2
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1892.
Artikel 7.
Voor liet geven van onderwijs in de Gymnastiek wordtbo
ven de in artikel 3 bepaalde jaarwedde jaarlijks 30.— voor elk
lesuur in de week toegekend, voor zooverre de onderwijzer niet
reeds is in het genot eener vaste jaarwedde als gemeentelijk
Gymnastiek-onderwijzer.
Artikel 8.
De jaarwedden van de onderwijzeressen in de handwerken
bedragen
aan de school der eerste klasse 500.—
aan de overige scholen van 100.tot 250.telkens bij
raadsbesluit te bepalen.
Artikel 9.
De jaarwedde voor een onderwijzer belast met de leiding
eener herhalingsschool bedraagt 150.— voor de andere on
derwijzers 100.
Artikel 10.
Waar in deze verordening het woord „onderwijzer" wordt
gebruikt is daaronder het woord „onderwijzeres" begrepen
tenzij het tegendeel uitdrukkelijk is bepaald.
OVERGANGSBEPALINGEN.
Artikel 11.
Alle onderwijzersdie bij het inwerking treden dezer veror
dening eene hoogere jaarwedde genieten dan hun uit kracht van
deze verordening zou toekomen blijven in het genot dier hoo
gere jaarwedde.
Zij worden door burgemeester en wethouders de commissie
van toezicht op het lager onderwijs gehoord overeenkomstig
die jaarwedde gerangschiktmet dien verstande dat
a. de onderwijzers aangesteld vóór den lsten Januari 1891,
op advies van de commissie van toezicht op het lager onder
wijs kunnen worden vrijgesteld van den eisch omschreven in
het laatste lid van artikel 3 dezer verordening.
b. de onderwijzers der derde klasse niet dan na vijf jaren
dienst in de gemeente tot de tweede klasse worden bevorderd.
Artikel 12.
De onderwijzers aan de herhalingsschool met driejarigen cur
sus blijven in het genot hunner jaarwedde tot den lsten April
1893.
Artikel 13.
De jaarwedde van den onderwijzer in het teekenen aan de
school der eerste klasse voor meisjes blijft vastgesteld op ƒ200.—
Artikel 14.
Deze verordening treedt in werking den ln Januari 1893.
Bij hare invoering zijn alle bestaande verordeningen en beslui
ten tot regeling van de jaarwedden van onderwijzers aan de
gemeentescholen van lager onderwijs vervallen.
MEMORIE van TOELICHTING voor het
ontwerp-verordening tot regeling
der jaarwedden van de onderwijzers
aan de gemeentescholen van open
baar lager onderwijs.
Door de overlegging van de zeer breedvoerig gemotiveerde
voorstellen van de commissie van toezicht op het lager onder
wijs met de finantiëele berekeningen en van de missive van
den Arrondissements Schoolopziener van 17 November 1890
rekenen wij ons ontslagen van het geven eener toelichting van
de verordening in het algemeen.
Wat in die stukken éénmaal goed gezegd, goed becijferd is
behoeft toch hier niet herhaald te worden.
Ook de artikelen behoeven slechts eene korte toelichting.
Art. 1.
Is wat de jaarwedden betreft, gelijk aan art. 1 der oude ver»
ordening van 12 Mei 1881 (Gemeenteblad no. 15); de aanvul
ling met de woorden „onverminderd vrije woning of vergoeding
voor huishuur" steunt op de bepalingen van artikel 20 alinea
4 en 5 der wet op het lager onderwijs.
Art. 2.
In verband met de voorstellen omtrent de jaarwedden der
klassen-onderwijzers is het billijk, dat ook de termijn voor de
verhooging van de tractementen der hoofden van scholen worde
ingekort. Die inkorting, zóó dat na 12 jaren dienst als hoofd
eener school in deze gemeente het maximum wordt bereikt
schijnt zich bovendien aan te bevelen hierdoor, dat de zorgen
van de meeste hoofden op dat tijdstip (ongeveer 42-jarigen
leeftijd) in den regel het grootst zijn.
Art. 3—6.
De hier voorgestelde regelingin hoofdzaak ontleend aan
soortgelijke verordeningen in verschillende gemeenten van ons
land (zie de 8 verordeningen hierbij overgelegd) en door de
commissie van toezicht op het lager onderwijs zoowel als door
den Arrondissements Schoolopziener met warmte aanbevolen
beoogt voornamelijk
1°. aan de onderwijzers een prikkel te meer te geven om
zich verder te bekwamen.
2®. lotsverbetering te schenken aan hen die in weerwil
van hunne bekwaamheid en geschiktheid geringe kans hebben
eerste onderwijzer (plaatsvervangend hoofd) of hoofd eener
school te worden.
3°. de verplaatsing te bevorderen van minder bekwame of
ongeschikte onderwijzers.
De verlaging van het tractement van ƒ600.— bij eerste aan
stelling tot ƒ500.—, schijnt ons toe zonder bezwaar te kunnen
worden ingevoerd waar Groningen DelftHaarlem 's-Gra-
venhage en Zwolle ditzelfde cijfer aannemen, is dit zeker voor
Leeuwarden ook voldoende, vooral in verband met den korten
termijn voor de bevordering tot de derde klasse gesteld.
Om evenwel bij aanstelling van onderwijzers met verplichte
hoofdacte de keus niet te beperken tot de onderwijzers in de
gemeente is hunne plaatsing in de derde klasse noodzakelijk.
Door den eisch dat voor bevordering tot eene hoogere klasse
een onderzoek moet worden ondergaan en dat voor de 1ste en
2de klasse de hoofdacte moet zijn verkregen worden vol
doende waarborgen verkregen voor bekwaamheid en geschikt
heid het theoretisch examen voor de onderwijzers der vierde
klasse heeft vooral op het oog te zorgen dat zij zich voortdu
rend aan de studie blijven wijden. Aan de onderwijzers die vijf
jaren dienst in de gemeente hebben kan veilig de eisch wor
den gesteld dat zijom in de 2de klasse bevorderd te worden
in het bezit moeten zijn der hoofdacte.
De regelen voor de uitvoering in artikelen 4 en 5 voorge
steld behoeven geene toelichtingde hoofdstrekking dier bepa
lingen is om door samenwerking van alle betrokken autori
teiten de meest volstrekte waarborgen te erlangen voor eene
juiste en onpartijdige toepassing der verordening.
De regeling der extra-bezoldigingen sluit zich aan den be-
staanden toestand aan (art. 2 der oudo verordening); de vorm
alléén is in verband met het nieuwe artikel 3 gewijzigd.
Over de financieele gevolgen van de gcheele nieuwe regeling
behoeven wij u slechts te verwijzen naar de bijlage D „bere
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden 1892.
3
keningen en recapitulatie" gevoegd bij het voorstel der Com
missie van toezicht op het lager onderwijs.
Approximatief zalna verloop van acht jaren het cijfer
van de tractementen van alle klassen-onderwijzerseene ver
hooging ondergaan van 4500.— in het jaar terwijl de nieuwe
bepaling van artikel 2 eene dadelijk ingaande verhooging van
700.— zal meebrengen.
Die officieele offers zijn naar ons oordeel voor de gemeente
niet te groot tegenover de boven ontwikkelde voordeden die
het onderwijs stellig ten goede zullen komen.
Artikel 7.
Is gelijk aan de laatste alinea van art. 3 der oude verorde
ning zooals die is vastgesteld bij besluiten van 11 December
1884 en 25 Juni 1885 (Gemeentebl. No. 17).
Artikel 8.
Is ontleend aan artikel 3 dier zelfde verordening alinea 2 en 3.
Artikel 9.
Door de toevoeging der theoretische aan de practische am
bachtsschool kan de herhalingschool met driejarigen cursus
op den lsten April 1893 vervallen, omdat van de 63 leerlingen
dier school, 60 leerlingen der ambachtsschool zijn.
Om eene wijziging dezer verordening kort na de invoering te
voorkomen is dit artikel aldus gewijzigd en door eene over
gangsbepaling (art. 12) gezorgd voor het instandblijven van den
bestaanden toestand tot op gemeld tijdstip.
Een voorstel tot wijziging der verordeningen „tot regeling
van het Openbaar Onderwijs" zal spoedig worden ingediend.
Artikel 11.
De bepaling sub b strekt om te voorkomen dat de onderwij
zers sedert korten tijd aangesteld op een tractement van ƒ600
binnen den termijn van 5 jaren tot de 2de klasse zouden kun
nen worden bevorderd.
Artikel 13.
Steunt op het Raadsbesluit van 13 October 1885 No. 4.
Artikel 14.
De verordeningen die komen te vervallen zijn die
van 12 Mei 1881 Gemeentebl. No. 15.
13 Juli 1882 7.
17 November 1884 6.
11 Dec. 1884 en 25 Juni 1885 Gemeentebl. No. 17.
23 Juni 1891 Gemeentebl. No. 16.
Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwa't den.