Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1891. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1891. 3 a 1,70 M. beneden Z. P. gelegen bodems van het enge Vliet en de kronkelende Potmarge de dorpels of slagboomen die de schepen van eenige capaciteit beletten om van uit het uit stekende vaarwater LemmerStroobos aeze gemeente te be reiken. De rechtmatige klachten over den zeer onvoldoenden toestand van het vaarwater LeeuwardenHarlingen ze dag- teekenen reeds uit een tijdvak, dat lang achter ons ligt Naar aanleiding van door de stoombootdirectiën ingezonden adressen werd de verbetering der op deze gemeente uitloo- pende vaarwaters in de vergadering der Staten van dit gewest, dd. 10 Julij 1885, uitvoerig besproken. Verschil van gevoelen over de wenschelijkheid ja de noodzakelijkheid der met zoo veel klem en nadruk gevraagde werken, bestond ook bij de Staten niet. De wetenschap dattoen in 1859 voor de laatste maal de Harlinger—Leeuwarder vaart werd verbeterd, de plaatselijke toestanden slechts eene afwisselende bodembreedte van 7,60 M. tot 18,— M. konden toelaten, moest de overtuiging schen ken dat afdoende verbetering rechtmatig konde worden ge vraagd, maar voor die afdoende verbetering ontbraken in 1885 de middelen, tenzij door het opleggen van nieuwe belastingen de provinciale geldmiddelen werden verruimd. Dat werkelijk alleen het verschuiven naar een meer gunstig tijdstip door de Staten werd bedoeld getuigt het met alge- meene stemmen den 16 Juli 1885 onder no. 2 sub 4 genomen besluit, luidende „Heeren Gedeputeerde Staten uit te noodigen, om wanneer „de uitvoering van het plan tot verbetering van den binnen- „landschen waterstaat zijne voltooiing nadert, deze vergadering „in de gelegenheid te stellen, een voorstel tot verbetering van „het kanaal van Leeuwarden naar Harlingen in overweging te „nemen." Gedeputeerde Staten zijn in die opdracht niet te kort ge schoten, want reeds in den zomer van 1888 werkte de provin ciale waterstaat aan de voorbereiding der plannen. In de wintervergadering van 1889 werden de Staten in de gelegenheid gesteld, kennis te maken met de door den provin cialen hoofdingenieur opgemaakte voorloopige ontwerpen. In de zitting van 7 November 1889 hadden over en naar aanlei ding van die plannen belangrijke besprekingen plaats. Bij die gelegenheid werd, even als in 1885, het denkbeeld uitgespro ken, dat het wenschelijk zoude zijn, om met de verbetering van het vaarwater LeeuwardenHarlingen in verband te brengen de verbinding van Leeuwarden met het grootscheepsvaarwater Stroobos—LemmerStavoren. De onderhandelingen tusschen Gedeputeerde Staten en het gemeentebestuur over den aanleg van het kanaalpanddat in dit rapport wordt behandeld, vin den daarin hunnen oorsprong. De algemeene beraadslagingen over het kanaalplan namen in alle sectiën breede afmetingen aan. In twee sectiën verklaarde eene kleine minderheid zich be slist tegen elke inmenging der gemeente in dit veelomvattende werk. Die minderheid is ook in onze commissie door eene min derheid vertegenwoordigd. Zij grondde hare bezwaren zoowel op den feitelijken toestand waarin Leeuwarden als handels plaats verkeertals op al hetgeen tot verlevendiging van den handel vroeger hier is gedaan. Naar de overtuiging dier minderheid is de voornaamste grond waarom de handel hier nooit eene groote vlucht heeft geno men vooral daarin gelegen, dat er onder de ingezetenen weinige handelaren worden gevondende aanleg van een kostbaar werk zal daarin geene verandering brengen, vooral niet dit kanaal dat meer is in het belang der provineie, en dat door zijne rich ting en aansluiting aan het vaarwater StroobosLemmer en de kortere rechtstreeksche verbinding met de zee, veel meer Groningen zal ten goede komen. Groningen zij haar bloeiende handel gegund, 't Zij eene belooning voor de energie der in gezetenen, maar dat onze gemeente de kosten zal dragen voor de verbetering der vaarwaters, waarvan door anderen de voor deden zullen worden genotendaartegen