4
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1891.
onderwijs op de scholen van openbaar lager onderwijs in de
gemeente, vastgesteld den II2 Mei 1881 (gemeenteblad no. 17)
de volgende wijzigingen aan te brengen
A. De tweede zinsnede van art. 1 te doen vervangen door de
volgende
Het schoolgeld bedraagt jaarlijks
a. voor de scholen der eerste klasse 30.—
b. school der tweede klasse a 18.
c. scholen der tweede klasse b 3.
B. Art. 4 te doen vervangen door de volgende bepaling
Indien meer dan één kind uit hetzelfde gezin te gelijker tijd
een school der eerste i klasse ofjj welfde school der tweede klasse a
bezoekt, bedraagt het in art. 1 bepaalde schoolgeld
voor ieder kind 3/4 van het schoolgeld, vastgesteld voor de
school die het bezoekt, indien twee kinderen te gelijkertijd een
der genoemde scholen bezoeken.
voor ieder kind 5/0 van het schoolgeld, vastgesteld voor de
school die het bezoekt, indien drie of meer kinderen tegelijker
tijd een der genoemde scholen bezoeken.
II. Te bepalen dat deze wijzigingen zullen ingaan met 1
April 1892.
III. Te verklaren, dat de verordening op de invordering
der schoolgelden voor het onderwijs op de scholen van openbaar
lager onderwijs, mede vastgesteld den 12 Mei 1881, onveranderd
van kruclit zal blijven.
Aldus voorgesteld ter raadsvergadering van 24 November 1891
door
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden
P. LYGKLAMA a NIJEHOLT Burgemeester.
P. A. BERGSMASecretaris.
MISSIVE van de commissie van
toezicht op het lager onderwijs.
No. 7174. LEEUWARDEN, den 29 October 1891.
Wij hebben de eer .U hierbij den uitslag onzer nadere over
wegingen betreffende het bij Uw schrijven van 18 Augustus
j.l. no. 108 a/888 ons om advies, toegezonden ontwerp-voorstel
aan den Raad tot wijziging van het besluit op de heffing van
schoolgeld mede te deelen. Gelijk ons uit dat voorstel bleek,
is de aanleiding daartoe gelegen in de meerdere uitgaaf van
ƒ3500 ten gevolge van de reorganisatie van de gemeenteschool
no. 4. Het zou nu alleszins rationeel kunnen worden genoemd
om dit bedraghetzij geheelhetzij ten deele te vinden door
verhooging van het schoolgeld aan deze school. Het kan ech
ter onzes inziensbezwaarlijk opgaan omwegens de ge
noemde meerdere kosten het schoolgeld ook voor andere scho
len te verhoogen. Voor de bepaling van het schoolgeld moet
naar ons voorkomtrekening worden gehouden met de kosten
van iedere school afzonderlijk. En hieruit volgt tevens, dat wij
minder juist vinden Uwe redeneering waarbij in verband met
de beoogde verhooging van het schoolgeld, telkens wordt gewe
zen op alle kosten van het lager onderwijs in deze gemeente.
Watzouden wij willen vragen hebben de scholen nos. 2 3
en 4 te maken met de kosten der scholen voor on- en minver
mogenden Om te doen zienwat ieder der elf scholen in
deze gemeente aan de gemeente kostvolgt hier eene opgave
volgens de ook door U tot grondslag genomen cijfers van de
gemeente-begrooting voor 1891 vermeerderd met eenige bere
keningen waarvan de kennisneming ook voor U zeker niet on
belangrijk zal zijn. Onder de uitgaven voor school no. 4 is in
kolom 2 reeds begrepen de meerdere uitgave van ƒ3500.
No.
der
School.
1.
Bedrag
der
UITGAVEN
die voor
rekening
der
gemeente
blijven.
2.
Rijks-
vergoeding.
3.
Blyft over
voor
Rekening
der
gemeente.
4.
Bedrag
der
Schoolgelden.
5.
Blijft zuiver
ten laste
der
gemeente.
6.
Verhouding
van het
Schoolgeld
tot het bedrag
in kolom 4
vermeld.
7.
Getal
Leerlingen
op
iedere school.
8.
Gemiddeld
kostcnbedrag
per
Leerling.
9.
1
8,321
2,300
6,021
760
f 5,261
12,6
317
f 16
59
2
- 10,432
- 2,350
- 8,082
- 3,400
4,682
42
203
- 23
06
3
- 10,057
- 2,350
- 7,707
- 3,850
- 3,857
49,82
241
- 16
4
- 13,654
- 2,850
- 10,804
- 2,900
- 7,904
26,84
324
- 24
38
5
- 9,096
- 2,000
- 7.096
- 700
- 6,396
9,86
283
- 22
60
6
- 7,165
- 1,800
- 5,365
- 600
- 4,765
11,18
224
- 21
27
7
- 6,890
- 1,800
- 5,090
- 540
- 4.550
10,61
228
19
96
8
- 8,260
- 2,300
- 5,960
- 5,960
355
- 16
79
9
- 8,020
- 2,300
- 5,720
- 5,720
343
- 16
67
10
- 8,239
- 2,300
- 5,939
- 5,939
350
16
94
1!
