstanders ten slotte zich neêr bij het antwoord, dat, ook als men den maatregel in theorie juist mocht achten, de practische bezwaren vooral in deze gemeente verbonden aan de zuivere onderscheiding door het gemeentebestuur van wat door iederen belastingschuldige uit verschillende bronnen wordt getrokken zóó groot zijn dat hij onvermijdelijk zou leiden tot onjuisthe den die bij eene heffing van eene belasting naar het inko men zooveel mogelijk moeten worden vermeden. In de derde sectie werd door een der leden de wenschelijk- heid van progressieven aanslag in dien zin dat de percentage van heffing evenredig met het cijfer der inkomsten opklimt ter sprake gebrachtdie sectie was evenwel ten slotte van oor deel dat progressie, voor zooveel ze hier aanbeveling verdient, in het voorstel juist is uitgewerkt. Rapporteurs zijn naar aanleiding van voormelde algemeene beschouwingen van oordeeldat de ontvankelijkheid van het voorstel terecht is aangenomen omdat inderdaad met de nood zakelijke verbetering van de verordening niet kan worden ge wacht op het vervullen van eene onder bijzondere omstandig heden gedane toezeggingwaaraan sedert niet meer schijnt te worden gedacht. En tegen herstel van eigen aangifte bij het invoeren van de inkomsten-belasting noodzakelijk willen rap porteurs zooveel noodig waarschuwende moeielijkheid van keus bij de belastingschuldigen tusschen hun belang en de waarheid bij den raad tusschen duidelijke opgaven van elders en de goede trouw van den aangeveris zóó grootde afkeer van velen de bezwaren van sommigen tegen eigen aangifte zijn zóó duidelijk en daarentegen de ervaring van en de opgaven bij het gemeentebestuur zijn zóó ontwikkeld, dat het opnieuw invoe ren van eigen aangifte een terugtred zou zijn op het gebied der gemeentelijke belastingheffing, die slechts op teleurstelling zou kunnen uitloopen. Ook ten aanzien van wat men distinctieven en progressieven aanslag zou kunnen noemen deelen rappor teurs de gronden die als boven vermeld, in de sectiën daar tegen zijn ingebracht. Bij het achtereenvolgens behandelen van de elf onderdeden van het voorstel van burgemeester en wethouders werd naar aanleiding van de daaraan voorafgaande toelichting het vóór en tegen uitvoerig besproken. Rapporteurs mogen volstaan met de vermelding van wat hun het meest belangrijk voorkomt. Tegen het voorstel sub 1°, dat voor de belastingplichtigheid het minimum van f 350 op f 450 brengtwerden in de eerste en in de tweede sectie bedenkingen in het midden gebracht. Is dit voorstel zoo vroeg men in de 1® sectie niet in strijd met het beginseldat zooveel mogelijk ieder ingezetene naar gelang zijner krachten bijdraagt in de kosten van de huis houding der gemeente En zou werkelijk eene bijdrage van 2 tot 6 cent per week zóó bezwarend zijndat de opheffing hiervan het terzijdezetten van dat beginsel waard zou zijn In antwoord werd een beroep gedaan op de door burgemeester en wethouders bijgebrachte motieven en gewezen op de sedert 1876 gewijzigde verhouding tusschen de inkomsten en de nood zakelijke uitgaven van de aangeslagenen in de 1® en in de 2® klasse. Niettemin staakten in die sectie de stemmen over het voor stel sub 1°. In de 2® sectie werd de vraag gesteld of het raadzaam zij buiten dringende noodzakelijkheid, het getal der 4137 belang hebbenden bij den gang van zaken in de gemeente met 1398 te verminderen hierbij werd het bestaan van die noodzakelijk heid niet toegegeven wijl door wekelijksche afzondering van 2 tot 6 cent de aanslagen kunnen worden betaald. Maar deze bedenking werd in de sectie niet gedeeld en enkel beantwoord met de opmerking, dat de aangeslagenen der le en der 2®

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1890 | | pagina 51