verzet zich het wel begrepen belang der gemeente. Wanneer er aan eene verbeterde handelsweg als de nu voor gestelde behoefte bestond, dan is het toch wel te verwonderen, dat noch de Kamer van Koophandel en Fabrieken te dezer stede, het lichaam, dat officiéél geroepen is zijn aandacht aan de belangen van handel en scheepvaart te wijden nooit den raad heeft attent gemaakt op dit zoo het schijnt nu afdoend geneesmiddelnoch ook eenige andere handelsvereeniging of ook handelaren nooit deze zaak ter sprake hebben gebracht en zelfs nu terwijl de zaak van het kanaal toch sedert maan den publiek isheeft zich geen enkele stem ten gunste daar van doen hooren. Dat de handel zelve weinig behoefte aan nieuwe waterwegen gevoeltblijkt nog ten overvloede, dat de heer voorzitter van de vereeniging „Handelsbelang" in eene vergadering dezen zo mer gehoudenden weinigen handel van Leeuwarden besprekende, zegt (zie de Leeuwarder Courant van 15 Juli 1890) „niette genstaande in het centrum van vele en groote kanalen en wa terwegen sporenenz." Bij de behandeling van dit ontwerp wordt men met leedwe zen herinnerd, hoe ook vroeger middelen om den handel te ver levendigen steeds gefaald hebben. Om van kleinere pogingen niet te gewagen strekke alleen tot voorbeeld l®. de doorgraving van Camstrabuurt in het jaar 1859 ten behoeve van het grootscheepsvaarwater Dockumer Nieuwezijlen Harlingen en 2e. de stichting van de Handelsbeurs in 1880. Geen van beide hebben toch aan de hooggespannen ver wachtingen beantwoord. Wanneer men de geschiedenis nagaat van sub 1°dan is het bijna eene historie bis in idem wat het loven en bieden met de Gedeputeerde Staten aangaat, 't Is waarde gemeentelijke bijdrage voor dat kanaal heeft behalve de opofferingen van de opbrengst van het Vallaat wel niet zoo veel bedragen als nu geëischt wordtde kosten daarvan waren pl. m. f 100.000. maar van de toen verwachte voordeelen is niets gekomen. De pakhuizen en fabrieken, die men aan den Noordersingel in de verbeelding verrijzen zagde heerlijke vruchten die de stad onzer inwoningvolgens het gevoelen van de stellers van het toenmalig rapport over deze zaak van de uitvoering der be raamde plannen mag belovenzijn gebleken utopiën geweest te zijn. Er is meerdere doorvaart langs de Noordergracht gekomen dat is niet tegen te spreken maar het bepaalt zich alleen tot doorvaart. Uwe minderheid zou vreezen, dat het gebruik van de door graving Grachtswal—Tijnje zich ook enkel tot doorvaart zal bepalen. Wat het 2® voorbeeld aangaatde handelsbeursook te dien opzichte heeft de ondervinding bewezen, dat de grootsche ver wachtingen, dat de handel van belang zou toenemendie eigenlijk voor hare ontwikkeling slechts wachtte op een beurs gebouw, geheel zijn teleurgesteld. Uit de gemeenteverslagen van de jaren van vóór en na de ingebruikstelling van de beurs betreffende den handel in granenzaden enz.ziet men eerder achteruit- dan vooruitgang. De handelskantorendie men meende dat zich hier zouden vestigenzijn achterwege ge bleven. Met zulke ondervindingen heeft de minderheid uwer com missie van rapporteurs geen moed mede te werken om zulk een belangrijk kapitaal aan te wenden voor iets van toch slechts problematisch nut. Naar haar idee heeft zij geen vrijheid de toekomst te belas ten met zoo'n groote schuld en daardoor noodzakelijke belas- tingverhoogingen. Zij kan niet deelen de optimistische be schouwingen over aflossingen enz. enz.op financiëel, niet min der als op elk ander gebied, worden zoo dikwijls de beste verwachtingen gelogenstraft. Bovendien zijn de gewone ge meenteuitgaven uit den aard der zaak steeds stijgende. Wie kan voorspellen of niet het nageslacht voor buitengewone uit gaven komt te staanwier noodzakelijkheid nu nog niet is te voorzien Wanneer de provincie het kanaal in haar belang noodig oor deelt dat zij het dan bekostige. Leeuwarden heeft voor de millioenen schats, die de provincie voor de verbetering van haren binnenlandschen waterstaat heeft, besteed ook haar evenredig aandeel gedragen en althans rust op de provincie de verplich ting het kanaal Harlingen—Leeuwarden Dockum— Nieuwezij len afdoende te verbeteren. Deze stellingen werden door de groote meerderheid met kracht bestreden en de meerderheid van rapporteurs staat hier naast de meerderheid in de sectiën. Het kan niet worden ontkend, dat de handelsbeweging van Leeuwarden is achteruitgaande. Met de nijverheid is het nog treuriger gesteld. Brengt men slechts in herinnering de jaren van het laatste tijdvak, dan zijn ze te noemen, de nijverheidsin richtingen de fabriekende werkplaatsen waar vele handen werk tal van onze medeburgers een nuttigen werkkring, een eervol bestaan hadden gevonden, doch die helaas één voor één zijn verdwenen. Met den handel, met de nijverheid ging ook de welvaart voor alle klassen der maatschappij terug. Nog meer. Behalve het verlies, dat direct wordt geleden, dat dadelijk wordt gevoeld, moet de ernstige denker met zorg voor de toekomst worden vervuld, want zelfs de liefde voor handel en bedrijf, de belangstelling het vertrouwen de ondernemingsgeestze gaan met de ouderen ten grave, bij de jongeren verloren. Kan tegen deze feiten de bewering worden ingebracht, dat ze niet het onmiddellijk gevolg zijn van onze zoo hoogst ge brekkige waterwegen, te ontkennen is het niet, dat meerdere gemeenten in ons vaderlandook in onze meer dadelijke om geving, op het gebied van handel en nijverheid in de laatste 25 jaren belangrijk zijn vooruitgegaan omdat ze de wegen hebben verruimd, die naar het wereldverkeer leiden. Zal nu de afdoende verbetering van onze vaarwaters de herleving van den handel, de ontwikkeling van onze nijverheid ten gevolge hebben Die vraag kan door niemand met besliste zekerheid worden beantwoord. Eéne zaak echter is voor geen tegenspraak vatbaardoen wij nietsslaan wij de hand met aan het werkhandel en nijverheid zij zullen niet kunnen herleven dan gaan wij den doodslaap in. Friesland's weleer zoo bloeiende hoofdstad zal in een niet ver meer verwijderd tijdstip onder de villes mortes eene plaats worden aangewe zen. Mag redelijkerwijze het tot stand komen van het in dit voorstel bedoelde groote werk worden beschouwd als een machtigen hefboom voor de ontwikkeling der gemeentemen mete de bezwaren, die misschien daartegen kunnen worden bijeengebracht, niet te breed uiteene prijzenswaardige voorzich tigheid ontaarde niet in angstvalligheid. Niet voor de eerste maal staat Leeuwardens gemeenteraad voor de beantwoording van hoogst belangrijke diep ingrijpende vraagstukken. De vroede mannen, die ons zijn voorgegaan ook zij zagen de altijd onzekere toekomst met een dichten sluier omhangen maar bezield met het edele doel, het heil der ge meente te bevorderen, schreden zij met bedachtzamen tred steeds in de goede richting vooruithun vertrouwen is niet beschaamd hun werk is der gemeente ten zegen. De meerderheid onzer commissie sluit zich dan ook gaarne aan bij den dank en de huldedie in een der sectiën aan heeren burgemeester en wet houders is gebracht, voor het helder oog en den ruimen blik waarmee zij ook in dit voorstel, het ware belang der gemeente hebben- doorzien. In alle sectiën gingen stemmen op, om te betoogen, dat een grootscheepsvaarwater van den Grachtwal naar Garijp alleen en eerst dan voor onze gemeente waarde heeft wanneer ook de vaart Leeuwarden—Harlingen de capaciteit van zulk een vaarweg zal hebben verkregen. Vele leden wenschten, dat vóór dat van wege de gemeente eenige overeenkomst of verplichting zoude worden gemaakt of aanvaard, van de provincie de recht streeksche verklaring worde^ontvangen „de vaartverbetering'Har- „lingen—Leeuwarden en Grachtswal—Garijp één werk, dat ge lijktijdig of in ongebroken opvolging moet worden voltooid." Andere leden, hoezeer ook overtuigd, dat niet het gedeelte maar het geheel noodzakelijk isstaan aan de zijde van bur gemeester en wethouders, die het noch noodig noch gewenscht hebben geachtten aanzien van de Harlinger-Leeuwarder-vaart eenige voorwaarde te stellen. Rapporteurs deelen eenstem mig die meening, en kunnen U dus geen voorstel doen, om in dezen aan de conclusie uitbreiding te geven. Uit de in dit rapport in weinige woorden besproken geschiedenisdie de voorbereiding tot de verbetering van de Harlingervaart bij het provinciaal bestuur heeft doorloopen blijkt toch duidelijk, dat reeds in 1885 door de Staten zonder eenig voorbehoud is besloten, dat groote werk op afdoende wijze ter hand te nemen. Het is dan ook aan geen redelijken twijfel onderhevig of de dagen zijn geteld, waarop met dat werk zal worden aangevan gen, en voor de provincie komt het offer, dat aan de vaart Har lingen—Leeuwarden moet worden gebracht, dan eerst tot volle recht, wanneer dat grootscheepsvaarwater niet in- of nabij deze gemeente eindigtmaar met vol profiel in noordelijke richting tot DockumNieuwezijlen, of oostelijk tot Garijp wordt verlengd. Van dit laatste is het in dit voorstel behandelde kanaalpand een gedeelte. De totstandkomingniet van de eerste maar van de tweede verbindingLeeuwarden—Garijp is èn voor de pro vincie èn voor de gemeente van overwegend belang. Voor de provincie, omdat het is de kortste, de gemakkelijkste de minst kostbare verbinding HarlingenLeeuwarden—Groningen voor de gemeenteomdat dan in meerdere mate zal worden doorsne den de bebouwde of nog te bebouwen kom der gemeente. Die verbinding, LeeuwardenGarijp zooverre dit slechts mo gelijk isin de hand te werken is volgens de meerderheid uwer rapporteurs ook dóarom zoo gewenschtomdat daar door het werktuig in beweging zal worden gebrachtwaardoor de zoo vurig verlangde verbetering van de vaart Leeuwarden Harlingen zal worden voltooid. Naar het oordeel Uwer rapporteurs zijn de bezwaren die door de groote meerderheid der 3e en de minderheden der le en 2e sectiëntegen het eerste onderdeel van het voorstel „dat de gemeente bereid isvoor hare rekening uit te voeren „de ontworpen verbinding van de zuider stadsgracht met de „Tijnje", zijn ingebracht, eene ernstige overweging waardig. Dit kanaal zoo is gezegd mag en kan niet zijn een gemeentewerkomdat het is en zal zijn een provinciaal vaar water, een onderdeel van het uitgestrekte net provinciale vaar ten en kanalen dat geheel het gewest doorsnijdt. De provin cie wenscht de totstandkoming van dit kanaalomdat het provinciaal bestuur, en ook het provinciaal bestuur alléén, in de belangen der scheepvaart moet voorzien, en ook, omdat de geregelde afstrooming van het boezemwater, voor scheep vaart en landbouw van zulk een overwegend belangdoor de voltooiing van dit kanaalpand zeer zal worden gebaat. De provincie belaste zich dus met de uitvoering. Het ontworpen kanaal kan ook voor onze gemeente van be- teekenis wordenmaar eerst en ook alléén danwanneer de gemeentedoor den aanleg van kostbare werken in en naast dat kanaal dus met groote financiëele opofferingen de moge lijkheid daarvan in het leven roept. In geen geval ga dan ook het gemeentebestuur verder dan de toezegging van eene ruime subsidie en de overname van de beschikbaar blijvende terreinen tegen den kostenden prijszooals de raad in de geheime zitting van 27 Mei 1890 heeft besloten. Deze stellingenhoe juist ook in zich zelvekunnen naar het oordeel van rapporteurs hier niet zóó afdoende worden genoemddat het voorstel in dien zin zoude moeten worden gewijzigd. Integendeelhet belang der gemeente vordertdat de uitvoering door haar geschiede. Het is onbetwistbaar waar, datwanneer de provincie de uit voering opneemtdan het werk door de meesterhand zal worden verrichtmaarhet oog van dien meester is dan en terechtalléén gericht op het provinciaal belang. Waar nu èn de provincie èn de gemeente één eisch hebben het ver krijgen van een ruimendiepen vaarwegdaar zijn ook hunne belangen één. Maar waar om in de bestaande of toekomstige behoeften te voorzienin het gemeentebelang speciale eischen moeten worden gestelddaar kan de gemeente daaraan ge-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1891 | | pagina 41