- 8,790
- 2,900
- 5,890
- 5,890
453
- 13
-
98,924
-
25,250
-
73,674
-
12,750
-
f 60,924
-
3321
f 18
43
Gelijk U zal blijkenkomen wij tot een gemiddeld kosten-
bedrag per leerling voor alle scholen te zamen van f 18,43 tegen
f 19,75, het door U gestelde cijfer. Dit verschil is hierin ge
legen, dat, in overeenstemming met het le lid van art. 46
der wet op het lager onderwijsin kolom 2 en bijgevolg ook
in kolom 4 is opgenomen het bedrag der kosten welke voor
rekening der gemeente blijvenwelk bedrag alleen hier tot
grondslag mag dienen.
Het hooger bedrag gemiddeld per leerling sedert 1882 is dus
niet, gelijk in Uw voorstel wordt opgegeven ƒ2,66 maar 1,34.
Met het oog hierop zou mitsdien eene verhooging van 2,—
(om eene ronde som te nemen) per leerling voor de gemeen
tescholen nos. 23 en 4 gewettigd zijn. Toch zouden wij er
geen bezwaar in zien, dat voor de gemeentescholen nos. 2 en
3 om ons voorshands tot deze te bepalen het schoolgeld tot
ƒ30 werd verhoogd.
Tot motiveering hiervan wenschen wij terug te gaan tot het
jaar 1880, toen door Uw college den Raad een voorstel werd
aangeboden tot nadere regeling van het lager onderwijs in deze
gemeente, als gevolg van het inwerkingtreden der wet van 17
Augustus 1878 (Staatsblad No. 127). Dat voorstel is opgeno
men onder no. 14 der „Bijlagen van het verslag der hande
lingen van den gemeenteraad in 1880".
Bij dat voorstel behoorde mede eene ontwerp-verordening tot
Bylage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1891.
5
heffing van schoolgelden. Blijkens de memorie van loelichting
op dit ontwerp (bl. 143), strekkende tot belangrijke verlaging
der schoolgelden aan de scholen nos. 2 en 3 rekende men
dat de kosten dier scholen voor ieder circa 8000 's jaars
bedragende bij de nieuwe organisatie niet belangrijk hooger
zouden worden zoodatna aftrek der rijksbijdrage ad 30°/o
ongeveer 5600 ten laste van de gemeente zou blijven en
verderdatvolgens het toen ontworpen tarief, voor de le klasse
16 voor de 2e klasse 22 voor de 3e klasse 28 de op
brengst der schoolgelden in de allergunstigste omstandigheden
wellicht tot 4500 zou kunnen stijgen doch in den regel be
neden ƒ4000 zou blijven. Met deze verlaging vereenigde zich
de Raad, echter met deze wijziging, dat een eenvormig school
geld voor alle klassen ten bedrage van 22 werd vastgesteld
hetgeen over den geheelen cursus van zes jaren gerekend
op hetzelfde neerkwam.
De gunstige voorstellingen van 1880 zijn intusschen, gelijk
onze bovenstaande opgave aantoontniet verwezenlijkt gewor
den. Niet toch ongeveer ƒ5600 is ten laste der gemeente ge
bleven maar na aftrek der rijksvergoedingvoor de school no.
2 ƒ8082 en voor de school no. 3 7707 derhalve onderschei
denlijk p. m. 2500 en 2100 meer dan in 1880 was geraamd.
Daarentegen zijn de schoolgelden niet gestegen tot 4000
veel minder tot 4500 maar slechts geworden voor de school
no. 2 3400 en voor de school no. 3 3850alzoo onder
scheidenlijk minder 600 en 150.
Alles te zamen genomen blijkt derhalvedat de genoemde
scholen thans aan de gemeente meer kosten dan waarop in
1880 was gerekend: de school no. 2 3100, de school no.
3 ƒ2700.
Ons dunkt dat hierin thans voldoende grond is te vinden
om over te gaan tot eene verhooging van het schoolgeld voor
de genoemde twee scholen, en dat het derhalve ten eenenmale
onnoodig was, dien grond te zoeken in de verhooging van uit
gaven voor de gemeenteschool no. 4. De door U voorgestelde
verhooging van 8 per leerlingmag zelfsmet het oog op
de vermeerdering van uitgaven alleszins matig worden ge
noemd. De beide scholen toch kosten thans der gemeente te
zamen 5800 meer dan in 1880 het geval was, terwijl de verhoo
ging volgens de door u gemaakte berekeningmet welke
wij kunnen instemmenniet meer dan 2844 per jaar zal
bedragen. Tegen de voorgestelde verhooging van het school
geld voor de school no. 4 hebben wij nog veel minder be
zwaar. Het geheele meerder bedrag der uitgaven voor deze
school ad 3500 geheel voor rekening van de ouders der
leerlingen te brengen, zou, gelijk wel geen betoog zal vereischen,
met het oog op den stand, waartoe deze ouders behooren
moeielijk kunnen opgaan.
Een schoolgeld van ƒ16 voor alle klassen komt ons echter
weinig of niet bezwarend voor.
Een gelijkmatig schoolgeld laat zich bovendien verdedigen
omdat de onderscheidene klassen dezer school één geheel vor
men. Wij gelooven zelfsdat een verschillend schoolgeld naar
gelang der klassen zou kunnen worden geacht te strijden
met art. 21 der wet op het lager onderwijs. Volgens dit ar
tikel toch behoort de verdeeling der school in klassen tot de
bevoegdheid van het hoofd der school, de Raad kan dus wel
niet anders dan gelijk schoolgeld bepalen voor alle klassen
waarin de school is verdeeld.
Eene uitbreiding der bepaling omtrent verminderd schoolgeld,
indien meer dan één kind uit hetzelfde gezin deze school ge
lijktijdig bezoekenkunnen wij mede goedkeuren.
De vraag rijst intusschen of de meerdere inkomstenwaarop
door U wordt gerekend wel geheel zullen worden verkregen
Het is toch zeer wel mogelijk ja niet onwaarschijnlijkdat de
verhooging van schoolgeldwat namelijk de scholen 2 en 3
betreft ten gevolge zal hebbendat verscheidene ouders die
scholen niet langer voor hunne kinderen bestemmen, maar deze
naar de belangrijk goedkoopere school no. 4 zenden zullen. Wij
duchten echter geenszins eene vermindering van het getal leer
lingen voor de laatstgenoemde schoolmaar zien veeleer het
tegendeel tegemoet. De hervormingdie deze school heeft on
dergaan is zóó belangrijkdat niet wel is aan te nemendat
er ouders zullen worden gevonden die om de betrekkelijk ge
ringe verhooging van schoolgeld hunne kinderen van deze school
zullen afnemen. En voor zoover dit wél het geval mocht wor
den met leerlingen die thans de scholen 2 en 3 bezoeken
zou dit in elk geval ten goede komen aan de school no. 4
als de eenige inrichting voor lager onderwijs waarheen deze
leerlingen zouden kunnen worden gezonden. Kunnen wij ons
dus doch op anderen grond dan door U is aangevoerd ver
eenigen met Uwe voorstellen tot verhooging van het schoolgeld
voor de scholen nos. 2 3 en 4 van een ander gevoelen zijn
wij ten aanzien van Uw voorstel omtrent de school no. 1. De
daarvoor door U bijgebrachte grond komt ons niet voldoende
voor. Daargelaten, dat het niet wel zou kunnen opgaan, eenige
school te bestemmen voor de kinderen van ouders uit een be
paalden stand, en evenzeer terzijde gesteld de vraag, of de
school no. 1 meer in het bijzonder wordt bezocht door kinde
ren van de door U bedoelde belastingschuldigen met een inko
men van ƒ700 tot ƒ1000, zijn wij van oordeel, dat hier dan
alleen hooger schoolgeld dan voor de scholen nos. 56 en 7
wordt gehevenzou zijn gewettigd indien er meer leervakken
dan op deze scholen werden onderwezen. Daar dit echter niet
het geval is (en wij ook geenerlei reden zouden weten te vin
den waarom de omvang van het onderwijs op de school no.
1 zou moeten worden uitgebreid) zijn wij niet zonder vrees,
dat Hooger gezag op dien grond, met het oog op in den laat-
sten tijd genomen beslissingende verhooging van schoolgeld
niet zou goedkeuren. Wij laten hierbij nog geheel in het mid
den dat bij uitbreiding van den omvang van het onderwijs op
de school no. 1 ook de uitgaven voor die school zouden ver
meerderen zelfs in die matedat daardoor de meerdere op
brengst van het schoolgeld zoo niet geheel dan toch grooten-
deels zou verloren gaan.
In hoever voor het overige de indiening aan den gemeenteraad
van een voorstel tot verhooging van het schoolgeld aan de scho
len nos. 2 3 en 4zou moeten wachten totdat door den
Raad een besluit zal zijn genomen op het bij ons schrijven van
8 October j.l. no. 7162 behandeld, aan hem gericht verzoek
schrift van de afdeeling Leeuwarden van het Nederl. Onderwij
zers genootschap tot verhooging van de onderwijzers-jaarwedden,
meenen wij aan Uwe beslissing te moeten overlaten.
De Commissie van Toezicht op het
Lager Onderwijs
A. DUPARG Voorzitter.
J. ARIËNS KAPPERS Secretaris
Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden